Twee weken geleden besprak ik het werk De Geheime Geschiedenis van de Byzantijnse historicus Procopius van Caesarea (6e eeuw n.Chr.) voor het eerst. Twee weken geleden maakte Procopius de grond gelijk met de grootste generaal uit de Byzantijnse geschiedenis. Vandaag besteedt hij aandacht aan de adoptiefvader van de bekendste Byzantijnse keizer (als je Constantijn de Grote niet meetelt), Justinianus I (482/483 - 565 n.Chr.) die vooral bekend is door het beroemde mozaiek in de Basiliek van San Vitale in Ravenna.
Deze adoptiefvader was Justinus I (±450 - 527 n.Chr.) en Procopius meldt dat hij met twee anderen vanuit Dardania (het gebied rond het huidige Kosovo) naar Constantinopel was gelopen om in het leger te kunnen en te ontsnappen aan armoede. Toen hij daar aan kwam, werkte hij zich omhoog in het gevolg van de keizer Anastasius (±430 - 518 n.Chr.), waarna hij de opvolger werd. Justinus had echter een probleem, zo lezen we bij Procopius. Hij kon niet lezen. Gelukkig had hij een adviseur, ene Proclus, en die had wel een idee (De Geheime Geschiedenis VI.13-16):
[...]Proclus, die als Quaestor diende, bekeek alle zaken destijds met onafhankelijke beoordeling. Maar om zeker te zijn van de autoriteit hiervoor [voor de beoordeling] in het handschrift van de keizer, deden zij die er verantwoordelijk voor waren, het volgende. Uit een kort stukje gepolijst hout sneden ze een sjabloon in de vorm van vier letters "LEGI" ["ik heb het gelezen"]. Vervolgens doopten ze een pen in de speciale inkt voor de keizer en legden die in de hand van de keizer Justinus. Daarna pakten ze het stukje hout dat ik net heb beschreven en legden het op het document [dat de keizer moest tekenen], pakten de hand van de keizer en leidden hem over het patroon van de vier letters, terwijl hij de pen vast had, waarmee ze hem langs alle bochten in het houten sjabloon namen. Vervolgens gingen ze weg, in het bezit van het handschrift van de keizer.
Boekentip voor vandaag:
Procopius, The Secret History
Een collega van mij heet Andreas en hij zit altijd op te scheppen over de betekenis van zijn naam in het Oudgrieks ("mannelijk"). Grappig is dat de Romeinse filosoof Epictetus (±50 - ±130 n.Chr.) de komst van Andreas heeft zien aankomen, want zijn woorden blijken profetisch geweest (Zakboekje 41):
Het is een brevet van onvermogen dat iemand al zijn tijd besteedt aan de lichamelijke behoeften, bijvoorbeeld veel sporttraining, veel eten en drinken, graag en lang op het toilet zitten en veel seks. Al deze dingen moet men terloops doen; de geest moet alle aandacht krijgen.
Ik hoop dat hij ervan leert!
Boekentip voor vandaag:
Epictetus, Zakboekje
De Oudheid is de tijd waarin veel van de moderne Europese en Westaziatische steden zijn gesticht. Zoals met alle begin is het vaak een kwestie van leren door tegen dingen aan te lopen. Zo ook op dit gebied. Steden als Milete, Athene en Rome ontstonden en ontwikkelden zich organisch van een kleine nederzetting naar een steeds grotere, zonder dat er verder nagedacht werd bij de planning hiervan.
Eén van de eerste mensen die daar wel mee bezig was, was Hippodamus van Milete (498 - 408 v.Chr.). Hij speelde een belangrijke rol bij het van de grond af opbouwen van nieuwe steden door de Grieken toen zij besloten het Middellands Zeegebied op grote schaal te koloniseren. Hij gebruikte het Hippodamisch stratenplan (of schaakbordpatroon) in zijn stadsplanning.
