Tot 40% extra korting op winters assortiment!

zaterdag 31 augustus 2013

Een ezel en heel veel goud

Zoals we eerder hebben gezien moest koning Mithradates VI van Pontus (132 - 63 v.Chr.) het niet hebben van zijn zachtzinnigheid. Dat betekende dat we interessante anekdotes krijgen en dat Mithradates zichzelf wel eens in de nesten werkt. Vandaag het eerste bericht in een tweeluik over Mithradates met een anekdote, overmorgen een probleem waar hij zich in gebrand heeft.

Toen Mithradates de Romeinse gouverneur Manius Aquilius te pakken kreeg, besloot hij hem eens uitgebreid te beledigen en kleineren. De Alexandrijnse historicus Appianus (±95 - ±165 n.Chr.) beschrijft hoe (Oorlogen met Mithradates 3.21):
Niet lang daarna [nadat Quintus Oppius, een andere Romeinse generaal gevangen was genomen] nam hij [Mithradates] Manius Aquilius, één van de ambassadeurs en degene die het meeste de schuld heeft van deze oorlog, gevangen. Mithradates paradeerde hem rond, vastgebonden aan een ezel en hij dwong hem om zichzelf aan de menigte voor te stellen als Manius. Tenslotte, in Pergamum [de hoofdstad van Romeins Azië] goot Mithradates gesmolten goud zijn keel, waarmee hij de Romeinen bestrafte voor het aannemen van steekpenningen.
Mithradates legde met zijn handelen de basis voor een terugkerend fenomeen: het verzadigen van de goudlust van Romeinse generaals. 

Boekentip voor vandaag:
Appianus, Roman History I

donderdag 29 augustus 2013

Romeinen uitroken met kippenveren

Het gebruik van chemische wapens zoals in Syrië lijkt te zijn gebeurd, lijkt een modern verschijnsel. Niet iets dat je verwacht bij de Oudheid. Daar vochten ze met zwaarden en bogen. Dat is tenminste het beeld. Toch is dat niet helemaal waar. In de Oudheid werden chemische wapens toegepast, al was dat allemaal niet zo sophisticated en naar ik weet niet tegen de eigen bevolking, maar tegen de legers van de vijand.

In 189 v.Chr. waren de Romeinen bezig met het belegeren van de stad Ambracia in het Westen van Griekenland. De stad bleek erg goed verdedigd te zijn en de Romeinen waren niet in staat de stad te veroveren. Als plan B besloten de Romeinen een tunnel onder de muren door te graven. Dit bleef lang onopgemerkt, maar na verloop van tijd kregen de verdedigers door wat er aan de hand was. Zij groeven een tunnel om de Romeinen te onderscheppen. Daar zetten ze geen zwaarbewapende soldaten neer, maar iets anders. De Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (59 v.Chr. - 17 n.Chr.) vertelt wat dan wel (Vanaf de stichting van de stad XXXVIII.7.11-13):
Ze maakten een vat met gaten in de bodem klaar waar een pijp van gemiddelde omvang in kon worden gestoken en zo een ijzeren pijp en een ijzeren deksel voor het vat, dat ook op een paar plekken was geperforeerd. Dit vat, gevuld met lichte veren [van kippen] plaatsten ze met de opening naar de tunnel [naar de Romeinen]. Om de vijand op afstand te houden bevestigden ze lange speren die ze "sarisae" noemden in de gaten in het deksel. Ze wakkerden een lichte vonk bij de veren aan door te blazen met de blaasbalgen van een smid die bij de uitgang van de pijp waren geplaatst. Vervolgens was bijna niemand in staat in de tunnel te blijven, omdat rook, die niet alleen in grote hoeveelheid de tunnel vulde, maar vooral omdat het zo vreselijk stonk door de brandende veren. 
Geen rijen levenloze kinderen; dit is een heel ander soort chemische oorlogsvoering dan tegenwoordig. Eigenlijk een best sympathieke manier. Niet alle verandering is een verbetering. De Romeinen wisten de stad overigens uiteindelijk wel te veroveren.

Boekentip voor vandaag:
Livius, Ab urbe condita XI (38-39)

dinsdag 27 augustus 2013

Tien is perfect!

