Tot 40% extra korting op winters assortiment!

donderdag 30 januari 2014

Teveel glimmende troep

Soldaten in de Oudheid zijn een merkwaardig slag mensen. Generaals moesten van hele goede huize komen om ze altijd onder de duim te houden. Zoals we hebben gezien konden zelfs de beste generaals niet altijd voorkomen dat de soldaten deden waar ze in feite voor kwamen: proberen rijkdommen bij elkaar te harken. Soms ging het veel verder, dat de soldaten hun eigen ruiten ingooiden. De Griekse historicus Memnon van Heraclea (1e eeuw n.Chr.) vertelt over Romeinse troepen die besluiten wel heel erg veel spullen mee te zeulen als ze stad na stad plunderen in de strijd tegen de Pontische koning Mithradates VI (±119 - 63 v.Chr.). Dit leverde problemen op (Geschiedenis van Heraclea 36):
[de vloot werd met de buit weggestuurd.] Sommige van de schepen die de buit van Heraclea meevoerden, zonken door hun gewicht niet ver van de stad en anderen werden het ondiepe water in gestuwd door de Noordelijke wind en verloren daardoor veel van hun lading.
Typisch weer. Waarom nou niet twee keer varen?

dinsdag 28 januari 2014

Au!

We hebben eerder gezien hoe keizer Valentinianus I (321 - 375 n.Chr.) zichzelf in een woede-aanval doodbrieste. Dat soort dingen gebeurt soms. We hebben ook gezien dat niet alle grote veldheren uit de Oudheid altijd even vrij van nare ziektes waren. Eén van de grootste, Lucius Cornelius Sulla  (±138 - 68 v.Chr.) combineerde beide eigenaardigheden. Volgens de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) leverde dit een nogal onaangenaam schouwspel op. Plutarchus vertelt wat er gebeurde toen iedereen in Rome door begon te krijgen dat Sulla zeer binnenkort zou komen te overlijden en dit zorgde ervoor dat mensen daar wat mee deden (Sulla 37.3-4):
En één dag voor hij stierf, toen hij hoorde dat de magistraat daar [in Dicaearchia, vlakbij Napels], Granius, weigerde een schuld aan de schatkist terug te betalen omdat hij verwachtte dat hij [Sulla] snel zou sterven, riep hij hem bij zich in zijn kamer. stationeerde zijn slaven om hem heen en beval hen hem te wurgen; maar met de druk die hij op zijn stem en lichaam zetten, scheurde hij zijn abces en verloor een grote hoeveelheid bloed. Hierdoor verliet zijn kracht hem en na een verschrikkelijke nacht stierf hij, twee kinderen bij zijn Metella achterlatend.
Au! Gewoon au!

zondag 26 januari 2014

Hoe een raaf de wereld aan gort krast

Het is weer een tijd geleden dat we de Romeinse filosoof Epictetus (±50 - ±130 n.Chr.) voor het laatst gezien hebben, maar zijn stoïsche filosofie geeft denkbeelden die interessant zijn voor een blog. Zoals bekend, de stoa stelt onder meer dat de wijsheid bestaat uit het zélf bepalen wat je doet met de dingen die je meemaakt. Een gebeurtenis is niet goed of slecht; de manier waarop je ermee omgaat, dát bepaalt of het goed is of slecht. Hij weet wel altijd een manier te vinden om dat te verwoorden (Zakboekje 18):
Als een raaf onheilspellend krast, laat je dor dit verschijnsel niet van je stuk brengen, maar trek van begin af aan een duidelijke scheidslijn en zeg: "Voor mij persoonlijk heeft dit geen enkele consequentie, hooguit voor mijn voze lijf, mijn armzalige bezit, mijn onbeduidende reputatie of voor mijn vrouw en kinderen. Ieder voorteken is pas gunstig als ik dat zelf wil. Wat er ook gebeurt, ík ben degene die beslist of ik daar iets aan heb of niet."
Wat ik me afvraag: hoezo zou ik me sowieso zorgen maken over wat het onheilspellende gekras van een raaf doet met mijn reputatie?

vrijdag 24 januari 2014

Goedemorgen meester!

De Romeinen konden behoorlijk snobistisch zijn en met name in de elite waren ze zeker van de tradities en de bijzondere procedures voor van alles. Toch hadden de Romeinen ook van die tradities waar ze met een vreemd gevoel op terugkeken. Deden wij dit vroeger? Dit zijn vaak de tradities die bewaard gebleven zijn, want er is altijd wel een onverlaat die zich vasthoudt aan de traditie en dat wordt dan aangedragen als een eigenaardigheid in een historisch werk. We hebben zoiets al gezien bij de wetten van de latere Romeinse tijd.

