Tot 40% extra korting op winters assortiment!

zaterdag 30 maart 2013

Een haas met een boodschap

Twee maanden geleden besprak ik wat de koning van Medië Astyarges zij dienaar Harpagus had aangedaan  toen hij een kind dat gedood had moeten worden, liet opvoeden door herders. Dat kind was de latere Cyrus de Grote (6e eeuw v.Chr.) en die bevond zich aan het hof van de koning. De profetie was dat dat kind koning zou worden, maar priesters hadden de koning ervan overtuigd dat dat ik kleine dingen kon zitten en Cyrus was als kind met zijn vriendjes wel eens koning in de spellen die zij speelden. Wel raadden de priesters de koning aan Cyrus terug naar huis te sturen.

Harpagus was echter niet klaar met de hele kwestie. Hij was op de hoogte van de profetie en terwijl hij zijn zoon tussen zijn tanden uithaalde met een tandenstoker, bedacht hij dat Cyrus het ook moest weten en zo de troon kon overnemen. Kennelijk was Harpagus het niet eens met de priesters. De Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) vertelt in zijn Historiën wat het beste was dat hij kon bedenken (Historiën I.123.3-4):
[...] Harpagus wilde zijn bedoeling [om Cyprus op de troon te krijgen en Astyages te straffen voor wat hij had gedaan] kenbaar maken aan Cyrus die toen onder de Perzen [de regio die destijds geregeerd werd door de Meden. De Perzen zaten elders]. Maar de wegen werden bewaakt en hij had geen ander plan voor het sturen van een boodschapper dan deze: hij sneed zorgvuldig de buik van een haas open en hij stopte er zonder het verder te beschadigen een papiertje op waarop hij schreef wat hij het beste achtte. Vervolgens naaide hij de buik van de haas weer dicht en stuurde het naar Perzië door zij meest vertrouwde bediende, die hij netten meegaf om te dragen, als ware hij een jager. De boodschapper was geïnstrueerd om Cyrus de haas te geven en hem mondeling te zeggen deze met zijn eigen handen te openen, wanneer niemand anders aanwezig was.
Zo geschiedde. Het feit dat Cyrus later Cyrus de Grote zou worden genoemd, moet voldoende zeggen over het succes van deze missie.

donderdag 28 maart 2013

Assurbanipal meende het!

Bij het luisteren naar The Ancient World Podcast waar ik nu eindelijk helemaal bij ben, kwam de neo-Assyrische koning Assurbanipal (685 - 627 v.Chr.) aan bod en dat blijkt een bijzonder interessante figuur te zijn. Assurbanipal was de laatste grote koning van de Assyriërs, het volk met een reputatie van wreedheid vergelijkbaar met de Hunnen, maar dan met een machtig rijk. Hij voerde aan aantal belangrijke veroveringsoorlogen en bracht met de karakteristieke Assyrische wreedheid grote legers op de knieën. Daarnaast is Assurbanipal de enige Assyrische heerser geweest dit kon lezen en schrijven (ik zoek nog naar de inscriptie waarin hij hierover opschept, dus als iemand me kan helpen...). Onder Assurbanipal werd de Bibliotheek van Nineve opgezet.

Assurbanipal heeft veel kleitabletten achtergelaten, waaronder een inscriptie (artikel is gratis te downloaden als je je aanmeldt bij deze site) ter ere van Ningal, de godin van het rietland die verder ook met koninginnen verbonden lijkt te zijn geweest. Het blijkt dat Assurbanipal houten arken heeft laten vervaardigen voor de godin en daar is de koning heel trots op. Opvallend is dat hij in de gaten heeft dat houten voorwerpen geen eeuwigheid meegaan, dus besluit hij zijn inscriptie met richtlijnen voor het onderhoud van de arken. Volgende heersers moeten de arken repareren als ze versleten maken, maar geen wijzigingen aanbrengen, want daar heeft Assurbanipal een vloek over uitgeschreven (Keerzijde 15-22):
Maar hij die deze arken verandert en hun inhoud in iets anders verandert en de glorie van Ningal, mijn vrouwe, belastert en mijn naam verandert, laat Sin [de maangod], de machtige heerser, er dan voor zorgen dat hij gek wordt en laat de shedu-geest [een monsterlijke god] zijn leven afnemen. Laat Ningal, de machtige heerseres, de paarden van zijn strijdwagen losmaken en zijn juk vernielen!
Assurbanipal meende het.

Boekentip voor vandaag:
George Smith, History of Assurbanipal. Translated from the Cuneiform Inscriptions

dinsdag 26 maart 2013

Oneerbiedige broer en zus

Een hele tijd geleden besprak ik de consul Publius Claudius Pulcher die heilige kippen overboord gooide en vervolgens een zeeslag verloor. Nou, deze man had een zus: Claudia, en Claudia had issues. Volgens de Romeinse historicus Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) had zij het niet zo op het gewone volk in Rome, wat haar op een proces kwam te staan. Suetonius vertelt in zijn biografie van de keizer Tiberius (42 v.Chr - 37 n.Chr.) wat er gebeurde met Claudia (Tiberius 2.3):
[...] Aan de andere kant [keizer Tiberius had twee Claudia's in de familie, een goeie en een andere] de Claudia die voor het volk terechtstond wegens volksvijandigheid, iets ongehoords voor een vrouw, omdat ze, toen haar wagen in een dichte mensenmenigte niet kon opschieten, openlijk de wens had geuit: "Ik wou dat mijn broer Claudius Pulcher uit de doden zou opstaan en nog een vloot verloren doen gaan. Dan zou de drukte in Rome minder groot zijn."
Dit moeten broer en zus zijn geweest!

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome

zondag 24 maart 2013

Een koekje van eigen deeg

Cleomenes III (3e eeuw v.Chr.) was koning van Sparta en is bekend geworden om zijn hervormingsbeleid. Hij herverdeelde het land onder de bevolking van de polis en liet extra mensen toe tot de burgerrangen. Zoals dat echter vaak gaat in de Oudheid, moeten rivalen voor de troon dood om ruimte te maken voor de macht van de koning. Dit overkwam Archidamus. Volgens de Griekse historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) riep Cleomenes Archidamus op naar Sparta te komen om iets te regelen om van hun conflicten af te komen. Aangekomen in Sparta werd hij ter dood gebracht.

Als je iemand dood, dan betekent dat vaak dat je nieuwe vijanden maakt. Zo ook met Archidamus. Hij had een goeie vriend gemaakt in Messenië waar hij verbleef voor hij noodlottig werd teruggeroepen. Zijn naam was Nicagoras en hij was handelaar en was bij Archidamus' dood gespaard door Cleomenes. Dit zorgde ervoor dat hij dankbaarheid kon veinzen en een plan kon smeden om wat terug te doen. Nicagoras moet Cleomenes namelijk een inspirerende persoon hebben gevonden, want toen de tijd kwam dat hij de kans kreeg met een list een hoofdrol te spelen in diens dood, greep hij hem. Cleomenes was in Egypte toen Nicagoras daar aankwam met een vracht. Polybius vertelt verder (Historiën V.37): 
[...]Deze Nicogaras was aangekomen in Alexandrië met een lading paarden [...] en toen hij aan wal ging, ontmoette hij Cleomenes met zijn vrienden Panteus en Hippitas, die op de kade aan het rondlopen waren. Toen Cleomenes Nicagoras zag, ging hij naar hem toe, groette hem warm en vroeg hem welke zaken hem daar brachten. Toen hij vertelde dat hij gekomen was met een lading paarden om te verkopen, zei Cleomenes: "Je had er beter aan gedaan als je een lading gigolo's en meisjes om de harp te bespelen [niet de hoogst aangeschreven beroepen] zou hebben meegebracht; dat is het soort lading waar deze koning dol op is!" Op dat moment glimlachte Nicagoras en zei niets, maar een paar dagen later, toen hij verschillende ontmoetingen had met Sosibius [de koning] vanwege de zaken met de paarden, citeerde hij Cleomenes' woorden tegen hem.
Iedereen kan nu wel raden wat dit betekende voor de relatie tussen beide heren en Cleomenes pleegde enige tijd later niet geheel op eigen initiatief zelfmoord. Zo gaat dat soort dingen soms. 

