Tot 40% extra korting op winters assortiment!

zaterdag 29 september 2012

De keizer mag alles

Keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.) is de geschiedenis in gegaan als misschien wel de allergekste persoon ooit. We hebben al eerder gezien dat zij zijn paard hoger achtte dan de senatoren van Rome. In zijn regeerperiode heeft hij het wel vaker bont gemaakt. Misschien het bekendste is zijn seksuele moraal. De Romeinse biograaf Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) tekent over Caligula op wat hij met de vrouwen van Rome uitspookte (Caligula 36.2):
Hij nodigde hen uit voor het diner met hun echtgenoten en wanneer ze bij de voet van zijn bank [Romeinen en Grieken aten liggend bij diners], inspecteerde hij hen kritisch en bewust, alsof hij slaven kocht, en hij duwde het gezicht omhoog van hen die bescheiden naar de grond keken. Vervolgens zou hij zo vaak als hij wilde de kamer verlaten en degene die hem het meest beviel laten komen en vervolgens snel erna terugkeren met duidelijke tekenen van wat er gebeurd was. Hij bekritiseerde zijn partner openlijk, hun schoonheden en lelijkheden noemend en commentaar hebbend op hun prestaties. Voor sommigen verstuurde hij persoonlijk scheidingspapieren in naam van hun afwezige echtgenoten en liet deze in de openbare documenten vastleggen.
Caligula maakte zich hiermee niet bij iedereen even populair. Dit moet één van de redenen geweest zijn dat hij maar 28 jaar werd.

donderdag 27 september 2012

Geniaal en merkwaardig

Het is opvallend dat misschien wel hét klassieke voorbeeld van de filosoof uit de oudheid, Socrates (±470 - 399 v.Chr.) nog nooit prominent is gepasseerd in dit blog. Het is zelfs zó erg dat we in de antieke filosofie spreken van een waterscheiding tussen de presocratics en de filosofen ná Socrates. Vandaar ook dat ik een verzoeknummertje uithaal en hem bespreek. Socrates heeft zelf nooit iets geschreven en we moeten voor zijn leven en zijn werk terugvallen op latere bronnen als Plato (±427 - 347 v.Chr.), Xenophon (± 430 - 355 v.Chr.) en de onvermijdelijke Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.).

Socrates komt vooral prominent voor in de dialogen van Plato, waaronder het al eens eerder genoemde Symposion. In dit werk laat Plato een aantal mannen opdraven op een drinkfeest, waaronder Socrates. Voor het feest komt Socrates zijn goede vriend Aristodemos tegen en vraagt hem mee te gaan. Socrates was uitgenodigd, maar Aristodemos niet, dus ging hij als gast van Socrates mee. Alleen onderweg raakte Socrates steeds verder in gedachten verzonken en raakte achter. Aangekomen bij het feest kwam hij de gastheer tegen. Plato vertelt verder (Symposion 174e, pagina 5):
En zodra Agathoon [de gastheer] hem opmerkte, riep hij: Beste Aristodemos, ge bent precies op tijd om de maaltijd met ons te nuttigen. Maar als ge om een andere reden zijt gekomen, vergeet die dan maar even, want ik heb u gisteren al lopen zoeken om u voor deze maaltijd uit te nodigen maar ik kon u nergens vinden. Maar waarom is Sokrates niet meegekomen? Aristodemos keek achterom maar Sokrates was in geen velden of wegen te bekennen. Dus moest hij nu zelf het verhaal doen waarom hij met Sokrates was meegegaan en deze hem voor dit feestmaal had uitgenodigd.
Omdat Socrates nergens te bekennen was, liet Agathoon Aristodemos vast plaatsnemen in de zaal en liet een tafeljongen Socrates zoeken. Plato vertelt verder (Symposion 175a, pagina 6)