Volgens de grote Griekse filosoof Aristoteles (384 - 322 v.Chr.) was hij verantwoordelijk voor de planning van de Griekse havenstad Piraeus, nabij Athene. Volgens Aristoteles pakte Hippodamus de boel systematisch en rationeel aan. Een ideale stad moest ongeveer 10.000 vrije mannelijke inwoners hebben, verdeeld in drie delen. Ook in het juridische framewerk van de nieuwe stad had hij zo zijn ideeën. Hippodamus' ideeën zijn door Aristoteles uitvoerig uitgewerkt, zij het niet kritiekloos. Over de persoon Hippodamus was Aristoteles duidelijk. Die was raar. Hij stelt (De Staat II.8):
Hippodamus, [...] was een vreemde man, wiens liefhebberij voor opvallen hem in algemene excentriciteit heeft gebracht, waardoor sommige mensen dachten dat hij niet goed bij zijn hoofd was (want hij droeg lang haar en dure versieringen, maar droeg deze op goedkope maar warme kleding gedurende zowel de zomer als de winter) [...]
Aristoteles begint zijn bespreking van Hippodamus met het duidelijk neerzetten van zijn onderwerp als een merkwaardig figuur. Hij heeft stadsplanning echter stukken efficiënter gemaakt waardoor zijn gedachtengoed tegenwoordig nog breed wordt toegepast en dat is reden om de naam een keer te noemen.
Boekentip voor vandaag:
Aristoteles, Politics
Tussen de eerde besproken veldslagen van Trebia en Cannae tijdens de Tweede Punische Oorlog (218 - 201 v.Chr.) begon steeds duidelijker te worden dat er iets groots aan de hand was in Italië. Het leger onder Hannibal Barca (247 - 183 v.Chr.) begon steeds meer een factor te worden op het schiereiland en toen ze ook de Slag bij het Trasimeense meer in 217 v.Chr. wonnen, werd deze oorlog ook internationaal een kwestie.
In Griekenland was in die periode (of eigenlijk in de hele Griekse geschiedenis) sprake van veel onderlinge oorlogsvoering tussen allerlei staten. De grote man uit de regio was de Macedonische koning Philippus V (238 - 179 v.Chr.). Hij speelde een hoofdrol in de eerder genoemde Griekse Bondgenotenoorlog (220 - 217 v.Chr.). Deze oorlog eindigde in 217 en dat is niet toevallig het jaartal van de Slag bij het Trasimeense meer. Volgens de Griekse historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) lag er namelijk een verband tussen de veldslag in Italië en de vrede van Naupaktos die de Griekse Bondgenotenoorlog afbrak.
Vredesonderhandelingen kregen een strategisch karakter toen iedereen snel in de gaten had dat Philippus de baas was. Polybius noemt namelijk Agelaus van Naupaktos die de internationale verhoudingen in zijn speech verweeft (Romeinse Geschiedenis V.104):
[...] Het moge duidelijk zijn voor een ieder die ook maar matige aandacht schenkt aan zaken, dat of de Carthagers nu de Romeinen verslaan of de Romeinen de Carthagers, het onwaarschijnlijk is dat de winnaar zich tevreden zal stellen met een rijk van Sicilië en Italië. Zij zullen vooruit gaan en zij zullen hun troepen en hun plannen verder doen rijken dan wij zouden wensen. Daarom smeek ik u allen om op te passen voor het gevaar van de crisis en boven allen u, koning [Philippus]. U doet dit als u afziet van het beleid van verzwakking van de Grieken en het op die manier een makkelijke prooi van hen maken voor de invaller.
De Grieken moeten ophouden met onderling knokken en zich richten op de externe vijand. Philippus koos ervoor Carthago te steunen en het werd even rustig in Griekenland.
Een klein jaar geleden besprak ik de grote Griekse filosoof Epicurus (341 - 270 v.Chr.) en wat hij over vriendschap zei. Vandaag komt de visie op vriendschap van de eerste naam die bij de meeste mensen opkomt als je het hebt over oudgriekse filosofie: Socrates (±470 - 399 v.Chr.). De Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) is één van de bronnen over het leven van Socrates die zelf (als hij al bestaan heeft, waar niemand zeker van is) geen teksten heeft geschreven die de tand des tijds hebben overleefd. In zijn biografie van Socrates zegt hij niet zozeer wat Socrates van vriendschap vond (Alkibiades misschien?). Wel merkt hij op dat er op een merkwaardige manier wordt gekeken naar vriendschap (Socrates 30):
Hij zei altijd dat het gek was dat, als je een man vroeg hoeveel schapen hij had, hij makkelijk het precieze aantal kon zeggen; maar hij kon zijn vrienden niet noemen of zeggen hoeveel hij er had, zo weinig waarde werd daaraan toegekend.