Boekentip voor vandaag:
Polybius, The Rise Of The Roman Empire

vrijdag 22 maart 2013

De Aarde is rond

Er wordt weleens gezegd dat in de tijd van Columbus (late 15e en vroeg 16e eeuw n.Chr.) algemeen gedacht werd dat de aarde plat was en dat je er met een boot vanaf kon varen. Iedereen heeft die tekeningen wel eens gezien. Feit is dat dit niet het geval was. Onder geografen was wel consensus over de vorm van de Aarde (niet over de grootte). De Alexandrijnse geograaf Claudius Ptolemaeus (2e eeuw n.Chr.) wordt vaak gezien als dé autoriteit voor de theorie dat de aarde rond is en het feit dat die theorie niet nieuw is. Hij is daarin alleen zeker niet de eerste geweest.

Anaximander van Mylete (611 - 546 v.Chr.) was in zijn tijd al zeker van zijn zaak over hoe de Aarde eruit moet zien. Volgens de biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) had hij een aantal interessante ideeën over dit onderwerp (Anaximander II.1):

[hij was ervan overtuigd] dat de Aarde, die een bolvorm had, in het midden [ergens van] lag en de plaats van een centrum innam; dat de maan, die schijnt met geleend licht, haar verlichting van de zon krijgt; verder dacht hij dat de zon net zo groot was als de aarde en dat het bestaat uit het puurste vuur.
Anaximander was ook niet de eerste met deze opvatting en hij zit er feitelijk hier en daar ook naast, maar dat is ook niet het punt. Het punt is vergelijkbaar met de eerder besproken Empedocles en zijn opvattingen die iets weg hebben van de evolutietheorie. De oude Grieken waren in sommige opzichten heel ver. Anaximander's opvattingen zijn wellicht niet zo vergezocht als die van Empedocles, maar in ieder geval behoorlijk modern.

Boekentip voor vandaag;

C.H. Kahn,  Anaximander And The Origins Of Greek Cosmology
Diogenes Laërtius, The Lives of Eminemt Philosophers Volume 1

woensdag 20 maart 2013

Sorry dat ik geen Grieks spreek!

Een aantal maanden geleden kwam een uitspraak van de Romeinse dichter Horatius (65 - 8 v.Chr.) aan bod.  Wat Horatius wilde aangeven was dat de Griekse cultuur een belangrijke invloed had op de Romeinse en dat het in die zin maar de vraag was wie wie overheerste.

