Tot 40% extra korting op winters assortiment!

vrijdag 29 november 2013

Het gebroken touw en het verkeerde festival

Kylon van Athene (7e eeuw v.Chr.) was Olympisch kampioen. Waar hij Olympisch kampioen in was, is niet bekend, maar hij was kampioen. Hij had van het Orakel van Delphi de opdracht gekregen om de Akropolis van Athene te bezetten tijdens het Grote Festival dat gewijd was aan Zeus. Welk festival, dat zei het Orakel er niet bij, maar Kylon dacht aan de Olympische spelen. Hij verzamelde een legertje en bezette de Akropolis.

Deze actie zette echter kwaad bloed bij de Atheners en die belegerden Kylon en zijn mannen die zich hadden teruggetrokken in een tempel. Nu was het zo dat de goden het niet konden waarderen als er bloed zou worden vergoten in hun huis, dus er gebeurde een tijd niets, tot de mannen van Kylon honger begonnen te krijgen en daarvan omkwamen. De situatie werd onhoudbaar. In zijn biografie van de grote politiek denker Solon (±640 - ±560 v.Chr.) beschrijft de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) hoe dit 'probleem' werd opgelost. De mannen moesten terechtstaan, maar ze wilden wel veiligheid, dus gebeurde het volgende (Solon 12.1):
[...] Ze bevestigden een gevlochten draad om het beeld van de godin [Athena] en hielden het vast, maar toen ze het heiligdom van de Erinyes op hun weg naar beneden bereikten, brak de draad uit zichzelf, waarop Megakles en zijn mede-bestuurders hen snel grepen met de opmerking dat de godin hen het recht van smekelingen weigerde. Zij die zich buiten de tempel bevonden, werden tot de dood gestenigd en zij die hun toevlucht hadden gezocht bij de altaren, werden daar afgeslacht.
Dit was een weinig succesvolle staatsgreep van Kylon. Gelukkig weet de Griekse historicus Thucydides (±460 - 400 v.Chr.) een reden voor dit drama. Het waren namelijk niet de Olympische Spelen, maar het festival Diasia ter ere van Zeus de Vrijgevige (De Peloponnesische Oorlog I.126.6). Dat hadden ze moeten weten!

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Lives of Solon, Pericles, and Philop Men
Thucydides, History of the Peloponnesian War

woensdag 27 november 2013

Stikken in je krokodillentranen

Keizer Tiberius (42 v.Chr. - 37 n.Chr.) kwam in 14 n.Chr. aan de macht als tweede keizer van Rome, na de toen al legendarische Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.). Zoals eerder gezien zag Augustus in Tiberius een belangrijke man voor het Romeinse rijk. Het mag daarom niet al te verrassend zijn dat Tiberius de tweede keizer zou worden na het overlijden van de eerste. Volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) was het Tiberius zélf die na het overlijden van Augustus de senaat bijeenriep om de volgende stappen te bepalen. Suetonius vertelt (Tiberius 23):
Krachtens zijn bevoegdheid als volkstribuun riep hij [Tiberius] de senaat bijeen, maar nauwelijks was hij aan zijn toespraak begonnen, of hij snikte het plotseling uit, alsof het hem te machtig werd, en hij uitte de wens dat niet slechts zijn stem het zou begeven, maar ook hijzelf het leven mocht laten. Hij overhandigde de rede aan zijn zoon Drusus om hem verder voor te lezen.
Tiberius liet munten slaan waarop hij duidelijk aangaf de zoon van de goddelijke Augustus was.
Bron: Wildwinds.com, Roman Imperial Coinage (RIC) 27

So far, so good. Tiberius had het er vre-se-lijk moeilijk mee allemaal, want het was allemaal heel verschrikkelijk wat er gebeurd was. Suetonius vertelt verder:
Vervolgens werd het testament van Augustus binnengebracht [...]. De aanhef luidde: "Aangezien het wrede lot mij mijn zonen Gaius en Lucius ontrukt heeft, bepaal ik dat Tiberius mijn erfgenaam moet zijn voor twee derde van mijn vermogen."
"Omdat mijn eerste en tweede keus dood zijn, moeten jullie het met de derde keus doen." Hopelijk kreeg Tiberius de gelegenheid het testament eerst even te lezen voor het voor de senaat werd gebracht, want anders mogen we trots op hem zijn dat hij niet in zijn krokodillentranen gestikt is...