Tegenwoordig zijn we zo bekend met een telsysteem van tientallen - één, tien, honderd, duizend enzovoorts - dat we er niet bij stilstaan en het systeem met voeten, inches, mijlen en ponden als onhandig terzijde schuiven. Op één of andere manier is het systeem van tientallen zo gegroeid. Het had net zo goed anders kunnen zijn, zoals een systeem met acht als basis of met twintig. En wat te denken van het binaire systeem waar computers mee werken?

De Grieken en de Romeinen waren altijd al wel bezig met het nadenken over dit soort dingen. Aangezien telsystemen vast wel ergens een praktische toepassing hebben, heb je de garantie dan de Romeinse architect Vitruvius (± 85 - 20 v.Chr.) er een mening over heeft en dat heeft hij ook. Vitruvius bespreekt in zijn introductie op een boek over tempels over symmetrie en komt op de discussie tussen voorstanders van het telsysteem met tientallen en die van een telsysteem op basis van zestallen. Tientallen zijn perfect, want (Over architectuur III.1.5.):
[...D]e mensen van de Oudheid stelde het perfecte nummer vast op tien. Want de palm is gevonden uit het aantal vingers van de hand en de voet van de hand. Nogmaals, omdat tien natuurlijk perfect is omdat het bestaat uit de vingers van twee handpalmen, stelde Plato ook dat het nummer perfect is omdat het bestaat uit de individuele eenheden die door de Grieken monades worden genoemd. Maar zodra elf of twaalf worden bereikt, is het getal excessief en kan het niet meer perfect worden tot ze weer voor een tweede keer bij tien uitkomen; want de samengestelde delen van dat getal zijn de individuele eenheden.
Ik heb ook geen idee waar hij het over heeft!

Boekentip voor vandaag:
Vitruvius, The Ten Books On Architecture

zondag 25 augustus 2013

Die kan veel drank hebben!

Zoals we eerder bij Epictetus hebben gezien, filosofen stonden in de Oudheid wel in aanzien, maar ook een beetje buiten de samenleving. Vandaag slaan de filosofen terug, want wat is een vervelender slag mensen dan die mensen die een beetje populair lopen te doen?

De snob van dienst is vandaag de Griekse filosoof Aristippos (5e en 43 eeuw v.Chr.. Volgens de Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) had Aristippos zo zijn woordje klaar over de populairen (Aristippos 73):
Tegen iemand die opschepte dat hij heel veel kon drinken zonder dronken te worden, wierp hij tegen: "dat kan een muilezel ook."
Eigenlijk is het allemaal helemaal niet zoveel meer dan dat. 

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, The Lives of Eminent Philosophers

vrijdag 23 augustus 2013

Reuzenpaarden dronken hier

Een halfjaar geleden besprak ik een opmerking van de Romeinse schrijver Publilius Syrus (1e eeuw v.Chr.) die zei dat een plan dat niet veranderd kan worden, een slecht plan is. Vandaag aandacht voor Alexander de Grote (356 - 323 v.Chr.) die een plan zag mislukken. Hij stond met zijn leger aan de Ganges, duizenden kilometers van huis en het leger besloot dat het niet meer verder wilde. Alexander liet zich volgens de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) overhalen om terug te gaan, maar had "omwille van de roem" nog wat in petto voor wie hem zou achtervolgen of een kijkje in het kamp wilde nemen (Alexander 62.7):
Zo liet hij bijvoorbeeld ongewoon grote wapenrustingen en paardenruiven en abnormaal zware bitten vervaardigen, om ze her en der verspreid achter te laten
Die Alexander die daar zat, was zeven meter groot en had paarden van dertig ton, moeten ze gedacht hebben. Geen wonder dat ze het leger van Alexander niet hebben achtervolgd!