Als ik er over nadenk, kan ik wel een aantal vrienden specifiek aanwijzen of tellen, maar wanneer ben je een vriend?
Eén van de interessantste kanten van de Oudheid is voor mij de ontwikkeling van zaken die tegenwoordig heel gewoon zijn. Politieke besluitvorming is één van deze dingen. Op dit blog is het onderwerp al verschillende keren aan bod gekomen. Gilgameš, Athene, de Romeinse republiek van eergisteren, er zijn verschillende manieren om beslissingen te nemen in de politiek.
De Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) beschrijft in zijn werk hoe de besluitvorming volgens hem bij de Perzen ging. Onder de Perzen werden keuzes besproken onder een groep mensen en Herodotus vertelt dat daar een speciale procedure voor werd nageleefd (Historiën I.133.3-4):
[...] Verder is het hun gebruik om de meest gewichtige zaken te bespreken als ze dronken zijn; en wat ze dan in dat overleg besluiten, wordt de volgende dag door de meester van het huis waar ze overleg hebben gehad, voorgesteld als ze nuchter zijn; en als ze nog steeds staan bij de beslissing als ze nuchter zijn, dan handelen ze ernaar. Zo iet, dat laten ze hem vallen. En als ze overlegd hebben over een zaak als ze nuchter zijn, dan nemen ze de beslissing als ze dronken zijn.
Soms vraag je je af of politici wel nuchter zijn als ze naar de interruptiemicrofoon lopen. Bij de Perzen was dit een integraal onderdeel van de besluitvorming.
Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories
Ruim een halfjaar geleden kwam de verruwing van het Romeinse politieke klimaat al eens aan de orde toen de broers Tiberius (gestorven in 133 v.Chr.) en Gaius Sempronius Gracchus (154 - 121 v.Chr.) slachtoffer werden van een politieke moord. Vandaag gaan we een stapje terug in de tijd. De landverdeling-kwestie waar de Gracchen zich sterk voor maakten, was een heet hangijzer in de Romeinse politiek en discussie werd breed gevoerd in de samenleving. Niet alleen met woorden.
Volgens de Griekse historicus Appianus (±95 - ±165 v.Chr.) was een deel van de strategie van de tegenstanders van Gracchus' hervormingsplannen om ervoor te zorgen dat deze niet ter sprake zouden komen in de vergaderingen en al helemaal niet aan stemming onderworpen zouden worden. Eén van de tegenstanders was de volkstribuut Marcus Octavius, die net als Tiberius Gracchus (die ook volkstribuun was) vetorecht had en daarmee de politieke besluitvorming verregaand kon beïnvloeden. Appianus vertelt hoe zij het een bediende behoorlijk moeilijk maakten (Romeinsen Geschiedenis I.11-12):
[...][Gracchus] beval een bediende de voorgestelde wet voor te lezen. Maar Marcus Octavius, één van de andere tribunen die door de landeigenaren was aangewezen om de procedure te stoppen (want bij de Romeinen wint een veto het altijd van een voorstel), beval de klerk zijn mond te houden. Hierop stelde Gracchus, na het uiten van zware verbale aanvallen aan zijn adres, om de stemming uit te stellen tot de volgende bijeenkomst van de vergadering [...gedeelte ontbreekt...] en nadat hij een wachter naast hem had opgesteld die voldoende zou moeten zijn om Octavius te temmen, zelfs als hij zich verweerde, bedreigde hij de bediende en beval hem om de wet aan het publiek voor te lezen. De bediende begon te lezen, maar hij stopte toen Octavius hem dat beval .
Ze zeggen wel eens dat de politiek verruwt. Laten we zeggen dat dit niets nieuws is.
Boekentip voor vandaag:
Appianus, The Civil Wars
De groten uit de Oudheid lieten vaak vanaf het begin al wat van hun indrukwekkende veren zien, zoals we al bij Eannatum, Alexander de Grote en Romulus hebben gezien. De grote Romeinse keizer Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.) was daarin ook geen uitzondering. De opkomst van een heerser die geboren zou worden in het geboortejaar van Augustus, was al besteld en er was een onsuccesvol decreet uitgevaardigd alle in dat jaar geboren kinderen te doden. Augustus werd geboren.
Volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) werd bij Augustus in zijn kindertijd al duidelijk dat hij anders was dan andere kinderen en dingen voor elkaar kon krijgen waar anderen niet eens van droomden. Hij schrijft namelijk (Augustus 94.8):
Zodra hij begon te spreken [als klein kind], viel het voor dat de kikkers bij het landverblijf van zijn grootvader heel veel lawaai maakten; hij beval hen stil te zijn en ze zeggen dat vanaf dat daar moment nooit meer een kikker kwaakte. Toen hij aan het lunchen was in een bosje bij de vierde mijlsteen van de Campanische weg [de Via Appia], verraste een adelaar hem door zijn brood uit zij hand te grijpen. Nadat het naar ghrote hoogte was gevlogen, daalde het tot zijn verrassing, rustig af en gaf het terug aan hem.
Het is toch wel opvallend dat van zoveel grote leiders uit de Oudheid dergelijke verhalen bekend zijn.
Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome
De Byzantijnse historicus Procopius van Caesarea (6e eeuw n.Chr.) wordt vaak gezien als de laatste grote historicus uit de Oudheid (volgens sommige definities leefde hij in de Middeleeuwen). Hij schreef met name over de regering van keizer Justinianus I (482/483 - 565 n.Chr.) en diens oorlogen en bouwprojecten. Van Procopius zijn drie werken bewaard gebleven waarvan in dit blog één werk eerder aan bod is geweest: De Geschiedenis van de Oorlogen. Zijn tweede werk betreft een werk over gebouwen, waarin hij het bouwprogramma van de keizer bespreekt. Opvallend in deze twee werken is dat Justinianus hierin als een goede keizer naar voren komt.
Dit staat in contrast met Procopius' derde werk, dat in vertalingen De Geheime Geschiedenis wordt genoemd. In dit werk, dat vermoedelijk ook geheim was gedurende Procopius' leven, bespreekt hij een andere kant van het leven van de keizer en zijn gevolg. Zo komt de generaal Belisarius (505 - 565 n.Chr.), bepaald geen lichtgewicht, aan bod. Belisarius had een vrouw, Antonina en volgens Procopius nam zij het niet zo nauw met de huwelijkse trouw. Antonina kreeg een affaire met een zekere Theodosius. Theodosius en Antonina waren mee op veldtocht met de generaal en dan gebeurt er wel eens wat. Procopius vertelt (Geheime Geschiedenis I.18-20):
[...] Op een gegeven moment betrapte Belisarius hen gedurende de daad in Carthago, maar hij stond toe dat hij voor de gek werd gehouden door zijn vrouw. Want, hoewel hij hen samen in een kelder aantrof en gek van woede was, merkte zij op zonder de lafaard te plegen of te proberen de daad te verbergen: "Ik kwam hier beneden om met de hulp van de jongen het meest waardevolle van onze oorlogsbuit te verstoppen, zodat de keizer er niet achter zou komen." Nu zei ze dit als niets meer dan een voorwendsel, maar hij liet de zaak vallen, als was hij gerustgesteld, hoewel hij kon zien dat de riem die de broek van Theodosius ophield en die zijn private parts bedenkt, los was gemaakt. Want onder de druk van zijn liefde voor de vrouw, dacht hij dat de getuigenis van zijn eigen ogen volkomen onbetrouwbaar was.
Niemand zal ervan staan te kijken dat Antonina hierna nog wat meer uitgehaald had...
Boekentip voor vandaag:
Procopius, The Secret History
Eén van de grote vragen rond de veldtocht van de Carthaagse generaal Hannibal Barca (247 - 183 v.Chr.) is waarom hij na de hier reeds besproken Slag bij Cannae in 216 v.Chr. niet direct naar Rome ging om de stad te veroveren. Het Romeinse leger was compleet afgeslacht, alsmede een groot deel van het potentieel aan generaals om opgetrommelde vervangers te kunnen leiden. In zijn uitstekende podcast over Hannibal besteedde host Jamie Redfern al eens een special aan deze opvallende beslissing.
Er was ook een special over de te nemen beslissing in het Carthaagse kamp. Gaan we Rome belegeren? Volgens de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (59 v.Chr. - 17 n.Chr.) was het geen uitgemaakte zaak wat de Carthagers gingen doen en er kwam een meeting bijeen. Het ene kamp was voorstander van een pauze voor de soldaten om te herstellen en vervolgens een volgende stap te zetten. Hannibal's cavaleriecommandant Maharbal was een grote voorstander van direct handelen. Hannibal stelde voor er een nachtje over te slapen voor hij een definitieve beslissing zou nemen. Dit is wat Maharbal zei volgens Livius (Vanaf de Stichting van de Stad 22.51.4):
Toen zei Maharbal: In alle eerlijkheid geven de goden dezelfde man niet alle talenten. Je weet hoe je een overwinning kunt behalen, Hannibal; je weet niet hoe je er een kunt gebruiken." Die vertraging van een dag wordt algemeen beschouwd als de redding van de stad en het rijk.