Vandaag gaat het over de keizer Galba (3 v.Chr. - 69 n.Chr.). Galba was een generaal in hart en nieren die vond dat je soldaten niet hoefde te overtuigen te doen wat hij wilde, maar dat moest bevelen. Hij was ook conservatief en dat leidt ertoe dat de Romeinse biograaf Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) over hem optekent dat hij rare tradities naleefde (Galba 4.4): 
Verder hield hij, ook al op jeugdige leeftijd, met grote hardnekkigheid vast aan de oude en in onbruik geraakte gewoonte van onze voorouders, die alleen in zijn familie werd volgehouden, dat vrijgelatenen en slaven twee maal per dag allemaal bijeenkwamen om hem voor een 's ochtends goede morgen en 's avonds goede nacht te wensen.
Goeiemorgen meneer de keizer!

woensdag 22 januari 2014

Dat is nu mijn vrouw!

We hebben eerder gezien dat de keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.) om senatoren te vernederen tijdens diners hun vrouwen naar de slaapkamer begeleidde en uitgebreid verslag deed van wat daar gebeurde. Het gebeurde ook wel eens dat Caligula op zéér eenzijdige wijze aan zijn vrouwen kwam. Dat was dan de beslissing van Caligula zelf en van niemand anders. Volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) maakte hij het soms erg bont (Caligula XXV.1):
Anderen schrijven dat hij, toen hij uitgenodigd was bij een bruiloftsdiner, aan Piso [de bruidegom], die tegenover hem aanlag een briefje liet overhandigen, waarop stond: "Blijf van mijn vrouw af". Onmiddellijk daarna had hij haar [de bruid] meegenomen en de volgende dag de proclamatie uitgegeven dat hij haar tot vrouw had genomen op de wijze van Romulus en Augustus [die een vrouw van een ander had opgeëist].
Helaas was de keizer niet onder de indruk en volgde kort erop een scheiding. Enige tijd later meende Caligula dat het nodig was zijn ex te verbannen, want wat bleek ze te doen? Ze had mogelijk een relatie met Piso!

maandag 20 januari 2014

Het zwaard en het papierwerk

Het is voor hen die de Romeinse geschiedenis bestuderen moeilijk om mensen uit elkaar te houden en dat is niet in de laatste plaats omdat de Romeinen weinig origineel waren in hun keuze van namen. De keizerlijke familie van de Julisch-Claudische periode hing aan Gaiussen en Agrippina's aan elkaar en ook eerder leverde naamsverwarring problemen op, zoals we hebben gezien bij de onfortuinlijke dichter Gaius Helvius Cinna die toevallig dezelfde naam had als een gehaat vijand van het volk.

Precies dezelfde naam als het toen bedoelde slachtoffer van de lynchpartij had diens vader, de consul uit 87 v.Chr., Lucius Cornelius Cinna (±130 - 84 v.Chr.). Deze Cinna was diep betrokken in de strijd tussen de populares en de optimates waar de laatste fase van de Romeinse republiek grotendeels door bepaald werd. Hij was als popularis als consul verantwoordelijk voor de vervolging van zijn politieke tegenstanders. Aangezien dit er niet lichtzinnig aan toe ging, raakte hij in de problemen toen de optimates bleken te winnen. Een centurion wist de vluchtende Cinna in de kraag te vatten met als doel hem te doden. Volgens de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) was dit wat er gebeurde (Pompeius 5):
Toen de vluchtende Cinna dor een van de centurions die hem met getrokken zwaard achtervolgde, was gepakt, viel hij voor hem op de knieën en overhandigde zijn zegelring die van grote waarde was. Maar de centurion zei met grote onbeschaamdheid: "Ik ben niet gekomen om documenten te verzegelen, maar om een wetteloze en kwaadaardige tyran te straffen," en hij doodde hem.
Dit was wél de goeie Cinna.

zaterdag 18 januari 2014

Weg, goden! Weg!

We hebben inmiddels gezien dat de Perzische generaal Harpagus (6e eeuw v.Chr.) in zijn veroveringstochten over het Westen van het huidige Turkije verschillende volkeren heeft onderworpen. Dit omdat de Griekse Historicus Herodotus (±485 - 425/420 v.Chr.) alles in het werk heeft gesteld om ze allemaal te noemen. Herodotus was naast historicus (en fantast) ook bijzonder geïnteresseerd in de eigenheid van verschillende gemeenschappen over de hele wereld.