Niet alle Romeinen stonden even open voor deze invloed. Een bekende criticus van de Griekse cultuur was Cato de Censor (234 - 149 v.Chr.), niet te verwarren met de een paar weken geleden uit het raam gehouden Cato de Jongere. Cato de Censor (het woord 'censuur' komt van het Romeinse ambt van de censor, die naast volkstellingen (census) ook de publieke moraal in zijn portefeuille had) leerde een historicus kennen die zijn liefde voor de Griekse cultuur wat ver doortrok.  Zijn naam was Aulus Postumius. Volgens de Griekse historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) probeerde hij zijn werken in het Grieks te schrijven (waar hij niet bijzonder goed in slaagde) en bracht daarmee liefhebbers van de Griekse cultuur in discrediet. Cato had er zeker opvattingen over (Romeinse Geschiedenis XXXIX:4-8):
Hij [Postumius] ging zelfs zo ver om in Griekse dichtvorm een serieuze geschiedenis te proberen te schrijven, waarin hij in het voorwoord zijn lezers verzoekt hem te vergeven als hij, als een Romein, de Griekse taal en hun manier van het behandelen van het onderwerp niet geheel machtig is. Marcus Porcius Cato antwoordde hem op een manier die ik heel juist vind op dit onderwerp. Hij vroeg zich namelijk af waarom hij deze verontschuldigingen maakte. Als hij bevolen was door de Amphictyonische Raad [een overlegorgaan tussen Griekse steden] om geschiedenis te schrijven, dan zou hij misschien gelijk hebben om zo te spreken en zijn verontschuldigingen aan te bieden; maar om op eigen initiatief en zonder dwang te ondernemen om geschiedenis te schrijven en dan te smeken om verontschuldigingen voor zijn barbarisme, dat was duidelijk krankzinnig en diende nauwelijks een doel, zoals wanneer een man zich inschreef voor een wedstrijd in het boxen of in de pankration zich bij het betreden van het stadion, wanneer het op het vechten aankwam, aan de toeschouwers zou verontschuldigen voor als hij het worstelen of de klappen niet zou aankunnen.

Boekentip voor vandaag:
Polybius, The Histories Volume VI


maandag 18 maart 2013

Editorial: Wiskunde in een gebedenboek

Mij wordt wel eens gevraagd of ik kan aangeven waarom onderzoek in mijn tak van sport (geschiedenis) wetenschap genoemd mag worden. Op die vraag zijn eigenlijk twee antwoorden te geven. Ten eerste is geschiedenis een wetenschap in de ruimste zin van het woord omdat het op een gestructureerde manier op zoek is naar kennis over wat er in het verleden aan de gang is geweest. Of die kennis dan zinvol is, is een andere kwestie, maar we zuigen het niet uit onze duim en als geschiedenisonderzoek goed is uitgevoerd, kan in principe iedereen het reproduceren.

Het andere antwoord is in andere zin wat breder, namelijk in het begrip "geschiedenisonderzoek". Een historicus bouwt zijn verhaal op de bronnen en wat eerdere onderzoekers daarover gezegd hebben. Dat is in feite gewoon een kwestie van lezen en andere talen beheersen (naast kennis van context en dat soort dingen). Maar je begint met een bron. Dit is echter niet het begin. Bronnen komen ergens vandaan. Sommige worden opgegraven, anderen per toeval gevonden. Nog weer anderen liggen verborgen op plekken waar je ze niet verwacht. Zo is een middeleeuws gebedenboek niet de eerste plaats waar je zoekt naar verloren gegane werken van de Siciliaanse wiskundige Archimedes (287 - 212 v.Chr.). Toch hebben we een belangrijk deel van het werk van deze grootheid (van de zonnespiegels en Eureka) aan het hergebruik van papier voor belangrijker geachte zaken te danken.

Onderstaande video van TED.com beschrijft het proces waardoor een team geleid door manuscripten-specialist William Noel de informatie uit dit gebedenboek weet te destilleren. Het is fascinerend om te zien wat mogelijk is en ook wat er komt kijken bij het bruikbaar maken van een boek dat jarenlang stof en kaarsvet heeft liggen vergaren in een kerk. Er ligt een hele wereld voordat iets een tweedehands-Penguin-editie van Archimedes is.



Boekentip voor vandaag:
Reviel Netz & William Noel, The Archimedes Codex

zaterdag 16 maart 2013

Gelukkig niet de kip!

De Romeinen hadden niet echt de beste herinneringen aan hun jongenskeizers. De goede keizers waren eigenlijk vrijwel allemaal bij hun aantreden al gearriveerde generaals of politici. De keizers die de geschiedenis in gegaan zijn als de rampen (keizers als Caligula, Nero en Elagabalus) zijn als tieners of jonge twintigers aan de macht gekomen. Je wilt tieners geen absolute macht geven, of wel?