Hannibal ging uiteindelijk niet naar Rome en de kansen in de oorlog sloegen langzaam om. Of dat niet was gebeurd als Maharbal Hannibal had kunnen overtuigen, dat zullen we nooit weten, maar misschien is dit wel zo'n moment waar de geschiedenis er heel anders uit had kunnen zien als het net anders was gegaan. Dat maakt Hannibal misschien wel zo interessant.
Boekentip voor vandaag:
Livius, History of Rome
Eerder besprak ik de Oudgriekse kiemen van iets dat op de evolutietheorie lijkt en een opmerkelijk modern overkomende kosmische theorie. Vandaag komt de Griekse filosoof Anaxagoras (5e eeuw v.Chr.) aan bod. Deze filosoof kan gezien worden als één van de vaders van de natuurkunde. Zo stelde hij onder anderen dat wind ontstaat door verschillen in luchtdruk, dat donder ontstaat door botsende wolken en dat bliksem met frictie te maken heeft.
Hij stelde verder dat de zon niet alleen groter was dan de Peloponnesus (het Zuidelijke schiereiland van van vasteland van Griekenland) , maar bovendien bestond uit gesmolten metaal. Dit laatste kwam hem op een proces te staan. In een proces dat sterk op de christelijke processen tegen wetenschappers doet denken, werd de doodstraf tegen de filosoof uitgesproken. Uiteindelijk was het de beroemde politicus Perikles (495 - 429 v.Chr.) die dáár een stokje voor stak. De ellende was echter al aangericht en kort daarna pleegde Anaxagoras zelfmoord.
Volgens de Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) ging Anaxagoras behoorlijk stoïcijns om met zijn naderende doodstraf. Diogenes vertelt (Anaxagoras 13):
Toen het nieuws dat hij was veroordeeld en dat zijn zonen dood waren, was zijn commentaar op de straf: "Lang geleden veroordeelde de natuur zowel mijn rechters als mijzelf ter dood." En over zijn zonen: "Ik wist dat mijn zonen waren geboren om te sterven."
Deze uitspraak doet sterk denken aan de eerder genoemde Epictetus (±50 - ±130 n.Chr.) die ook op deze kille manier naar de dood van zijn dierbaren kon kijken. Anaxagoras leefde duidelijk een aantal eeuwen te vroeg.
Nu het alweer een hele tijd geleden is dat ik het over wielrennen heb gehad, is het weer hoog tijd dat we de sport weer eens noemen. Vandaag is het namelijk de dag van de bekendste eendaagse wedstrijd van het seizoen: Parijs-Roubaix en er is een grote favoriet, Fabian Cancellara. Weinig Oudheid aan, tot je bedenkt wat zijn bijnaam is: Spartacus.
Zoals de meeste mensen wel zullen weten bestaat Parijs-Roubaix voor een groot deel uit kasseienstroken en die doen mij altijd denken aan het bekende Romeinse wegennetwerk door Europa. Deel van dit netwerk is de Via Appia die van Rome naar het Zuiden liep. Het verleden van deze weg legt wel extra druk op de schouders van de ploeggenoten van Cancellara, want bij de opstand van Spartacus kwamen ze de inmiddels bekende Marcus Licinius Crassus (115 - 53 v.Chr.) tegen en ze werden in een slag waar Spartacus omkwam, verslagen. De Romeinse historicus Appianus (±95 - ±165 n.Chr.) vertelt wat Spartacus' mannen gebeurde (Burgeroorlogen I.121):
Een groot aantal van zijn [Spartacus'] mannen ontvluchtte het slagveld naar de bergen en Crassus volgde hen daarheen. Zij verdeelden zichzelf in vier delen en gingen door met vechten tot ze allemaal dood waren, op zesduizend na, die gevangen werden genomen en werden gekruisigd langs de hele weg van Capua naar Rome [het eerste deel van de Via Appia].