Zijn eigen gemeenschap, de Cauniërs, moest er ook aan geloven. Herodotus maakt verslag van hun eigen manier van verzet plegen. Het probleem was namelijk niet het vijandige legen (Historiën I.172.2):
Zekere buitenlandse vereringsriten vestigden zich bij hen; maar later, toen ze er anders over dachten en enkel de goden van hun vaders wilden vereren, deden alle Caunische volwassen mannen hun wapens aan en gingen samen zo ver als de grenzen van Calynda [een nabijgelegen streek], waar ze hun speren in de lucht staken en zeiden dat ze de vreemde goden buiten trapten.
Het enige dat over de verovering verder genoemd is, is dat Harpagus de Cauniërs onderwierp. Blijkbaar werkt het niet bij iedereen om de goden ergens naartoe te sturen.

donderdag 16 januari 2014

Als jij zo goed bent, zegt dat niets over anderen

Eerder kwam de redenaar Marcus Tullius Cicero (106 - 43 v.Chr.) al eens aan bod toen hij tips gaf voor het geven van een goede voordracht. Wat ik toen niet vertelde was dat de tekst die Cicero schreef de vorm had van een gesprek tussen een aantal anderen. Dit hebben we eerder ook bij de filosoof Plato (± 427 - 347 v.Chr.) gezien trouwens. Het gesprek over redenaarskunst gaat tussen twee leden van een belangrijk Romeins priestercollege, Quintus Mucius Scaevola Augur (± 170 - ± 87 v.Chr) en Lucius Licinius Crassus (140 - 91 v.Chr.). Crassus stelt in de discussie dat de redenaarskunst de hoogste kunst is en dat die alles eromheen beheerst. Scaevola is het hier niet mee eens en antwoordt op karakteristieke wijze voor dit soort elite-gesprekken (De ideale redenaar I.44):
Marcus Tullius Cicero
Het is al heel wat, dat je ervoor kunt instaan, dat bij processen de zaak die jij bepleit [redenaarskunst was vooral bruikbaar in rechtszaken; Cicero was boven alles vooral jurist] de beste en geloofwaardigste lijkt te zijn, dat jouw woorden de grootste overtuigingskracht hebben bij het verzamelde volk en bij senaatsoverleg, kortom dat wat jij zegt door verstandige mensen ervaren wordt als goed geformuleerd en door onnozele lieden zelfs als de waarheid. Alles wat je meer kunt dan dit, zal voor mij niet behoren tot het vermogen van de redenaar, maar tot dat van Crassus, en wel door zijn eigen bijzondere vaardigheid, niet door de vaardigheid van de redenaar als zodanig.
Interessant in dit stukje is de verwijzing naar slimme en domme mensen. De Romeinse elite was behoorlijk elitair. De naam Scaevola is eerder als held naar voren gekomen in dit blog en het is geen verrassing dat de Scaevola uit dit stukje diens bijnaam ("de linkshandige") nog steeds droeg, al had hij zelf zijn rechterhand niet laten verbranden. Het is iets om trots op te zijn om uit een belangrijke en roemrijke familie af te stammen en het is zelfs iets dat noodzakelijk is, wil je überhaupt iets snappen van de slimmigheden van dat milieu.

Boekentip voor vandaag:

Cicero, De ideale redenaar

dinsdag 14 januari 2014

Het gewicht in goud

We hebben eerder gezien dat het leven van een sociaal hervormer in de late Romeinse republiek niet over rozen ging. Tiberius Sempronius Gracchus (overleden in 133 v.Chr.) kreeg zijn plannen voor landhervormingen niet door de politieke arena en moest dat bekopen met zijn leven. Zijn jongere broer Gaius  (154 - 121 v.Chr.)  pakte de handschoen op toen zijn broer de Tiber in werd gegooid en kwam een aantal jaar later met zijn eigen voorstellen.

Gaius had niet alleen net even iets radicalere denkbeelden dan zijn broer, maar leek succesvoller te zijn dan Tiberius. Zó succesvol zelfs dat er een prijs op zijn hoofd werd gezet door de conservatieve tegenstanders in de senaat. Wie het hoofd van Gaius Gracchus brengt, krijgt het gewicht ervan in goud. Ik hoef niet uit te kauwen of hij het overleefde, maar de Griekse historicus Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt wat er gebeurde, een truuk die je alleen van Romeinen kunt verwachten (Gaius Gracchus XVII.4): 
Dus stak Septimuleius het hoofd van Gaius op een speer en bracht het naar Opimius [consul en groot tegenstander van Gracchus] en toen het op een weegschaal werd gelegd, woog het zeventien tweederde pond, omdat Septimuleius zichzelf niet alleen een smeerlap [hij was een vriend van Gaius Gracchus] , maar ook een bedrieger toonde; want hij had de hersenen verwijderd en vloeibare lood op de plaats gegoten.
Er staat nergens dat we niks met het hoofd mochten doen. Romeinse inventiviteit!

zondag 12 januari 2014

Riet: lévensgevaarlijk!