Toen kwam juist een van de andere tafeljongens binnenlopen met de mededeling, dat die Sokrates die ze 
moesten zoeken, zijn toevlucht had gezocht in het portiek van de buren en dat hij daar maar bleef staan en niet naar binnen wenste te komen, zelfs niet als ze hem riepen.
Merkwaardige figuur, die genie. Valt soms geen pijl op te trekken!

dinsdag 25 september 2012

Je moet meer voor me vragen

Julius Caesar (100 - 44 v.Chr.) is vermoedelijk de eerste persoon die mensen noemen als je om een Romein vraagt. Zelf was hij zich ook zeer bewust van zijn status. Eén van de opmerkelijkste episodes uit zijn lijf was toen hij vroeg in zijn politieke carrière piraten tegenkwam aan de kust bij Cilicië in Zuid-Turkije. De piraten namen Caesar gevangen en probeerden er een slaatje uit te slaan. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt wat de reactie van de jonge senator was (Caesar 2):
Om te beginnen lachte hij hen uit toen de piraten twintig talenten voor hem vroegen als losgeld, omdat ze niet wisten wie hun gevangene was, en hij ging uit eigen beweging akkoord met vijftig. In de tweede plaats hield hij, toen hij zijn gevolg erop uit gestuurd naar naar de verschillende steden om geld te regelen en toen hij met één vriend en twee Cilicische bewakers, zeer moordlustige mannen, overbleef, hen in zo veel minachting dat hij, wanneer hij ging liggen om te slapen, mensen stuurde om hen te laten stoppen met praten. Achtendertig dagen lang deed hij zorgeloos mee met hun sporten en oefeningen, alsof het niet zijn bewakers, maar zijn koninklijke lijfwacht waren. Hij schreef ook gedichten en diverse toespraken die hij aan hen voorlas en hij schold hen die deze niet geweldig vond in hun gezicht uit voor ongeletterde barbaren en bedreigde hen vaak lachend allemaal op te hangen. De piraten vonden dit geweldig en en schreven zijn vrijmoedigheid om te spreken toe aan een zekere eenvoud en jongensachtige vrolijkheid. Maar toen het losgeld was gearriveerd vanuit Milete [stad in West-Turkije], hij het betaald had en vrijgelaten werd, bemande hij onmiddellijk schepen en trok naar zee vanuit de haven van Milete tegen de rovers. Hij nam ze gevangen, terwijl ze nog voor anker lagen bij het eiland, en kreeg de meesten in zijn macht. Hun geld werd zijn buit, maar de mannen zelf sloot hij op in de gevangenis van Pergamum [ook een stad in West-Turkije] en hij ging persoonlijk naar Junius, de gouverneur van Asia, omdat het aan hem was, als praetor van de provincie, om de gevangenen te straffen. Maar omdat de praetor zijn ogen had laten vallen op hun geld, wat geen geringe som was, en omdat hij bleef zeggen dat hij de zaak van de gevangenen op zijn gemak zou bekijken, liet Caesar hem zijn gang gaan, ging naar Pergamum, haalde de rovers uit de gevangenis en kruisigde ze allemaal, precies zoals hij ze op het eiland had gewaarschuwd dat hij zou doen, toen ze dachten dat hij een grapje maakte.
Deze jongens hebben weinig plezier mogen beleven aan hun gevangene...

zondag 23 september 2012

Supportersrellen lopen uit de hand

Met de gebeurtenissen van eergisteren in Haren in het achterhoofd ga ik het vandaag hebben over rellen in de Oudheid. Dit is zo'n klassiek voorbeeld van het feit dat mensen in al die eeuwen niet veranderd zijn. Er kwamen dit keer geen Facebook-feestjes of voetbalwedstrijden aan te pas in Constantinopel (het huidige Istanbul), maar de grote volkssport van de Romeinse tijd: wagenrennen. Bij het wagenrennen was er sprake van een aantal teams die een supportersschare hadden in de stad. De teams hadden een bepaalde kleur en stonden bekend als De Blauwen of De Groenen. Tussen deze groepen werd regelmatig gereld, net zoals bij voetbalwedstrijden tegenwoordig, maar in 532 n.Chr. liep het volledig uit de hand.