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome

maandag 25 november 2013

'Baken van Licht' zonder het zelf te weten

De middenperiode van de eerste eeuw na Christus was een periode waarin veel gebeurde. Met name het Vierkeizerjaar (68 - 69) en de Joodse Opstand (66 - 70). De Joodse Opstand is gedetailleerd beschreven door de Joodse historicus Titus Flavius Josephus (37 - ±100 n.Chr.). Hij probeert de oorlog (want zo kun je een opstand van deze lengte wel noemen) vanuit een Joods perspectief uit te leggen aan de Romeinen. 

Josephus maakt geen goed-tegen-kwaad-strijd van de oorlog. Hij beschrijft een conflict binnen de Joodse rangen tussen een groep die vrede wil en eentje die oorlog wil. Deze laatstgenoemden, de zeloten, kregen aanvankelijk het overwicht in Jeruzalem en namen daar min of meer de macht over. Dat deden zij door op de belangrijkste posities in het bestuur van de stad hun eigen marionetten neer te zetten (De Joodse Oorlog IV.3.8):
Zo riepen zij dan één van de hogepriesterlijke families bijeen, genaamd Eniakim, en kozen door het lot een hogepriester. Het lot viel 'toevallig' op een man in wie het misdadige van hun opzet het duidelijkste werd gedemonstreerd. Het was een zekere Fannias, zoon van Samuël uit het dorp Afta. Hij behoorde niet tot het hogepriesterlijke geslacht, hij was zelfs zó onontwikkeld dat hij niet eens besefte wat de waardigheid van hogepriester inhield. Tegen zijn zin werd hij uit de provincie naar Jeruzalem gesleept. Hier bond men hem hem, als ware het een komediespel, een vreemd masker voor, men deed hem het heilige gewaad aan en leerde hem wat hij op een gegeven ogenblik moest doen.
Fannias moet wel uitgegroeid zijn tot één van de grootste bakens van licht in de Joodse geschiedenis! 

Boekentip voor vandaag:
Flavius Josephus, De Joodse Oorlog en uit mijn leven

zaterdag 23 november 2013

Waar de godenkoning woont

Goden zijn machtiger dan mensen en ze leven in hun eigen gebieden. Als mens kun je via orakels, offers en dergelijke zaken contact opnemen met de goden en invloed uitoefenen op hun gedrag. Het was niet de bedoeling dat je ze kwam opzoeken op de berg Olympus, maar als je ze vroeg, konden ze soms zelf wel langskomen. Goden waren gevoelig voor dat soort zaken, zoals we eerder hebben gezien. 

Ook onderling hadden de goden verschillende woonplaatsen. Ze woonden niet allemaal in hetzelfde gebied. Dit zorgde ervoor dat de goden wat moesten doen als ze samen moesten komen. Volgens de Romeinse dichter Ovidius (43 v.Chr. - 17 n.Chr.) riep de oppergod Jupiter de goden bijeen om een manier te bedenken om iets te doen aan het toenemende wangedrag van die "mensen" die ze op de wereld hadden gezet. De goden kwamen meteen (Metamorphosen I.173ff ):


De Melkweg
Bron: Wikipedia
Er is een pad over de hemel en het heet de Melkweg en het is beroemd om de helderheid. Over deze weg komen de goden naar het paleis van de machtige Donderaar [Jupiter was de god van het onweer] en naar zijn koninklijke huis. Aan de rechterkant en aan de linkerkant staan de huizen van de voorname goden, gevuld met een menigte die zich verdrukt bij de open deuren. De gewone bewoners van de hemel wonen elders, op andere plaatsen. Hier hebben de machtige en edele goden hun huizen gebouwd. Dit is de plek die ik, als ik zo vrij mag zijn, zonder aarzeling het Palatijndistrict van de hemel zou noemen.
In deze zin zijn de goden toch niet veel anders dan de mensen. De allergrootste mensen wonen op de Palatijn, de allergrootste goden wonen in die regio van de hemel. Ovidius kwam duidelijk een wit voetje halen bij de keizer...

Boekentip voor vandaag:
Ovidius, Metamorphosen

donderdag 21 november 2013

Ga niet met filosofen naar bed!