Een minder bekende "gekke keizer" is Honorius (384 - 423 n.Chr.). Hij kwam als negen kind aan de "macht" en liet het rijk in een rampzalige toestand na. Bekendste gebeurtenis uit Honorius' regeerperiode was  de plundering van Rome in 410 n.Chr door de Visigothen onder koning Alarik I (±370 - 410 n.Chr.). Volgens de Byzantijnse historicus Procopius (6e eeuw n.Chr.) reageerde de keizer hier verheugd op. Gelukkig was het de stad maar (Geschiedenis van de Oorlogen III.2.25-26):
Op dat moment zegt men dat keizer Honorius in Ravenna [waar het keizerlijke hof zich bevond] het bericht ontving van een van de eunuchen, klaarblijkelijk de eunuch die verantwoordelijk was voor het pluimvee, dat Roma was omgekomen. Hij riep toen: "En hij heeft net nog uit mijn handen gegeten!" Want hij had een zeer grote haan, met de naam Roma. De kamerling die de vergissing begreep merkte op dat de stad Roma ten onder was gegaan tegen Alarik. De keizer slaakte een zucht van verlichting en antwoordde snel: "Maar ik dacht dat mijn haan Roma was omgekomen". Zo groot, zeggen zij, was de dwaasheid van deze keizer.
Het is maar de vraag of keizers zó idioot waren als historici ons willen doen geloven, maar het is wel een interessante anecdote voor een blog, nietwaar?

donderdag 14 maart 2013

Wáár moet ik op gaan zitten, pa?!

Soms spelen de goden rare spelletjes met je en stellen ze merkwaardige eisen. Vaak hadden die eisen de geboorte van een bijzonder persoon of de stichting van een stad tot gevolg. Zo ook bij Romulus, de stichter en eerste koning van Rome. Het verhaal van Romulus en zijn broer die door een wolvin werden gezoogd is min of meer canoniek, dus daar ga ik nu niet op in, maar er zijn ook andere theorieën om de opkomst van Romulus te verklaren.

De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) noemt in zijn biografie van Romulus een aantal van diens oorsprong-verhalen. De merkwaardigste betreft een eis die Tarchetius, de koning van Alba Longa, kreeg van het orakel van Thetys (Romulus 2:3-4):
[...] en nog weer anderen [Plutarchus vertelt verschillende verhalen] vertellen wat betreft zijn afkomst iets volkomen fabuleus. Bijvoorbeeld, ze zeggen dat Tharchetius, de koning van de Albanen, die uiterst wreed en wetteloos was, werd bezocht door een vreemde geestverschijning in zijn huis, namelijk een penis die uit de grond opkwam en daar vele dagen bleef. Nu was er een Orakel van Thetys in Toscane en daar kwam een antwoord vandaan dat naar Tarchetius werd gebracht. een maagd moest gemeenschap hebben met deze geestverschijning en zij moest een zoon baren die zeer beroemd zou zijn om zijn moed en zeer veel geluk en grote kracht zou hebben. Tarchetius vertelde vervolgens deze profetie aan een van zijn dochters en verzocht haar om gemeenschap te hebben met de geestverschijning.
Het moet weinig verrassend zijn dat deze jongedame niet stond te springen om seks te hebben met een penis die uit de grond kwam opzetten, dus liet ze een dienstmaagd dat doen. Daar was Tarchetius weer niet enthousiast om. Lang verhaal kort: dit werd dus Romulus, de stichter van het machtigste rijk uit de Europese geschiedenis.