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Alexander


woensdag 21 augustus 2013

De grenzen van democratie

Met de gebeurtenissen in Egypte en de klokkeluiderszaken in de Verenigde Staten komt de vraag wat een democratie is steeds vaker naar voren. Waaraan moet een staatsbestel voldoen om als democratisch gekenmerkt te worden. Eeuwen politici en politicologen zijn ermee bezig geweest. Vandaag aandacht voor één van de eerste uit die traditie, de Griekse historicus Polybius (203 - 120 v.Chr.) die in zijn werk over de Romeinen bijzondere aandacht besteedt aan de Romeinse staatsinrichting. Polybius vertelt dat velen denken dat er drie verschillende soorten staatsinrichting zijn: monarchie, aristocratie en democratie. Hij haast zich eraan toe te voegen dat er een hele reeks staatsinrichtingen zijn die erop lijken, maar die niet hetzelfde zijn. Over democratie zegt hij het volgende (Romeinse Geschiedenis VI.4.4-5):
Het is ook geen echte democratie als iedereen in de hele menigte aan burgers vrij is alles wat ze willen te doen of voor te stellen, maar als het in een gemeenschap gebruikelijk is om de goden hoog te achten, de ouders te eren en de ouderen te respecteren en om de wetten te volgen, dan zal de wens van de meerderheid zegevieren en dit kan een democratie genoemd worden.
Democratie vergt een bevolking die ermee om kan gaan.Het is wel belangrijk om te melden dat in de leefwereld van de Oudheid democratie veel directer is dan tegenwoordig. Waar in de Verenigde Staten en Egypte de overheid tegen (een deel van) de bevolking staat, kun je met veel overdrijving stellen dat dat in de Oudheid minder het geval was.

Voor de duidelijkheid, deze blogpost is geen politiek commentaar over de ontwikkelingen van dit moment. Deze ontwikkelingen geven alleen reden hier eens naar te kijken.

Boekentip voor vandaag:
Polybius, The Rise of the Roman Empire

maandag 19 augustus 2013

Je land of je leven

Een tijd geleden kwam het Orakel van Delphi aan bod. Koning Croesus (±595 - ±546 v.Chr.) van Lydië kreeg te horen dat een groot rijk ten onder zou gaan, maar niet welk rijk. Dit zijn de orakeluitspraken waar vooringenomenheid iemand een bepaalde kant op kan sturen. Croesus' eigen rijk werd weggevaagd.

Soms zijn de orakelspreuken niet zo onduidelijk om te interpreteren. Zo vroegen Spartanen aan het Orakel wat ze moesten doen toen de Perzische legers onder Xerxes I (515 - 465 v.Chr.) Griekenland binnenviel. Volgens de Griekse historicus Herodotus (±485 - ±425 v.Chr) was het poëtisch geformuleerde antwoord hier heel wat eenduidiger, zij het niet makkelijk voor de aanhoorder (Historiën VII.220.4):
Voor jullie, bewoners van Sparta met de brede straten,
Ofwel jullie geweldige en glorieuze stad moet verwoest worden door de Perzen,
Of, als dat niet gebeurt, moet de bevolking van Lacedaemon [de Stadstaat] een dode koning die afstamt van Herakles betreuren.
Met andere woorden: koning Leonidas (540 - 480 v.Chr.) had een probleem. Omdat hij zo nobel was, koos hij ervoor zelf te sterven in de legendarische Slag bij Thermopylae (480 v.Chr.) tegen een, zoals we eerder hebben gezien veel groter leger aan Perzen. Feit is wel dat de Perzen nooit in de buurt van Sparta geweest zijn, dus Leonidas is niet voor niets gestorven.

Leonidas volgens de schilder Jacques-Louis David (1748 - 1825 n.Chr.)
Bron: Wikipedia

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

zaterdag 17 augustus 2013

Oorlog door het scheren

Soms is het moeilijk om een geheime boodschap naar iemand te sturen zonder dat deze onderschept kan worden. Eerder kwam een strategie van Harpagus om een bericht aan de latere koning Cyrus II (6e eeuw v.Chr.) in een haas te verbergen, aan bod. Vandaag aandacht voor een andere manier, eentje tégen de Perzen. Gedurende regeringsperiode van Darius I (549 - 485) kregen de Perzen steun van de tiran van de Ionische stad Milete, Histiaeus