De Byzantijnse filosoof en historicus Procopius (kort voor 500 - na 562 n.Chr.) beschrijft in zijn werk de opstand die binnen de kortste keren uitliep op een volksopstand tegen de keizer. Na gebruikelijke rellen waren leden van de verschillende groeperingen opgepakt voor moord. De reactie was als volgt (Geschiedenis van de Oorlogen I.24.8-13):
Maar deze keer leden de gezagsdragers van de stadsoverheid van Byzantium [Constantinopel] sommige relschoppers naar hun dood. Maar de leden van de twee groeperingen spanden samen, stelden een staakt-het-vuren in met elkaar, pakten de gevangenen af en gingen vervolgens rechtstreeks de gevangenis in, waar ze alle gevangenen vrijlieten, of ze nu beschuldigd waren van relschopperij of opruiing, of voor een andere onrechtmatige daad. En alle toezichthouders in dienst van de stad werden gedood; ondertussen vluchtten de weldenkende burgers naar de overkant van het vasteland en de stad werd in brand gestoken toen het in handen van de vijand viel. Het heiligdom van Sophia en het badhuis van Zeuxippus en een deel van de keizerlijke residentie vanaf de propyleeën tot zo ver als het Huis van Ares werd verwoest door vuur. Verder werden de beide grote zuilengalerijen die liepen tot het marktplein dat de naam van Constantijn droeg verwoest, alsmede veel huizen van rijken en een gigantische hoeveelheid rijkdommen. 
Keizer Justinianus (482/483 - 565 n.Chr.) sloeg de rellen keihard neer en volgens Procopius kwamen meer dan dertig duizend burgers om (I.24.50-56). Een zwarte dag in de geschiedenis. Niet om de gebeurtenissen in Haren te bagatelliseren, maar om aan te tonen dat we soms allemaal net Romeinen  rond een wagenren-wedstrijd zijn.

vrijdag 21 september 2012

World Peace Day

Vandaag is het World Peace Day en een goeie reden om het te hebben over vrede in de Romeinse periode. Hoewel de Romeinen eerder bekend staan om hun legioenen en oorlogsvoering, is Pax Romana (Romeinse Vrede) een begrip dat ook wat bekendheid heeft weten te vergaren en wat ervoor gezorgd heeft dat Europa min of meer dezelfde cultuur heeft.

Wat doe je om na een grote oorlog een Pax Romana te beginnen? Dan sluit je de deur van een tempel. Het was de legendarische tweede koning van de Romeinen Numa Pompilius (716 - 673 v.Chr.) die de tempel aan de tweekoppige god Janus. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (59 v.Chr. - 17 n.Chr.) had Numa de tempel een specifiek doel gebouwd (Geschiedenis van Rome I.19):
Nadat hij op die manier de kroon overnam, bereidde Numa voor de stad [Rome] die zo kort geleden middels de kracht van wapens was gesticht, opnieuw te stichten met wetten en gebruiken. Hij zag dat dit onmogelijk was zo lang er oorlog was, want het verdierlijkte mensen. In de veronderstelling dat de wreedheid van zijn onderdanen zou afnemen door het niet gebruiken van wapens, bouwde hij de tempel van Janus aan de voet van de Aventijn [één van de zeven heuvels van Rome] als een teken van vrede en oorlog, om aan te tonen dat het open was als de staat in de wapenen was, en dat het gesloten was als alle omringende landen vrede hadden.
Hoe interessant die oorlogen van de Romeinen ook waren, laten we hopen dat we de poorten van de tempel eens kunnen sluiten.

woensdag 19 september 2012

Zing voor je geliefde

Eén van de grote Romeinse dichters is Publius Ovidius Naso (43 v.Chr. - 17 n.Chr.). Hij is vooral bekend geworden door zijn werk Metamorfosen dat waarschijnlijk in het jaar 1 n.Chr. is voltooid. Rond dezelfde tijd schreef hij echter een zeker zo boeiend werk: Ars Amatoria ("de kunst van de liefde") waarin hij in dichtvorm tips geeft voor het liefdesleven van zijn lezers.