Twee weken geleden besprak ik de dood van de grote Egyptische koning Narmer die door een nijlpaard zou zijn gedood. Vandaag hebben we het over de filosoof Alexinus (±339 - 265 v.Chr.) Wie niet sterk is, zoals een machtige heerser, die moet toch slim zijn, zoals een filosoof. Dat is niet altijd het geval, zoals we eerder hebben gezien. Volgens de Griekse filosofenbiograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) had Alexinus een filosofische school opgezet, maar dat werd een zooitje, dus besloot hij met één slaaf in afzondering te leven.

Riet langs de oevers van de Alfeios
Bron: Panoramio, Costas Athan
Wat toen gebeurde, was bijzonder noodlottig (Euclides 110):
Ik [Diogenes] heb de volgende verzen voor hem gedicht:
Het was geen ijdel verhaal dat eens een ongelukkige man zijn voet op één of andere manier met een nagel prikte terwijl hij aan het duiken was; want voordat de grote man Alexinus de overkant van de Alfaios wist te bereiken, werd hij door een rietstengel geprikt en stierf.
Bijzonder noodlottig! 

vrijdag 10 januari 2014

Verwrongen metaal op het Romeinse slagveld

Een belangrijk onderdeel van de vroegere Romeinse legers, in de periode voor de legerhervormingen van Gaius Marius (157 - 86 v.Chr.) waren de velites. Deze lichtbewapende soldaten werden doorgaans opgesteld vóór de zwaarder bewapende troepen van het Romeinse leger. Ze hadden één taak: gooi je speren naar de vijand en zoek dan dekking achter de andere soldaten. Deze tactiek leverde doorgaans geen grote winsten op, maar voor de vijand wat voor elkaar kon krijgen, lagen er alvast een aantal dood en gewond op het slagveld, met alle gevolgen van dien.
Velites in het computerspel Rome Total War

Nu is er een probleem met het gooien van grote hoeveelheden speren naar de vijand: na enige tijd heeft de vijand een grote hoeveelheid speren om te gooien. Dit zorgt ervoor dat niet alleen bij de vijand doden vallen voor de slag echt begonnen is, maar ook bij de Romeinen. Dit gebeurde alleen niet, zo merkt de Griekse historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) op. Dat had te maken met specifieke kenmerken in het design van de werpsperen (Romeinse Geschiedenis VI.22.4):
De houten schacht van de speer mat ongeveer twee cubiti [ongeveer 90 cm] in lengte en was ongeveer net zo dik als de breedte van een vinger. De punt was ongeveer een span van de hand [ongeveer 20 cm] lang en was in een dermate fijne hoek gehamerd dat het onherroepelijk zou buigen bij de eerste impact en de vijand niet in staat is hem terug te gooien. Als dit niet het geval was, zou het projectiel voor beide zijden beschikbaar zijn.
 De oorlogen tegen de Carthagers waren dus letterlijk een slagveld vol verwrongen metaal!

Meer info over de Romeinse legers in die tijd:
Mike Duncan, The History of Rome podcast. aflevering 14a & 14b.

woensdag 8 januari 2014

Nat brood op je gezicht

De Romeinse geschiedenis lijkt een geschiedenis van krachtige generaals, doortrapte verraders en vrouwen met een zekere morele flexibiliteit te zijn geweest, maar ook in de Romeinse wereld geldt: zoveel mensen, zoveel karakters. Dat ook Romeinen zo hun eigenaardigheden hadden, mag wel duidelijk zijn na bijna twee jaar blogberichten. 