Toen hij echter door de Perzen in de stad Susa werd vastgehouden, bekroop hem het idee om in opstand te komen. Bij zijn afwezigheid is zijn schoonzoon Aristagoras benoemd als tiran van Milete. Histiaeus moest hem zien te bereiken, maar wel op een zodanige manier dat de Perzen er niet achter kwamen. De Macedonische auteur Polyaenus (2e eeuw n.Chr.) vertelt hoe hij het aanpakte (Krijgslisten I.24):
Hij schoor het hoofd van één van zijn slaven kaal en schreef er het korte bericht: "Histiaeus aan Aristagoras, oproep tot een opstand van Ionië" op. Zodra het haar van de slaaf weer was aangegroeid, stuurde hij hem naar Aristagoras. Op die manier passeerde hij de wachters zonder dat ze verdenkingen hadden en toen hij de kust [Milete lag aan de kust] bereikte, vroeg hij om geschoren te worden en toonde vervolgens de tekst op zijn hoofd aan Aristagoras die handelde zoals het bericht hem instrueerde en de opstand van Ionië ontketende.
Een slimme truuk die Histiaeus' boodschap naar zijn schoonzoon kreeg. De opstand van de Ioniërs die volgde, is één van de oorzaken voor de grote Perzische Oorlogen, één van de kantelpunten uit de wereldgeschiedenis. Het moet alleen wel maanden geduurd hebben tot het haar lang genoeg was, maar dat is prima.

Boekentip voor vandaag:
Polyaenus, Strategems of War

donderdag 15 augustus 2013

De linkshandige gepakte huurmoordenaar

Huurmoordenaren onder mijn lezers zullen het wel weten: als je gepakt wordt, heb je een probleem. Vandaag komt een huurmoordenaar aan bod die duidelijk maakt dat je als je het heel goed aanpakt, heel veel uit de situatie kunt halen.

Toen de Romeinen hun koning Tarquinius Superbus (r. 534 - 509 v.Chr.) hadden verjaagd, zocht hij zijn toevlucht tot een Etruskische koning, Lars Porsena. Met de hulp van Porsena probeerde Tarquinius Rome te heroveren, maar dat mislukte door een aantal heldendaden van individuele Romeinen die oh-zo-nobel waren in hun plichtsbesef. Grote delen van de geschiedenis van de Romeinen uit deze periode zijn meer legende dan wat anders, maar bekend is dat Porsena Rome heeft geprobeerd te veroveren en dat dit uiteindelijk niet gelukt was.

Volgens de Romeinse historicus Titus Livius (59 v.Chr. - 17 n.Chr.) probeerden de Romeinen Porsena te doden door huurmoordenaars te sturen. De eerste daarvan was Gaius Mucius Scaevola. Hij wist door te dringen tot vlakbij de koning, maar werd gegrepen. Mucius maakte zichzelf bekend en vertelde dat hij net zo moedig zou sterven als dat hij zou doden. Livius vertelt verde (Vanaf de stichting van de stad II.12.13):
De koning, heet van wrok en ontzet door zijn gevaar, beval boos onmiddellijk om de gevangene in de vlammen te werpen als hij niet meteen het plot waar hij zo onduidelijk mee driegde, uit de doeken zou doen. Daarop riep Mucius uit: "Kijk, zodat je kunt zien hoe laag zij wiens ogen gericht zijn op erkenning, hun lichaam schatten!" en hij gooide zijn hand in het vuur dat was gestookt voor het offer. Toen hij zijn hand liet branden alsof zijn geest zich niet bewust was van de prikkel, was de koning bijna buiten zichzelf van verbazing.
De koning was zó onder de indruk dat hij Mucius vrij liet en vredesonderhandelingen begon. Die Romeinen lieten zich duidelijk niet wegpesten. Als roemrijke prijs mocht Mucius de bijnaam Scaevola, "linkshandige" dragen, want hij had zijn rechterhand verbrand!

Boekentip voor vandaag:
Livius, Books I. and II. Volume 1

dinsdag 13 augustus 2013

Een paar noten naar de Zon

Denkers in de Oudheid beperkten zich hoogst zelden tot één specialistisch onderwerp. We hebben bij Marcus Vitruvius Pollo (± 85 - 20 v.Chr.) eerder gezien dat bijvoorbeeld een architect een heel breed kennispakket moest hebben. Zo werkte het ook bij andere takken van de wetenschap, zoals astronomie. De Grieken waren zeer bedreven in het meten en uitrekenen van afstanden en posities van locaties op de wereld. Eratosthenes van Cyrene (276~273 - ±194 v.Chr.) rekende de omtrek van de wereld uit door de lengte van de schaduwen van zuilen op verschillende plaatsen in Egypte, de afstand tussen deze plaatsen en het feit dat de wereld rond is (dat wisten ze toen al!), met elkaar in verband te brengen. Hij kwam uit tot een omtrek van zo'n 250.000 sportstadions (stadiën), een antieke lengtemaat, dat overeenkomt met een omtrek van tussen de 40.000 en 46.000 km, afhankelijk van welke stadionmaat hij aanhield. Ik ga dit vandaag niet bespreken, maar voor de liefhebbers, een filmpje van Carl Sagan:


Een andere schrijver, de minder bekende Censorius (3e eeuw n.Chr.) schreef over de afstand tussen verschillende hemellichamen en bracht dat in verband met iets verrassends (Over de geboortedag II):
[...] Pythagoras dacht dat het van de Aarde naar de Maan 126.000 stadiën was, hetgeen overeenkomt met de interval van een muzieknoot; dat het van de Maan naar Mercurius de halve afstand is, dus een halve noot; vanaf die ster [Mercurius] naar Venus was er ongeveer even veel, dus ook een halve noot; hiervandaan naar de Zon was driemaal die afstand, hetgeen overeenkomt met anderhalve noot [...]
Censorius gaat verder om ook Mars, Jupiter en Saturnus binnen een hele of halve noot afstand te leggen. Afgezien van het feit dat de afstanden onderschat zijn (de afstand van de Aarde naar de Zon legt hij rond de 50.000 km, in werkelijkheid ongeveer 150 miljoen km) is het opmerkelijk te zien dat deze afstanden in verband worden gebracht met muzieknoten. Zo denken we er tegenwoordig niet meer over na.

zondag 11 augustus 2013

"Als ik jou was..."

In het leven van een groot generaal komt eens in de zoveel tijd een moment waar een beslissing genomen kan worden. Dan roept hij zijn belangrijkste adviseurs bij elkaar, vraagt om hun mening en doet vervolgens precies wat hij zelf wil. We hebben een tijdje geleden gezien wat Hannibal naar zijn hoofd geslingerd kreeg na de Slag bij Cannae in 216 v.Chr. Vandaag hebben we het over Alexander de Grote (356 - 323 v.Chr.). Gedurende zijn verblijf in Azië krijgt Alexander een brief van koning Darius III van Perzië (±380 - 330 v.Chr.). Darius wist welke kant de wereld op ging en besloot Alexander een aanbod te doen: vrede, zijn dochter, een bak met geld, een bondgenootschap en de helft van het rijk in ruil voor vrede.

Volgens de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) besprak Alexander het aanbod met zijn generaals, waaronder Parmenion (±400 - 330 v.Chr.) en laatsgenoemde nam het woord (Alexander XXIX.8-9):
"Als ik Alexander was," zei Parmenion, "zou ik dit aanbod accepteren." "Dat zou ik ook doen," zei Alexander, "als ik Parmenion was." Maar hij schreef naar Darius: "Kom naar me toe en je zult alle hoffelijkheid ontvangen; maar doe je dat niet, dan zal ik meteen naar je toe marcheren."
Parmenion wist gelijk dat hij zijn mond beter kon houden...

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Alexander


vrijdag 9 augustus 2013

Wegwezen hier!

Wanneer de vijand voor de deur staat, kun je een paar dingen doen: je kunt in paniek raken, je kunt een slimme truuk bedenken, je kunt het gevecht aangaan of je kunt maken dat je wegkomt. De Griekse filosoof Bias van Priëne (6e eeuw v.Chr.), de man van de slimmer truuk, wist toen de Perzen onder Harpagus voor de poorten van zijn stand stonden, wel ongeveer hoe de wind woei. Volgens de Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) kwam Bias met een voorstel (Historiën I.170.2):
Hij adviseerde hen [de bevoling van Priëne en de ander Ionische steden] om de zee op te gaan en samen naar Sardinië te varen en één stad te stichten voor alle Ioniërs: zo zouden ze in het bezit van het grootste eiland van de wereld zijn en anderen overheersen en zouden ze vrij zijn van slavernij en in rijkdom zijn; maar als ze in Ionië zouden blijven, dan zou hij geen hoop op vrijheid voor hen kunnen zien.
Uiteindelijk waren het toch Grieken en die zijn te trots voor dit soort zaken. De Perzen veroverden de regio en bleven daar lang aan de macht.