Eén van de tips die Ovidius geeft is: bekwaam je in muziek en leer zingen. In zijn eigen woorden (Ars Amatoria III.VII):
De Sirenen waren zeemonstens die, met hun zingende stem de koers van een schip naar kun wens konden doen afwijken. Ulysses [Odysseus], jouw lichaam smolt bijna toen je ze hoorde, terwijl was de oren van je metgezellen vulde. Een lied is een ding van gratie: dames, leer zingen: want voor velen is je stem een betere koppelaarster dan je uiterlijk. Herhaal wat je gehoord hebt in het theater en de nieuwste liederen in de Egyptische stijl. Iedere vrouw die onder mijn controle is opgeleid moet weten hoe ze haar lier met haar linkerhand vasthoudt en de plectrum met de rechter.
Helemaal mee eens. Geldt ook voor mannen trouwens.

Voor M. 

maandag 17 september 2012

Famous last words (2)

Eerder op dit blog besprak ik de beroemde laatste woorden van keizer Vespasianus. Vandaag een kort stukje over keizer Augustus (63 v.Chr - 14 n.Chr.). Volgens de Romeinse biograaf Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) zou de Romeinse keizer vlak voor zijn dood de aanwezigen als volgt hebben aangesproken (Augustus 99.1):
Omdat ik mijn rol heb gespeeld, klap allen in uw handen en begeleid me van het podium met applaus!
Politiek is toch een beetje toneel.

zaterdag 15 september 2012

Hoe durft ie van zijn vrouw te houden?!

De grote Romeinse generaal Gnaeus Pompeius Magnus (106 - 48 v.Chr.) is de geschiedenis in gegaan als één van de grootste generaals uit de Romeinse geschiedenis en als - merkwaardig genoeg - de bouwer van het allereerste permanente theater in Rome, eeuwen na de stichting van de stad. Verder werd hij bekend om het Eerste Driemanschap met Caesar en Crassus en als de grote rivaal van Caesar na het uiteenvallen van dit driemanschap.

Waar hij vooral opzien mee baarde was dat hij gek was op zijn vrouw, Iulia, de dochter van Caesar. Het was verre van toevallig dat Caesar zijn spruit bij zijn collega stalde, want dat bracht de families dichter bij elkaar en dat was politiek interessant. Maar verder ging het vaak niet. Bij Pompeius wel en dat bracht hem op kritiek te staan. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) vertelt in zijn biografie van Pompeius dat hij groot aanzien  kreeg door zijn overwinningen op het slagveld en het organiseren van spectaculaire dierengevechten voor het volk. Hij gaat verder door te laten zien wat hem minder populair maakte (Pompeius 53.1-2):
Dit alles leverde hem bewondering en waardering op; maar aan de andere kant riep hij ook afkeuring over zich af, want hij droeg de provincies en de legers van hem over aan gezanten die zijn vrienden waren, terwijl hij zelf zijn tijd doorbracht met zijn vrouw, van het ene buitenhuis naar het andere buitenhuis trekkend. Dit was ofwel omdat hij zoveel van haar hield, ofwel dat zij zoveel van hem hield dat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen haar te verlaten. Deze reden wordt ook gegeven.
De genegenheid van de jonge vrouw voor haar man was berucht, hoewel de volwassen leeftijd van Pompeius zulke devotie niet uitnodigde. De reden ervoor lijkt echter te hebben gelezen in de kuise beheersing van haar man die alleen gemeenschap had met zijn echtgenote, en in de waardigheid van zijn gedrag die niet meedogenloos, maar vol gratie waren, en speciaal aantrekkelijk voor vrouwen, zoals zelfs de courtisane Flora kan beamen.
Zei ik eergisteren dat er niets veranderd was in wat gewaardeerd wordt?