Je weet hoe het gaat: je bent dronken, zij is dronken, het is een leuke avond, een héle leuke avond... Dan loop je het risico dat ze een paar weken later aanklopt bij je, terwijl je daar eigenlijk toch niet echt zin in hebt. Dit overkwam de Griekse filosoof Aristippos (5e en 4e eeuw v.Chr.) en hij had er duidelijk toch niet echt zin in. Volgens de Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) had Aristippos zo'n leuke avond met een courtisane.Toen die kwam vertellen over de gevolgen, volgde een zeer kort gesprek dat vermoedelijk niet voor iedereen even bevredigend is geweest (Aristippos 81):
Aan een courtisane die hem had verteld dat ze zwanger was van hem, antwoordde hij: "Je bent hier niet zekerder van, dan dat je, wanneer je door een doornenstruik zou rennen, zou zeggen welke specifieke doorn je geprikt heeft.
Tsja, wat moet ik anders zeggen dan "dames, ga niet met filosofen naar bed!"
Boekentip voor vandaag:

Diogenes Laërtius, The Lives of Eminent Philosophers

dinsdag 19 november 2013

Een freakshow in oorlogstijd

Eén van de interessante dingen aan het werk van de Griekse historicus Herodotus (±485 - 425/420 v.Chr.) is dat hij zijn verhaal over de Perzische Oorlogen aanvult met opmerkingen over volkeren die vrijwel allemaal onder de voet werden gelopen door de inmiddels wel bekende generaal Harpagus. Veel van deze volkeren zullen op dit blog aan bod komen (of zijn dat al geweest). 

Vandaag de gemeenschap van Pedasus, in de achtertuin van Herodotus zelf, in het Zuidwesten van het huidige Turkije. Zij hadden een bijzonder soort alarmsysteem voor als er wat ernstigs aan de hand was. Herodotus vertelt wat dan (Historiën  I.175):
Als hen of hun buren iets ernstige dreigde te overkomen, liet de priesteres van Athena een lange baard groeien. Dit is hen drie keer overkomen. Zij waren de enigen in de buurt van Karië die lang stand hielden tegen Harpagus en zij brachten hem de grootste problemen; ze versterkten een heuvel genaamd Lida.
Uiteindelijk werden ook de bewoners van Pedasus verslagen, maar ze hadden wel een freak show: de priesteres met de baard.

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

zondag 17 november 2013

God dobbelt wel!

Ajax en Achilles spelen een dobbelspel.
Bron: crapsdicecontrol.com
Einstein zat ernaast: God dobbelt wel. Of specifieker, onder goden wordt wel degelijk gedobbeld. Caesar wierp zijn teerling en Achilles en Ajax genoten van een spelletje toen het even rustig was gedurende de Trojaanse Oorlog. Of Caesar na zijn dood nog gedobbeld heeft, is niet bekend en Ajax en Achilles waren strikt gezien halfgoden, dus de stelling van Einstein kan niet zomaar onderuitgehaald worden met deze informatie. 

Beter bewijs dat goden dobbelen, vinden we in het werk van de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.). In zijn biografie van de eerste Romeinse koning Romulus besteedt Plutarchus aandacht aan een feest dat de Romeinen vierden, Larentia. Hij acht het waarschijnlijk dat het feest ter ere is van de vrouw die Romulus en Remus opvoedde, maar hij geeft ook een andere mogelijke verklaring en deze heeft te maken met een goddelijk dobbelspel (Romulus 5):
De bewaker van de temper van Herakles, die met zijn vrije tijd geen raad wist, stelde eens, naar het schijnt, de god voor, een spelletje met dobbelstelen te wagen, met de bepaling dat hij zelf, als hij won, een gunst van de god zou krijgen, maar als hij verloor, dat hij dan een rijkelijk voorziene dis aan de god zou voorzetten en een mooie vrouw om zich mee te verpozen. Toen hij op deze voorwaarde eerst voor de god en daarna voor zichzelf geworpen had, bleek dat hij verloren had. Van zins om volgens de afspraak te handelen en van mening dat hij zich aan de voorwaarden moest houden, maakte hij voor de god een avondmaal gereed en huurde Larentia, een mooie vrouw, die nog niet bekend was. Hij spreidde een ligbank voor haar uit in het heiligdom en onthaalde haar. Na het maal sloot hij haar op, in de overtuiging dat de god haar aldus zou bezitten.
Goden spelen dobbelspelletjes. Ik geef toe dat ze daar geen erg actieve rol in spelen, maar toch.