Boekentip voor vandaag:
Erich S. Gruen, Culture and National Identity in Republican Rome (met name hoofdstuk 1)
Plutarchus, Lives of Romulus, Lycurgus [...]

dinsdag 12 maart 2013

"Sleep me mee en begraaf me morgen"

Pherecydes (6e eeuw v.Chr.)was een Grieks denker van het eiland Syros. Volgens de biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) was hij de eerste die ik het Grieks over de natuur en over de goden schreef. Daarnaast maakt hij melding van drie verschillende scenario's rond zijn dood. Volgens de versie die Diogenes de meeste aandacht geeft, stierf Pherecydes door een ziekte met zweren (hij schreef nog in een brief aan de grote Thales (±624 - 545 v.Chr.) dat hij zijn vinger door het sleutelgat van zijn kamerdeur stak om duidelijk te maken dat het afgelopen was met hem(Pherecydes 122)). Een andere theorie laat hem van een berg springen en daarbij overlijden.

Een derde versie die één van Diogenes' bronnen aandraagt, heeft betrekking op een conflict tussen de steden Ephese en Magnesia waarin Pherecydes de kant van Ephese koos. Wat er gebeurd is, is niet helemaal duidelijk, maar ergens in dit conflict komt hij om. Diogenes vertelt wat er gebeurt als Pherecydes iemand uit Ephese tegenkomt (Pherecydes 117-118):
[...H]ij zei: "sleep me bij de benenen leg me op het grondgebied van Magnesia neer; en neem een boodschap naar je landgenoten dat ze me daar moeten begraven na jullie overwinning en dat dit de laatste voorspelling van Pherecydes is [hij voorspelde volgens Diogenes wel meer dingen]." The man gaf de boodschap door; een dag later vielen de Ephesiërs aan en versloegen de Magnesiërs; ze vonden Pherecydes dood en begroepen hem ter plekke met grote eer.
Geen idee wat er precies gebeurd is, maar hij had het wel voorspeld dat het ging gebeuren...

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, Lives of eminent Philosophers

zondag 10 maart 2013

Perzisch huurcontract

Men zegt wel eens dat de geschiedenis gemaakt wordt in de grote veldslagen en aan de hoven van de koningen, priesters, generaals en soms rijke handelaren. Dat is maar een deel van de waarheid. Juist in de Oudheid geeft dat maar en heel beperkt beeld, want bijna iedereen had niets met macht en rijkdom te maken. Wat voor iedereen belangrijk was, waren de eerste levensbehoeften zoals voedsel en onderdak. In die zin lijken de oude Perzen veel op ons.

Interessant hierin zijn de overgeleverde contacten uit de Perzische tijd. Tijdens de regering van Darius de Grote (549 - 486 v.Chr.) had ene Shamash-iddin een scheur in de muur van een huis dat hij verhuurde en Iskhuya woonde daar, dus werden gedeelde belangen contractueel vastgelegd (Contract for Rent & Repair of a House):
Naast de huur van het huis van Shamash-iddin, de zoon van Rimut, voor dit jaar, zullen vijftien shekels aan contanten naar Iskhuya, de zoon van Shaqa-Bel, zoon van de priester van Agish, gaan. Van de betaling zal hij immers de zwakte van het huis repareren, hij zal de scheur in de muur dichten. Hij zal een deel van het geld aan het begin betalen, een deel van de betaling bij de voltooiing. Hij zal het betalen op de dag van Bel, de dag van het het huilen en tranen. In het geval dat het huis door Iskhuya niet is voltooid na de eerste dag van Tebet, dan zal Shamash-iddin vier shekels aan geld in contanten in zijn bezit krijgen uit de hand van Iskhuya.
Waar tegenwoordig het onderhoud van een huis vooral de verantwoordelijkheid is van de eigenaar, is hier duidelijk sprake van een uitbesteding aan de huurder. Da's ook goed, als het maar geregeld wordt, nietwaar?

vrijdag 8 maart 2013

Wat doen helden in hun vrije tijd?

Volgens de Griekse dichter Homerus duurde de Trojaanse Oorlog vele jaren. In die tijd was het uiteraard niet aan één stuk door knokken tussen de Grieken en de Trojanen. Er was ook tijd om leuke dingen te doen, zoals op deze vaas te zien is.