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

woensdag 7 augustus 2013

"Hap!" zei de keizer

Eergisteren besprak ik de Byzantijnse keizer Justinus II (±520 - 578 n.Chr.) en dat hij onder invloed van de duivel dierengeluiden maakte. Een opmerkzame lezer zou zich afvragen of dit het gruwelijkste is wat de duivel kon bedenken en het antwoord is natuurlijk "nee." Volgens de Syrische bisschop en historicus Johannes van Ephese (±507 - ±586 n.Chr.) die we gisteren ook al aan het woord hebben gelaten moest de keizerin regelmatig timmerlieden inhuren om de door haar man aangerichte schade aan het paleis te repareren en werd "fysieke kracht" toegevoegd aan het functie-eisen voor de functie van kamerheer, want (Kerkgeschiedenis III.3.2):
Van hen werd verwacht, op de manier die ik heb omschreven, om achter hem [Justinus] aan te rennen en hem te grijpen en omdat hij een sterke man was, zou hij zich tegen hen keren en hen grijpen met zijn tanden en hen verscheuren. Twee van hen beet hij zó erg in het hoofd dat ze ernstig gewond raakten en ze werden ziek [?] en het gerucht ging rond in de stad dat de keizer twee van zijn hovelingen had opgegeten.
Men vrage zich af of de bevolking van het Byzantijnse rijk niet met veel weemoed terugdacht aan Justinianus die tenminste niet zo onvoorspelbaar en bizar was, zij het een demoon.

Boekentip voor vandaag:
Johannes van Ephese, The Third Part of the Ecclesiastical History of John, Bishop of Ephesus

maandag 5 augustus 2013

"Miauw!" zei de keizer

We hebben bij de Byzantijnse historicus Procopius (6e eeuw n.Chr.) al eerder gezien dat de keizers Justinus I en Justinianus I  hem aanleiding gaven een bijzonder slecht beeld de wereld in te sturen. Als dit waar was, moet het Byzantijnse volk blij zijn geweest dat Justinianus na bijna 40 jaar aan de macht te zijn geweest, in 565 n.Chr. overleed, want hoeveel gekker kon het worden? Justinianus werd opgevolgd door zijn neef Justinus II (±520 - 578 n.Chr.) en die kreeg de taak om de Byzantijnen verder te leiden.

Helaas heeft Justinus II zich ook niet van zijn beste kant laten zien. Volgens de Syrische bisschop en historicus Johannes van Ephese (±507 - ±586 n.Chr.) bleek hij er raar gedrag op na te houden. Een snode engel plantte een waanzinnigheid in Justinus' zien en dat had zo zijn uitwerking (Kerkgeschiedenis III.3.2):
[...] Plotseling vernielde het [de engel] zijn redelijkheid en zijn geest was geprikkeld en verduisterd en zijn lichaam werd overgeleverd aan geheime en openlijke folteringen en wrede pijnen, waardoor hij zelfs de krijsen van verschillende dieren uitte. Hij blafte als een hond, blaatte als een geit en dan miauwde hij als een kat of kraaide als een haan en vele dingen werden door hem gedaan die tegen de rede van de mens in gaan omdat ze het werk van de vorst van de duisternis aan wie hij was overgeleverd was en die zijn begrip had verduisterd, hem gevangen had genomen en alles wat hij [Justinus] deed voor elkaar bracht.
Umm... ja. Dit maakt Caligula nog heel gewoon. Overmorgen gaan we verder...

Boekentip voor vandaag:
Johannes van Ephese, The Third Part of the Ecclesiastical History of John, Bishop of Ephesus

zaterdag 3 augustus 2013

Wanneer mag je zwangere vrouwen omhakken?