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Plutarch's Lives of Romulus, Lycurgus, Solon and Others and His Comparisons

vrijdag 15 november 2013

Uiteindelijk loop je dan in een cirkeltje

Een paar maanden geleden besprak ik een wet die beperkte hoeveel slaven een persoon kon vrijlaten bij zijn overlijden. Vandaag lezen we een klein stukje verder in het wetboek van de Romeinse jurist Gaius (±110 - ±180 n.Chr.). Romeinen zouden namelijk geen Romeinen zijn als ze niet iets praktisch zouden hebben bedacht om de wet te omzeilen zonder hem te breken. Er volgde waarschijnlijk snel een wet op en Gaius tekent die op (Instituten I.46.):
Want ook, wanneer bij testament de vrijheid is geschonken aan slaven, wier naam in een cirkel zijn geschreven, zullen zij, omdat geen volgorde van vrijlating wordt aangegeven, geen van allen vrij zijn.
Een opmerkelijke manier van ontwijking van de wet. Kennelijk was het voor deze wet (de lex Fufia Caninia) gebruikelijk dan de eigenaar van een slaaf namen van meer dan het aantal slaven dat hij mocht vrijlaten in een cirkel opschreef. Wie waren dan de eerste 500? Vermoedelijk zijn en op die manier aardig wat slaven tussendoor geglipt. Uiteindelijk was het dan ook wel weer Romeins om er iets simpels op te bedenken.

Boekentip voor vandaag
Gaius, The Commentaries of Gaius

woensdag 13 november 2013

Marx en de Romeinen

Misschien wel het interessantste uit het werk van de Griekse historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) is het feit dat hij begrijpt dat er met de Romeinen iets fundamenteel anders is dan met andere volkeren. Dit zit hem in de staatsinrichting van de Romeinse Republiek die anders is dan de verschillende systemen van andere staten. 

Een paar maanden geleden kwam Polybius' idee van staatsinrichting al eens aan bod. Vandaag kijken we een paar regels verder en komt een stuk aan bod waar de 19e eeuwse filosoof Karl Marx (1818 - 1883 n.Chr.) wel wat mee had gekund. Polybius ontwaart namelijk ontwikkelingen van de ene naar de andere vorm van staatsinrichting (Romeinse Geschiedenis VI.4.6-10):
We moeten dus vaststellen dat er zes vormen van staatsinrichting zijn: de drie eerdergenoemden [democratie, aristocratie en koningschap] die op de tong van een ieder liggen en de drie die daar natuurlijkerwijs aan gelieerd zijn. Ik bedoel monarchie [één iemand aan de macht, zonder de koninklijke connotatie], oligarchie en het bewind van het gepeupel. De eerste van deze vormen die ontstaat is monarchie omdat het een natuurlijke staat is en zonder hulp tot stand komt; vervolgens ontwikkelt zich uit deze monarchie een echt koningschap door de hulp van de kunsten en het corrigeren van tekortkomingen. Dit degenereert in haar ondeugdelijke maar gelijksoortige vorm van tirannie en vervolgens geeft de opheffing van beide [tirannie en koningschap] ruimte voor het opkomen van een aristocratie. Het zit in de aard van aristocratie dat het degenereert naar een oligarchie en wanneer het volk uit woede voor de onrechtvaardige regering wraak neemt op de bestuurders, ontstaat democratie een vorm van regering die het bewind van het gepeupel voortbrengt om de serie te vervolmaken [want daarna kan een sterke man de leiding pakken en begint het weer opnieuw].
Het grote verschil tussen de Romeinen en de rest is dat de Romeinen ervoor zorgen dat de drie 'goede' regeermethoden, koningschap, democratie en aristocratie, gecombineerd zijn in één vorm. Consuls spelen de rol van de koningen, de senaat is een aristocratisch orgaan en de volksvergadering zorgt voor het democratisch element. Hierdoor is de Romeinse staatsinrichting veel stabieler dan de rest en kan het zich onthouden van de ontwikkelingen. Polybius juicht dit toe en hier verschilt hij van Marx die meende dat de ontwikkelingen van regeervorm naar regeervorm uiteindelijk zouden leiden tot een perfecte vorm. 