donderdag 13 september 2012

Er is zo weinig veranderd

De Atheense dichter en filosoof Solon (±640 - ±560 v.Chr.) kwam vorige week aan bod met zijn ideeën over de bestrijding van criminaliteit. Bekender is echter zijn idee  van geluk zoals hij dat deelde met de Lydische (West-Turkije) koning Croesus (±595 - ±546 v.Chr.). Croesus was een steenrijke man en haalde haar veel plezier uit. Volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus (±485 v.Chr. -  tussen 425/420 v.Chr.) stelde Croesus Solon de vraag wie hij het gelukkigste achtte van alle mensen die hij ooit had gezien. Tot de verbijstering van de koning noemde Solon de naam van de Athener Tellus. Verbijsterd vroeg Croesus waarom. Herodotus citeert het antwoord van Solon (Historiën 1:30.4-5):
Tellus kwam uit een voorspoedige stad en zijn kinderen waren goed en edel. Hij zag zijn kinderen allemaal kinderen krijgen en deze overleefden het allemaal.  Hij was rijk naar onze standaarden en zijn dood was zeer glorieus: toen de Atheners streden tegen hun buren in Eleusis, kwam hij hen te hulp, joeg de vijand weg en stierf op zijn schoonst. De Atheners begroeven hem op kosten van de staat op de plek waar hij viel en eerden hem zeer.
Geen overdreven dure man, maar een man die een gezonde familie, succes en een eervolle dood had. Er is niet veel veranderd sinds de tijd van Croesus.

dinsdag 11 september 2012

Het L-woord en de hypotheekrenteaftrek

Morgen zijn de verkiezingen en de vraag hoe de Nederlandse overheid de financiën onder controle krijgt, is één van de belangrijke vragen waar politici om over elkaar heen vallen. Belastingen omhoog? Uitgaven omlaag? Ontslagen? Gasbaten? En uit de taboesfeer is opgekomen; het H-woord, hypotheekrenteafrek is bespreekbaar.

In de late Romeinse Republiek was er geen H-woord, maar wel een andere taboekwestie, landhervormingen. Veruit het grootste deel van het bebouwbare land in Italië was in het bezit van een kleine groep rijken. Grote groepen mensen waren nauwelijks in staat om hun hoofd boven water te houden omdat ze geen bebouwbaar land bezaten en dus niet eenvoudig aan eten konden komen. Dit leverde vaak onrust op.

Om de zoveel tijd werd voorgesteld om het grootgrondbezit van de rijken aan banden te leggen en de armen de gelegenheid te bieden een stukje grond te verbouwen en zo hun bestaanszekerheid te geven. Probleem was alleen dat de besturende elite juist bestond uit die rijken. Zij waren mordicus tegen het ontnemen van hun land, maar konden moeilijk tegen stemmen, want de Romeinse aristocraten waren voor hun positie voor een groot gedeelte afhankelijk van de steun van het gewone volk en die hadden juist belang bij landhervormingen. Als je niet voor wilt stemmen of tegen kunt stemmen, kun je maar één ding: zorgen dat er niet gestemd werd.