Ajax en Achilles spelen een spelletje
Bron: ancientrome.ru

Beide heren hebben hun wapenrusting nog aan (al is bij Ajax de helm af gezet, die ligt rechts naast hem, bij zijn schild). Welk spelletje ze aan het spelen waren, is niet goed te zien, maar het is heel goed mogelijk dat ze Ludus latrunculorum ("spel van de huurlingen") aan het doen waren. Dit was een strategisch oorlogsspelletje dat mogelijk op schaken leek. En een vrij onbekende Romeinse tekst, de Lof aan Piso, van een onbekende schrijver, komt het spel onder de aandacht (Lof aan Piso p.311, moderne pagina's):
Als je het misschien leuk vindt, als je moe bent van het gewicht van je studies, om niet inactief te zijn, maar om een behendigheidsspel te spelen, dan wordt er op een listige manier een stuk in verschillende posities verplaatst op een open bord en wordt een strijd gevoerd met glazen soldaten, zodat wit zwart verslaat en zwart wit verslaat.
Lijkt verdacht veel op schaken inderdaad.

woensdag 6 maart 2013

Iemand voor de vissen gooien

Slavernij was in de Oudheid (en eigenlijk lang daarna nog steeds) niets noemenswaardigs. Veel mensen hadden slaven en zij werden al eens beschreven als "gereedschappen met een stem". Dat betekende echter niet dat het gewaardeerd werd als je er erg wreed mee omging. Een lid van de Romeinse ridderstand en zelf zoon van een vrijgelatene, Publius Vedius Pollio (overleden in 15 v.Chr.) had een reputatie opgebouwd als zijnde wreed tegen zijn slaven.

Hij had zich als gouverneur van Azië zodanig verrijkt dat hij een gigantische villa met een vijver in de tuin had. In de vijver hield hij murenen die getraind waren om mensen te eten. Dat was leuk, want Vedius had de neiging af en toe een slaaf in de vijver te gooien als die iets verkeerd gedaan had. De Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio (±155 - na 229 n.Chr.) beschrijft een voorval rond het bezoek van keizer Augustus aan de villa van onze vriend (Romeinse Geschiedenis LIV.23.2-5):
Op een dag, toen hij Augustus ontving, brak zijn bekerdrager een kristallen beker en zonder op zijn gast te letten, beval Pollio om de jongen voor de murenen te gooien. Daarop viel de slaaf op zijn knieën voor Augustus en smeekte hem en Augustus probeerde Pollio eerst te overtuigen niet zoiets monsterlijks te doen. Toen, toen Pollio hem geen aandacht schonk, zei de keizer: "Breng alle andere drinkbekers van elke soort en al het andere van waarde dat je bezit, zodat ik er gebruik van kan maken." En toen ze gebracht waren, beval hij ze gebroken te worden. Toen Pollio dit zag, was hij uiteraard geërgers; maar omdat hij niet langer boos was over die ene beker, aangezien een groot aantal van de anderen waren geruïneerd, en omdat hij aan de andere kant zijn slaaf niet kon straffen voor iets wat Augustus ook had gedaan, hield hij zich rustig, zij het zeer tegen zijn zin.
Augustus had heel goed in de gaten hoe hij met Pollio's gedrag om moest gaan. Na Pollio's dood maakte de keizer zijn huis ook met de grond gelijk. Hij was duidelijk te ver gegaan.

Boekentip voor vandaag:
Cassius Dio, The Roman History

maandag 4 maart 2013

Oorlogstrofeeën van de zee

Het mag een opmerkelijk feit heten dat in een jaar van dit blog twee berichten langsgekomen zijn van heersers die de zee aanvielen. In mijn tweede blogpost zegen we de Perzische koning opdracht geven de zee af te ranselen. Vandaag zien we de man die altijd in staat is tot een merkwaardige actie, de Romeinse keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.). Hij was op oorlogspad in Noordwest-Europa en besloot in de richting van Brittanië te gaan.