Vandaag gaat het over keizer Otho (32 - 69 n.Chr.), die eerder besproken is en naar voren kwam als een ambitieuze (maar daarin gefrustreerde) man die niet terugdeinsde voor een aanslag op de keizer. Hij slaagde daarin, maar was zelf niet veel later de volgende. Een beeld dat je bij Otho kunt hebben, is dat van een verwend nest die altijd in een gespreid bedje terecht is gekomen en door het lint ging toen het leven niet zijn kan op ging. De Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) geeft een korte schets van Otho's leven buiten de politieke arena waarin dit beeld ook een beetje naar voren komt (Otho XII):
In zijn uiterlijke verzorging was hij pijnlijk nauwgezet, haast als een vrouw. Hij epileerde zich en droeg, omdat hij weinig haar had, een pruik, die zo goed bij hem paste dat niemand hem opmerkte. Hij had zelfs de gewoonte zich dagelijks te scheren en daarna een masker van vochtig brood aan te brengen. Daar was hij al mee begonnen toen het eerste dons was verschenen, om nooit een baardige indruk te maken.
Niet iedereen die zich scheert en zelfs niet iedereen die nat brood op zijn gezicht smeert is een diva, maar Otho wel, denk ik...

maandag 6 januari 2014

Een extra graantje meepikken

Het begint na al die opmerkingen van de Byzantijnse historicus Procopius (6e eeuw n.Chr.) over vermeende gruwelijkheden van keizer Justinianus I (482/483 - 565 n.Chr.) een beetje opvallend te worden. Gelukkig voor de keizer begin ik langzaam door het betreffende werk van Procopius heen te komen, maar nog niet helemaal. Justinianus zou namelijk iets heel kwaadaardigs hebben bedacht om geld bij elkaar te krijgen. Procopius vertelt (Geheime Geschiedenis XXII.14-16):
Op een gegeven moment was er een grote hoeveelheid graan getransporteerd naar Byzantium, maar nadat het grootste deel daarvan al verrot was, verkocht hij [Justinianus] het in proportionele hoeveelheden aan verschillende steden in het Oosten, ook al was het niet geschikt voor menselijke consumptie; en hij verkocht het niet voor de prijs dat het beste graan waard was, maar voor een veel hogere prijs; en het was noodzakelijk voor de kopers dat ze, nadat ze grote sommen geld hadden neergeteld om de onderdrukkende prijzen te betalen, het graan in zee of in het riool gooiden. En aangezien een gigantische hoeveelheid goed graan dat nog niet verrot was, daar opgeslagen lag, besloot hij dit ook te verkopen aan de grote steden die graan nodig hadden. Op die manier wist hij twee keer zoveel geld te verdienen als dat uit de schatkist kortgeleden was betaald aan schatplichtige staten voor hetzelfde graan.
Zo kon Justinianus dus een extra graantje meepikken... 

zaterdag 4 januari 2014

Strategisch buiten spelen

Vorige maand besprak ik dat de veldtocht van de Romeinse generaal Gnaeus Pompeius Magnus (106 - 48 v.Chr.) tegen Gnaeus Domitius Ahenobarbus niet geweldig op gang kwam. Uiteindelijk won Pompeius met zijn troepen betrekkelijk eenvoudig en bracht de regio in Noord-Afrika stevig onder controle. Volgens de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) bracht Pompeius bij de bevolking 'een gezonde angst en respect voor de Romeinen' terug. Daar bleef het echter niet bij, want Pompeius wilde echt indruk maken (Pompeius XII.5):
Hij verklaarde dat zelfs de wilde dieren in hun Afrikaanse holen niet gespaard zouden moeten worden van de moed en de kracht van de Romeinen en daarom besteedde hij een paar dagen aan het jagen op leeuwen en olifanten.
Nooit een excuus te slecht voor een feestje, nietwaar, Pompeius?

donderdag 2 januari 2014

Vroege smeerlapperij

De Egyptenaren staan bekend om twee dingen: de piramides en de mummies. De piramides zullen vandaag niet verder besproken worden, maar de mummies wel. Bij de Egyptenaren was er een groep priesters verantwoordelijk voor het balsemen en mummificeren van de overledenen. Volgens de Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus  (±485 - 425/420 v.Chr.) zijn er verschillende manieren om een lichaam voor te bereiden voor de tocht naar waar-ze-ook-heen-gaan. Wat deze manieren gemeen hebben, is dat ze door dezelfde priesters werden uitgevoerd. Priesters, geen priesteressen. Om deze reden merkt Herodotus het volgende op (Historiën II.89):
De jakhals-god Anubis was betrokken bij het mummificatieproces
Bron: Wikipedia
Echtgenotes van beroemde mannen en vrouwen van grote schoonheid en reputatie, worden niet meteen aan de balsemers gegeven, maar pas wanneer ze drie of vier dagen dood zijn. Dit is zo om de balsemers te ontmoedigen gemeenschap met de vrouwen te hebben. Men zegt dat er eentje was betrapt terwijl hij gemeenschap had met het verse lijk van een vrouw en dat hij om die reden met de nek werd aangekeken door zijn collega's.
Iedere beschaving heeft kennelijk zijn eigen smeerlappen...