Ik ga ervan uit dat de troepen van Cancellara het vandaag beter gaan doen.
Boekentip voor vandaag:
Appianus, The Civil Wars
Marcus Vitruvius Pollo (± 85 - 20 v.Chr.) was architect en daar was hij trots op. In zijn bekende werk Over Architectuur dat ik in de oertijd van dit blog al eens besprak, geeft Vitruvius in het begin van zijn eerste boek aan aan welke eisen de opleiding van een architect moet voldoen. Hij geeft daarin aan dat een architect een heleboel zaken goed moet kunnen. Goede architecten zijn veelzijdige mensen, volgens Vitruvius. Het gaat volgens hem om zowel aanleg als studie van de verschillende gebieden waar de architect kennis van moet hebben (Over Architectuur I.1.3):
[...]Laat hem [de architect] onderricht zijn, bekwaam met het penseel, geïnstrueerd in meetkunde, veel weten over geschiedenis, de filosofen met aandacht hebben gevolgd, muziek begrijpen, enige kennis hebben van geneeskunde, de meningen van juristen kennen en bekend zijn met astronomie en de theorie van de hemel.
Vitruvius legt na deze alinea uit wat hij precies bedoelt met deze eisen. Kennis van muziek blijkt te maken te hebben met het correct kunnen afstellen van catapults (Over Architectuur I.1.8). Wat verder opvalt is dat een architect in Vitruvius' beeld echt een alleskunner. Niet toevallig, denk ik, dat Leonardo Da Vinci ooit de Vitruviusman heeft getekend.
Ruim een jaar geleden kwam Marcus Licinius Crassus (115 - 53 v.Chr.) aan bod. Crassus manifesteerde zich als gierige geldwolf en deze reputatie bleek ben vooruitgesneld te zijn. Toen Crassus in Oosten oorlog aan het voeren was met de Perzen, kwam hij om. Zijn lichaam kwam in handen van de vijand en zij wisten wel raad met deze figuur. Volgens de Romeinse historicus Cassius Dio (±155 - na 229 n.Chr.) staken de Perzen de draak met zijn grote zwakte (Romeinse Geschiedenis XL.27.3):
En de Parthen, zo zeggen sommigen, goten spottend gesmolten goud in zijn mond; want hoewel hij een man van immense rijkdom was, verbond hij zoveel waarde aan geld om hen die geen heel legioen konden onderhouden uit hun eigen middelen zielig te vinden en hen te beschouwen als arme mensen.
Soms is het heel eenvoudig om de Oudheid en moderne populaire cultuur met elkaar in verband te brengen. Bij het kijken naar een scene in Game Of Thrones moest ik aan die arme Crassus denken.
Gisteren was ik jarig en was de familie op bezoek. Dat is inclusief mijn jongere broertje en zusje. Ik kan me een hoop herinneren van de jeugd van deze twee en dat behelst onder meer dat ze beide geen vis lusten (laatste keer dat ik dat checkte). Mijn broertje had daarnaast ook geen echte liefhebberij voor sperziebonen, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat om vis.
Ik ben zelf een groot visliefhebber, maar ik denk niet dat ik sta te springen om wat de Romeinen met hun vis deden. Zij aten namelijk garum, een soort vissaus die een paar maanden moest gisten. Wie ook niet enthousiast werd van dit mengsel, was de filosoof Seneca (± 4 v.Chr. - 65 n.Chr.). In een brief aan zijn vriend Lucilius schreef hij wat hij vond van de meest exquise Spaanse variant van garum (Brief aan Lucilius 95.25):
[...] Denk je niet dat de zogenaamde "Saus uit de Provincie," het dure extract van verrotte vis, de maag opbrandt met zijn gezouten walgelijkheid? Wat? Denk je dat de verpeste gerechten die een mens doorslikt terwijl ze bijna branden van het keukenvuur, gedoofd worden in het spijsverteringskanaal zonder daar schade aan te richten? Hoe afstotelijk en ongezond zijn hun boeren en hoezeer walgen mensen van zichzelf als ze de geuren van de overmatigheid van gisteren uitbrengen! Je kunt er zeker van zijn dat hun eten niet verteerd wordt, maar dat het rot.
Voor lezers met kinderen, als ze niet willen eten, vertel ze dan van Seneca en zijn vissaus.
Boekentip voor vandaag:
Seneca, Letters from a Stoic