In deze kwestie zijn twee namen zeer belangrijk: de broers Tiberius (gestorven in 133 v.Chr.) en Gaius Sempronius Gracchus (154 - 121 v.Chr.). Zij probeerden de zaak aan het rollen te brengen door grenzen te stellen aan landbezit per persoon. De aristocraten moesten iets doen om ze de mond te snoeren. De Griekse geschiedschrijver Appianus van Alexandrië (±95 - ±165 v.Chr.) beschrijft in zijn boek over de crisis van de Romeinse Republiek hoe Tiberius Gracchus aan zijn einde kwam (Romeinse Geschiedenis I.16)
De eerste van hen [de senatoren], die hen aanvoerde, was de Hogepriester Cornelius Scipio Nasica; hij riep dat zij die het land wilden redden, hem moesten volgen en wierp de kraag van zijn toga over zijn hoofd. [...] Toen hij [Nasica] bij het heiligdom aankwam en op de Gracchen [Tiberius en zijn aanhangers] kwam afstormen, maakten zij plaats omdat ze zo'n voorname man respecteerden en zagen dat de senatoren hem volgden. Maar laatstgenoemden rukten de staven uit de handen van de Gracchen [...] en begonnen hen te slaan en te achtervolgen en van af afgrond te drijven. In het tumult stierven vele Gracchen en Gracchus zélf in de val in de tempel, werd gedood bij de deur vlakbij de standbeelden van de koningen. Alle lichamen werden in de Tiber gegooid.
Het was duidelijk dat landhervormingen niet op de agenda moesten komen. Gaius Gracchus probeerde later een vergelijkbare doorbraak te forceren, maar ook hij overleefde het niet. Na zijn dood besloot de consul Lucius Opimius Rome verder te zuiveren van dit soort elementen. De moord op de gebroeders Gracchus om deze politiek gevoelige kwestie wordt veelal gezien als de eerste politieke moord in de Westerse geschiedenis. Hopelijk roept het H-woord dit soort zaken niet op!

zondag 9 september 2012

Het springende standbeeld en de Grieken

De Romeinse keizer Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.) had de dichter Vergillius (70 v.Chr - 19 n.Chr.) opgedragen een sterk verhaal te schrijven waar de afkomst van de Romeinen indrukwekkend werd gemaakt. Vergillius kwam met zijn Aeneïs waarin hij de afkomst van het Romeinse volk terugvoerde tot de Trojaanse Oorlog waar Homerus (8e eeuw v.Chr.) bekendheid aan had gegeven (of die hij had bedacht). Kort gezegd komt het erop neer dat de Romeinen afstammen van de Trojaanse held (zoon van een mens en een god) Aeneas die de stad na het voorval met het Paard van Troje was ontvlucht. Aeneas maakte allerlei avonturen mee voor hij terecht kwam in Italië.

In de Aeneïs vertelt Aeneas aan het Carthaagse hof van koningin Dido was zijn stad is overkomen. Hij jammert dat er een gigantisch paard werd afgeleverd en het Griekse leger weg was. De priester Laocoön vermoedde een list, maar toen kwamen herders met een geboeide Griek, Sinon, opdagen. Hij vertelt dat hij een zoenoffer voor de Grieken was. Door te sterven zou hij de Grieken weer in een goed daglicht kunnen zetten bij de godin Pallas. Ulixes (Odysseus) zou het beeld namelijk hebben gestolen. Daar was de godin Minerva niet blij mee, zoals blijkt uit de tekst (Aeneïs II.):
Dit gaf hun Pallas overduidelijk te verstaan door onmiskenbare tekens: nauwelijks was het beeld in hun kamp opgesteld, of vlammen fonkelden uit de opgeheven ogen van het beeld, het zoute zweet brak haar uit en ze sprong - wonderlijk! - driemaal op van de grond, toegerust met haar ronde schild en sidderende speer.
De goden waren boos, dus de Grieken moesten wegwezen. Sinon werd verkozen als zoenoffer voor de Trojanen om te doden en de Grieken gingen ergens bij een eiland zitten. De Trojanen geloofden Sinon opmerkelijk genoeg uiteindelijk en haalden het paard binnen de muren, waar ze een grote fout mee maakten.