Boekentip voor vandaag:
Polybius, The Rise of the Roman Empire
Karl Marx, Capital

maandag 11 november 2013

De zwerende generaal, de vrouwen en het ongedierte

Eerder kwam de fysieke conditie van keizer Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.) aan bod. Achter de grote staatsman en meesterdelegeerder (vraag maar aan Gaius Cilnius Maecenas (70 - 8 v.Chr.) en Marcus Vipsanius Agrippa (63 - 12 v.Chr.)) schuilde een man met veel fysieke ongemakken. Een andere grote man uit de Romeinse geschiedenis komt er niet veel beter vanaf. We hebben het al vaak gehad over Lucius Cornelius Sulla (±138 - 68 v.Chr.), in zijn hoedanigheid van generaal of politicus, maar ook deze grote man had wat fysieke problemen.

Sulla had grote fysieke problemen, als we de biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) moeten geloven - en dat komt ons hier goed uit. In zijn biografie van de politicus beschrijft Plutarchus dat het niet altijd even goed ging met Rome's eerste dictator voor onbepaalde tijd (gebruikelijk werd een dictator voor een periode van zes maanden aangesteld). Sulla had thuis een vrouw zitten, vertelt Plutarchus, maar dat zorgde er niet voor dat hij zich niet bezig hield met andere vrouwen. Hij vertelt verder (Sulla 36.2-3):
Door deze levenswijze verergerde hij een ziekte die in het begin onbelangrijk was en gedurende lange tijd had hij niet eens in de gaten dat er zweren op zijn darmen zaten. Deze ziekte beschadigde zijn hele vlees ook en zette het om in wormen, zodat, ook al had hij velen in dienst om hen dag en nacht te verwijderen, datgene dat ze van hem afnamen was niets vergeleken met datgene dat er bij kwam bij hem. Zijn kleding, wastafels en voedsel waren geïnfecteerd met de stroom van bederf, zo gewelddadig was datgene dat zijn lichaam afstootte. Om die reden dompelde hij zichzelf vele keren per dag onder in water om zichzelf te reinigen en te schuren. Maar dit maakte niets uit, want de verandering haalde hem snel weer in en de zwerm van ongedierte tartte elke zuivering.
...En toch wilden de vrouwen bij hem in de buurt komen.

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Biografieën IV

zaterdag 9 november 2013

Goudlokje's ergste vijand

Theseus doodt Procrustes
Bron; Wikipedia
De Griekse mythologie zit vol met merkwaardige figuren waarvan een aantal bijzonder sadistisch is. Een bijzondere figuur is Damastes Procrustes. Hij was herbergier en hield er een opvallende manier van moorden op na. In een werk dat toegeschreven is aan de Griekse schrijver Apollodorus vam Athene (2e eeuw v.Chr.) maar waarschijnlijk niet van hem is, komt Procrustes aan bod als slechtoffer van de held Theseus (Samenvatting  I.4) :
Als zesde doodde hij Damastes, die door sommigen Polypemon wordt genoemd. Hij had zijn huis aan de weg en had twee bedden gemaakt, een kleine en een grote; en gastvrijheid aan voorbijgangers aanbiedend legde hij kleine mensen op het grote bed en sloeg ze plat met een hamer zodat ze precies op het bed pasten; maar de lange mensen legde hij op het kleine bed en hij zaagde de lichaamsdelen die eruit staken af.
Theseus besloot Procrustes een koekje van eigen deeg te geven. Hij legde de herbergier op zijn eigen bed en doodde hem. Het is niet bekend of hij te groot of te klein was, maar hij was wel dood. Nadat Theseus met Procrustes had afgerekend, kon hij verder op zijn reizen.

Boekentip voor vandaag:
Apollodorus van Athene, The Library II

donderdag 7 november 2013

Imitatie is een vorm van haat

Culturele beïnvloeding reikt vaak verder dan je denkt. Na een kleine twee jaar is het onderhand eens tijd om één van de belangrijkste woorden uit de studie van de Oudheid te noemen:  Romanisering, het Romeins-worden van zij die aanvankelijk niet Romeins zijn, in welke vorm dan ook. Dit proces heeft een zeer brede betekenis en duikt op in verschillende maten. De Picten in het huidige Schotland kregen in een andere mate dingen mee van de Romeinen dan de Grieken en de Galliërs, maar ook zij hadden een zekere mate van romanisering. Dit is op zichzelf voldoende stof voor een blog. Voor nu laat ik het hierbij.

Een interessante episode in dit kader is de eerder genoemde Romeinse Bondgenotenoorlog (91-88 v.Chr.), niet te verwarren met de Griekse. Een aantal Italische gemeenschappen kwamen in opstand tegen Rome en besloten een machtscentrum op te zetten in de stad Corfinium in de Abruzzen. Volgens de Griekse historicus Diodorus Siculus (±90 - ±30 v.Chr.) hadden ze een specifieke manier van staatsinrichting in gedachten (Bibliotheek XXXVII.2.4-5):
Verwikkeld in de oorlog met de Romeinen waren de Samnieten, de inwoners van Asculum, de Lucaniërs, de Piceni, de inwoners van Nola en andere steden en volkeren. Hun belangrijkste stad was Corfinium, recent als hoofdstad van de Italiërs ingesteld, en daar hadden ze, naast andere symbolen van politieke macht, een groot forum en raadsgebouw opgericht en een overvloedige opslag van geld en andere benodigdheden voor de oorlog, en een heleboel voedsel. Ze zetten ook een gezamenlijke senaat van vijfhonderd leden op, waaruit mannen voor promotie werden geselecteerd die waardig waren om het land te regeren en te zorgen voor de algemene veiligheid. Zij vertrouwden de leiding over de oorlog aan hen toe en gaven de senatoren volmacht om te handelen. Laatstgenoemden zorgden ervoor dat jaarlijks twee consuls en twaalf praetoren zouden worden gekozen.
Doel was een alternatief te scheppen voor Rome. Opvallend is dat dit alternatief wel verdacht veel lijkt op datgene waar ze zich zo tegen verzetten. Romanisering ging vaak veel verder dan je zou denken, een beetje zoals de filialen van grote Amerikaanse fastfood-ketens in Iran.

Boekentip voor vandaag:
Diodorus Siculus, Library of History
L. de Blois en R.J. van der Spek, De kennismaking met de oude wereld (eerstejaardboek uit mijn studie)

dinsdag 5 november 2013

Het regent kippen!

Soms gebeuren er van die dingen die wel iets móéten betekenen. Het zijn van die zaken die het begin of het einde van een tijdperk aankondigen. Soms is al heel vroeg duidelijk dat iemand voorbestemd is om een hele grote te worden. Soms gebeurt er gewoon iets geks waar veel waarde aan gehecht wordt. Zo vertelt de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) dat Livia (59/58 v.Chr - 29 n.Chr.) de vrouw van keizer Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.) eens buiten liep en wat meemaakte (Galba I.1):
Toen in een ver verleden Livia direct na haar huwelijk met Augustus naar haar verblijf in Veii terugkeerde, liet een voorbijvliegende adelaar een witte kip, die hij met een lauriertakje in de snavel had meegeroofd, neervallen in haar schoot met het takje nog in de bek. Men besloot het dier te verzorgen en het takje te planten. Daar kwam een zo groot nageslacht aan kippen uit voort dat de villa tot op de dag van vandaag 'De kippenren' wordt genoemd [dit is overigens dezelfde villa van het beroemde standbeeld van de keizer]. Het takje groeide uit tot een prachtig laurierbos, waar de Caesares als zij een triomftocht gingen houden, altijd hun lauwerkransen plukten.
Deel van een muurschildering in de villa van Livia
Bron: Wikipedia
De kippen deden het jarenlang uitstekend, maar toen kwam keizer Nero (37 - 68 n.Chr.) aan de macht. Volgens Suetonius ging het tegen het einde van zijn regering zo slecht met de kippen dat ze allemaal doodgingen en de laurierbonen waren allemaal verdord. Een definitief einde aan een era dat met een vreemd toeval begon.