Een dikke week geleden kwam het advies van de Romeinse architect Vitruvius (± 85 - 20 v.Chr.) over het gebruik van bakstenen in bouwwerken aan bod. Vandaag gaat het over een ander belangrijk type bouwmateriaal: hout. Vitruvius onderscheidt verschillende houtsoorten die allemaal bepaalde eigenschappen hebben die afhangen van de samenstelling van de houtsoort in termen van de vier belangrijke elementen: aarde, lucht, water en vuur. Verder geeft Vitruvius nog een belangrijke tip voor het oogsten van het hout. Bomen moet je in de herfst omhakken en zeker niet in de lente. Hij vertelt het alleen een beetje lullig (Over Architectuur II.9.2):
[...] nóóit in de lente, want gedurende die periode zijn de bomen als het ware zwanger en dragen hun natuurlijke kracht over naar de jaarlijkse bladeren en vruchten die ze voortbrengen. Leeg en gezwollen worden ze, door hun grote poreusheid, nutteloos en zwak, net zoals we bij vrouwen na de bevruchting zien dat ze in matige gezondheid zijn tot de periode dat ze baren. Om die reden worden slaven niet als gezond beschouwd als ze zwanger zijn, want de foetus die groter en groter wordt in het lichaam ontneemt voedingsstoffen van al het voedsel dat de ouder consumeert en hoe dichter de tijd van het baren nadert, hoe zwakker de partij waardoor het wordt gedragen. Zodra de foetus is voortgebracht, keert het voedsel dat apart was gehouden voor het voeden van het andere wezen weer terug om het lichaam te voeden met de sappen die stromen naar de grote en lege vaten en om ervoor te zorgen dat het haar voormalige natuurlijke kracht en stevigheid hervindt.
Laat ik dit stukje eens opdragen aan mijn broertje en mijn schoonzusje die een kleine verwachten. Tara, zodra de lege vaten weer gevuld zijn, gaan we een keer de racefiets pakken!

Boekentip voor vandaag:
Vitruvius, The Ten Books On Architecture

donderdag 1 augustus 2013

It's all about the money

Een paar maanden geleden besprak ik een toespraak van een gezant van Korinthe die bij de Atheners klaagt over het gedrag van de bewoners van Corcyra. Twee weken eerder besprak ik de rol van toespraken in het werk van de historicus waar deze toespraak vandaan komt, Thucydides (±460 - ±400 v.Chr.). Vandaag komen de Korinthiërs terug met hun toespraken en vandaag is duidelijk dat ze het hebben gehad met de Atheners. Athene koos na haar entente met de Korinthiërs en de bewoners van Corcyra de zijde van laatstgenoemde in het conflict. Daarmee wisten ze Korinthe tot vijand te krijgen. 

Wanneer nog een aantal incidenten plaats heeft waar de Atheners bij betrokken zijn, besluit Sparta, de andere grote stadstaat naast Athene, dat het tijd is voor oorlog. Ze roepen hun bondgenoten bij elkaar en beraadslagen of er een oorlog aan komt. Korinthe mag volgens Thucydides als laatste spreken voor er gestemd werd. Het wordt een lang verhaal over wijsheid en moed en over het strijden tegen een despotenstaat die de Grieken overheerst, maar de toespraak begint met iets opmerkelijks. Nadat de Korinthische gezant de Spartanen prijst voor het feit dat ze ruggespraak kunnen leveren, zegt hij (Geschiedenis van de Peloponnesische Oorlog I.120.2):
Voor onszelf [steden aan zee of aan een belangrijke transportader], allen die al met de Atheners te maken hebben gehad, is geen waarschuwing nodig op voor hen op te passen. De staten die meer in het binnenland en uit de buurt van de communicatiewegen liggen dienen te begrijpen dat als ze nalaten de kuststeden te ondersteunen, het gevolg zal zijn dat ze het vervoer van hun goederen voor de export en het ontvangst van hun importen over zee belemmeren; en zij moeten geen zorgeloze beoordelaars van datgene dat nu gezegd wordt zijn, alsof het een ver-van-mijn-bed-show is voor hen, maar ze moeten verwachten dat de opoffering van de mogendheden aan de kust er op een dag voor zorgt dat het gevaar zich uitbreidt naar het binnenland en men moet begrijpen dat hun eigen belangen sterk gerelateerd zijn aan deze discussie.
Alles over roem, vrijheid, wijsheid en die andere dingen, dat zijn bijzaken. Uiteindelijk zitten we met een zeemacht als de Atheense die te groot begint te worden. Zo groot zelfs dat het in staat geacht wordt alle vervoer over zee te beheersen. In een tijd waarin zeetransport veel efficiënter ging dan transport met ossenkarren over onverharde bergpaadjes, was dit een belangrijke kwestie.

Boekentip voor vandaag:
Thucydides, The History of the Peloponnesian War