In verkiezingstijd kan dit verhaal misschien wel gebruikt worden als je niets met Grieken te maken wilt hebben...

vrijdag 7 september 2012

Romeinen lokken: Cannae

De Tweede Punische Oorlog (218 - 201 v.Chr.) is ruim een maand niet aan bod gekomen en dat is lang genoeg zonder de Carthaagse generaal Hannibal (247 - 183 v.Chr.). Vandaag gaat het over de Slag bij Cannae in 216 v.Chr., misschien wel Hannibal's grootste prestatie. Het is met name deze veldslag geweest die Hannibal de gevreesde generaal gemaakt heeft die hij tot eeuwen na zijn dood voor Rome was. De Carthagers hakten bij Cannae namelijk een veel groter Romeins leger volledig in de pan en dat hebben ze onthouden.

De Carthagers vochten volgens de historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) op met een leger met soldaten uit allerlei regio's: naakt vechtende Kelten, zwaar bewapende Afrikanen, Spanjaarden in dunne linnen kleding. De Romeinen vochten met het grootste leger dat ze ooit op de been hadden gebracht (Polybius, Romeinse Geschiedenis III.107.9-15). Dit ging ergens om!

Hannibal gebruikte (zoals van hem verwacht kan worden als je Polybius leest) een geniale tactiek om de Romeinen te verslaan. Hij stelde zijn gevechtslijn in met het centrum vóór de vleugels en liet daar zijn zwakkere Keltische soldaten strijden. De Romeinen kregen daar de overhand en stuurden steeds meer soldaten naar het centrum om bij te springen. Polybius vertelt (Romeinse Geschiedenis III.115):
De Romeinse formaties die hen [het centrum van het Carthaagse leger] vol overgave achtervolgden, drongen eenvoudig door in het vijandelijke front, omdat de  Kelten waren opgesteld in een dunne lijn en zij zelf vanuit de vleugels naar het centrum gingen omdat daar de gevechten plaatsvonden. Het centrum en de vleugels van de Carthagers kwamen niet tegelijkertijd in actie - het was het centrum dat als eerst aan de slag kon omdat de Kelten waren geplaatst in een maanvormige formatie die hen voor de vleugels plaatste en zo in de bolling van de lijn die het dichtste bij de vijand stond. Omdat de Romeinen echter de Kelten achtervolgen de lijn in tegen het front dat zich terug trekte, penetreerden zij zo diep in de lijn dat ze beide contingenten van zware Afrikaanse infanterie in hun flank hadden. Op dit punt draaide de Afrikaanse infanterie aan de rechterflank naar links terwijl zij op de linkervleugel tegelijkertijd naar rechts draaiden en de op dezelfde manier gingen aanvallen, in beide gevallen reagerend op de noodzaak van het moment. Het resultaat was precies wat Hannibal gepland had: de Romeinen waren gevangen tussen de twee divisies van Afrikanen, omdat ze zich te ver lieten leiden in de achtervolging op de Kelten. Ze konden niet langer hun manipel-formatie houden en werden gedwongen om naar beide kanten te draaien in hun eentje of per rij om zichzelf te beschermen tegen de vijand die hen aanviel in de flank.
De Romeinen kregen het heel moeilijk in deze situatie. Zeker ook omdat de Romeinse cavalerie onder de voet werd gelopen door de sterkere Carthaagse. De rug van de Romeinse formatie werd vakkundig afgesloten waardoor ze nergens meer heen konden in massaal werden afgeslacht.