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome

zondag 3 november 2013

Tips voor enigszins reusachtige gebouwen

Men zegt vaak dat het grote verschil tussen de Grieken en de Romeinen uit de Oudheid is dat de Grieken theoretisch ingesteld waren en de Romeinen praktisch. Hoewel dit soort generalisaties altijd veel te makkelijk is, zit hier wel degelijk wat in. Iedere bladzijde in het werk van de Romeinse architect Marcus Vitruvius Pollio (± 85 - 20 v.Chr) druipt van het praktisch denken. Eén van de eerste berichten op dit blog is daar een mooi voorbeeld van. Het zijn van die praktische slimmigheden die iedereen wel kan bedenken, maar op één of andere manier hebben we dit allemaal van Vitruvius.
Bovenste deel van een zuil met het
dak van de tempel erboven
Bron: Architraaf.nl

Vitruvius legt in zijn werk uit aan welke eisen verschillende types tempels dienen te voldoen. Hij beschrijft de breedte van de ruimten tussen de zuilen, de hoogte van de zuilen en de traptreden ernaartoe en al dat soort zaken. Een ander punt dat de architect aanstipt is de hoogte van de architraaf boven een zuil en hoe deze zich verhoudt tot de dikte en de hoogte van de zuil eronder. Hij besteedt uitgebreid aandacht aan de proporties van de verschillende delen van de tempel en stelt hier zelfs een soort staffel voor op. De reden dat Vitruvius hier onderscheid in maakt, is niet zozeer bouwkundig van aard, maar optisch (Over Architectuur III.5.9):
Want hoe hoger het oog moet klimmen, hoe moeilijker het door de dikkere en dikkere massa van lucht heen komt. Het mislukt dan ook als het hoog gaat, de kracht wordt eruit gezogen en het geeft de geest een verwarde benadering van de dimensies door. Daarom moet er altijd een overeenkomende toename van de symmetrische proporties van de onderdelen zijn, zodat de grootte van de onderdelen altijd in evenwicht lijkt, ook al staat heb gebouw op een ongebruikelijk hoge plaats of is het van zichzelf enigszins reusachtig.
Zoals zo vaak bij Vitruvius is dit geen rocket science, maar misschien juist daarom zo interessant. De Romeinen waren ook gewoon mensen, net als wij. Dat komt het duidelijkste naar voren in het werk van mensen die gewone-mensen-dingen doen, zoals Vitruvius.

Boekentip voor vandaag:
Vitruvius, The Ten Books On Architecture

vrijdag 1 november 2013

Kleine of grote dingen afhakken

Tijdens de Peloponnesische Oorlog (431 - 404 v.Chr.) maakten de Atheners zich gereed voor een aanval op Syracuse op Sicilië in 415 v.Chr. toen de nacht voor het vertrek een grote misdaad plaats had in de stad.  De stad stond destijds stampvol met Hermen, standbeelden die aan de god Hermes waren gewijd. Deze waren in één nacht op grote schaal geschonden. Een heiligschennis als deze zorgde ervoor dat de Atheners grote twijfels hadden aangaande de op hande zijnde aanval. 
 Een Herme, bron: Wikipedia

                                                                                     
De Hermen hadden een opmerkelijk uiterlijk en het laat zich raden welke gruwelen met de arme standbeelden zouden zijn uitgevoerd. De Griekse historicus Thucydides (±460 - 400 v.Chr.) maakt melding van datgene dat we allemaal wel in kunnen vullen (De Peloponnesische Oorlog VI.27.1):
Te midden van deze voorbereidingen [voor de aanval op Syracuse], waren bij alle Hermen in de stad Athene, dat zijn de gebruikelijke vierkante figuren die vaak voorkwamen in de toegangspoorten tot privé-woningen en tempels, in één nacht bij de meesten hun gezichten verwoest.
Niet alleen de gezichten blijken doelwit van de vandalen te zijn geweest. Volgens de Griekse Historicus Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) waren ook andere vormen beschadigd (Alkibiades XVIII.3) maar veel concreter dan dat wordt deze opmerking niet. Uiteindelijk volgt een soort proces waar met name Thucydides niet bepaald om te spreken is. Verschillende hooggeplaatsten worden gearresteerd en ter door gebracht om hun vermeende rol in dit schandaal. De aanval op Syracuse werd uiteindelijk doorgezet, maar leverde een gigantische nederlaag op voor de Atheners. Als zij Hermes aan hun kant zouden hebben gehad, zouden ze er een stuk beter voor hebben gestaan. De militaire ramp die volgde wordt algemeen gezien als één van de belangrijkste redenen voor de Atheense nederlaag in de hele oorlog. Het ligt soms aan kleine (of grote) dingetjes...

Boekentip voor vandaag:
Debra Hamel, The Mutilation of the Herms