Er is veel discussie over wat de significantie is geweest van wat vervolgens gebeurt, maar de Romeinse biograaf Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) beschrijft het volgende (Caligula 46):
Tenslotte stelde hij, omdat hij de oorlog wilde beëindigen, zijn troepen in gevechtsformatie op de kust van de Oceaan op, waarbij hij zijn ballista's en andere artillerie opstelde en toen niemand wist of kon bedenken wat er aan de hand was, gaf hij plotseling het bevel op schelpen te verzamelen en hun helmen en de vouwen van hun kleding ermee te vullen, als "buit van de Oceaan, voor de Capitolijn en de Palatijn [twee van de heuvels van Rome]." Als een monument voor zijn overwinning bouwde hij een hoge toren, waarvandaan 's nachts lichten zouden schijnen om de koers van schepen te begeleiden, net als de Pharos [de grote vuurtoren van Alexandrië, één van de zeven wereldwonderen].
Caligula gaf vervolgens een bonus aan zijn soldaten en bereidde de triomftocht voor. Dat kan allemaal als je de keizer bent...

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome

zaterdag 2 maart 2013

Nogal een vloek

Eergisteren kwam één van de twee bekendste Griekse epen aan bod. Vandaag de bekendste van de Romeinen, de Aeneis van de Romeinse schrijver Vergilius (70 - 19 v.Chr.). Waar in de Odyssee van gisteren de tocht vanuit de Trojaanse Oorlog naar huis van de Griekse held Odysseus wordt beschreven, komt in de Aeneis de vlucht van Aeneas van Troje aan bod en net als Odysseus maakt Aeneas van alles mee.

Zo duikt Aeneas op in Carthago waar hij een relatie krijgt met koningin Dido (of Elissa, afhankelijk van welke beschaving dat mag bepalen). Hij besluit echter toch het lot na te jagen en vertrekt. 's nachts wordt hij door een god aangespoord om meteen te gaan, zonder afscheid te nemen. Als Dido erachter komt dat Aeneas weg is, pleegt ze zelfmoord, maar niet voordat ze de volgende vloek uitspreekt (Aeneis IV.612-626):
Aanhoor mij [een aantal godinnen], en richt jullie verdiende macht op hulp in mijn ellende en verhoor onze beden. Als het dit afschuwelijke wezen [Aeneas] is beschoren een haven te bereiken en aan land te komen, en de beschikking van Juppiter dit vereist, dan blijft dat toch de grens, want gekweld door een oorlog met een krijgshaftig volk, verbannen uit zijn land, zonder de omhelzing van Iulus [Aeneas' zoon]  zal hij om hulp smeken en een onwaardige dood van de zijnen beleven; niet zal hij, ook al heeft hij zich overgegeven aan de condities van een onbillijke vrede, de vrucht zien van koningschap en zo gewenst leven, maar vóór die dag sneuvelen zonder graf in een zandvlakte.Dit is mijn bede, met deze laatste woorden stort ik mijn bloed uit. Bestook dan, Tyriërs [uit Tyrus, de moederstad van Carthago], met haat dit gebroed en alle toekomstige nazaat en breng dit geschenk als offergave aan mijn as. Geen enkele toenadering of verdrag mag de volken verbinden! Sta op, wreker, uit ons gebeente, wie jij ook bent, die met vuur en zwaard de Dardaanse [Trojaanse] landverhuizers zult vervolgen, nu of ooit, wanneer de krachten op sterkte zijn. Kust zal dan staan tegenover kust, en zee tegen zee, dat bid ik: zelf zullen zij vechten tegen hun kinderen.
Aeneas landt in Italië en later wordt Rome gesticht door zijn nazaten. Die kwamen ooit nog in conflict met Carthago. Dido zat er duidelijk mee...

Boekentip voor vandaag:
Vergilius, Aeneis