Voor de liefhebbers, History zond ooit een stukje uit over deze veldslag waar Polybius' beeld grafisch gemaakt wordt:

woensdag 5 september 2012

Van criminaliteit afkomen

Eén van de grondleggers van de Atheense democratie was de dichter en filosoof Solon (±640 - ±560 v.Chr.). Aangezien de verkiezingen in Nederland steeds dichterbij komen, ontkomen we er niet aan hem een keer de revue te laten passeren. Een belangrijk punt in de verkiezingsstrijd is steeds weer veiligheid: hoe gaan we ervoor zorgen dat er niet teveel criminaliteit is? De Griekse Biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) werd Solon ook gevraagd hoe criminaliteit verminderd kon worden. Solon's antwoord spreekt boekdelen (Solon 59):
Als het net zoveel afkeer in hen die geen slachtoffers zijn zou brengen, als in hen die wel slachtoffer zijn.
Eigenlijk zit hij er niet zo ver vandaan. Als iedereen een daad afkeurt, gebeurt het minder. Misschien wel te makkelijk, maar het zet je wel aan het denken.

maandag 3 september 2012

De god en de Paralympics

De antieke Olympische Spelen roepen het beeld op van de naakte gespierde mannen uit de Oudheid. De beelden van de discuswerper en vergelijkbare beelden geven een ideaal, bijna goddelijk beeld bij deze atleten. Sport was in de Oudheid echt iets voor hen met een goddelijk lichaam.

Een goddelijk lichaam betekent tegenwoordig alleen iets anders dan in de Oudheid, want waar de God waar we het in de 21e eeuw over hebben, perfect heet te zijn, was er in de Griekse tijd een veelheid aan goden, waarvan Hephaistos een opvallende verschijning was. Deze god was namelijk zo mismaakt dat zijn moeder hem na zijn geboorte van de Olympus naar beneden gooide. Uit wraak bouwde Hephaistos een troon voor zijn moeder die zo ingesteld was dat ze meteen gevangengenomen zou worden als ze ging zitten. Alleen Hephaistos kon haar dan nog bevrijden. Op onderstaand fragment van een vaas uit het Kunsthistorisch Museum van Wenen valt te zien dat Hephaistos een flinke afwijking had aan zijn benen.


Hephaistos kreeg het voor elkaar een plaats op te eisen tussen de goden. Voor ons een reminder aandacht te besteden aan de Paralympics. Deze sporters hebben ook hun plaats binnen de sportwereld.

zaterdag 1 september 2012

One-issue-politiek

Over minder dan twee weken mogen we weer stemmen in Nederland. Eén van de opties die je hebt, is stemmen op de Partij voor de Dieren, met lijsttrekker Marianne Thieme. Die heeft een opvallende band met de Romeinse Oudheid en met één persoon in het bijzonder, Marcus Porcius Cato de Oudere (234 - 149 v.Chr.). Deze politicus genoot veel aanzien als een goed bestuurder en stond als zeer conservatief bekend. Zijn ideeën hingen aan het idee van de Romeinse deugden. Tot zover weinig gelijkenissen, maar Thieme maakt gebruik van een politiek middel waar Cato beroemd mee is geworden, want ze sluit haar toespraken altijd af met "Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie."

Cato had weinig problemen met de bio-industrie, maar wel met de grote vijand van de Romeinen uit zijn tijd: Carthago, in het huidige Tunesië. Hij had een heel duidelijk idee over de oorlog en gebruikte die bij iedere toespraak die hij in de senaat hield. De beroemde uitspraak is in het Latijn bijna net zo bekend als in het Nederlands: Ceterum censeo Carthaginem delendam esse (of "esse delendam" wat in het Latijn beide correct is). De Griekse biograaf Plutarchus (46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt het volgende (Cato  27):
Het wordt gezegd dat Cato een Libische vijg in de in de senaat niet vallen toen hij aan de plooien van zijn toga schudde, en dat hij terwijl de senatoren de grootte en schoonheid ervan bewonderden, zei dat het land waar dit groeide slechts drie dagen varen vanaf Rome was. In één ding was hij nóg wreder, namelijk in het feit dat hij iedere keer als hij waar dan ook over stemde, deze woorden toevoegde: "In mijn mening moet Carthago verwoest worden."
Uiteindelijk kreeg Cato zijn zijn, maar hij heeft het niet meer mee kunnen maken. In 149 stierf de politicus, drie jaar later viel Carthago.