Dit was niet anders in de Oudheid. Hoewel het nieuws van een pijnlijke lip vaak Rome nog niet uit was voor de lip hersteld was, vorsten hadden een speciale positie. Dit was iets waar de kerkvader Augustinus van Hippo (354 - 430 n.Chr.) de aandacht op vestigde. Hij vertelt over een piraat die door Alexander de Grote (356 - 323 v.Chr.) werd gevangengenomen en hoe hij zich verdedigde (De stad van god IV.4):
Toen de koning hem vroeg hoe hij het waagde de zee te teisteren, antwoordde hij vrijmoedig: "hoe waag jij het de gehele wereld te teisteren? Maar omdat ik het doe met enkel een klein scheepje, noem jij mij een rover; jij die hetzelfde doet met een grote vloot, wordt koning genoemd."Koningschap (en politiek leiderschap in het algemeen) komt neer op hebben van zoveel macht dat je wegkomt met misdaden waar een ander niet mee weg komt. Augustinus zag dat al. Dit heeft natuurlijk niets te maken met het verhaal van de pijnlijke lip, maar koningen zijn nu eenmaal anders, in vele opzichten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten