Eén van de vroege vijanden van de Romeinen waren de Etrusken uit de stad Veii. In 396 v.Chr raakten Rome en Veii in oorlog en werd voor de Romeinen volgens de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (±59 v.Chr. - 17 n.Chr.) Marcus Furius Camillus (±446 – 365 v.Chr.), één van de helden uit de Romeinse geschiedenis, aangesteld als dictator (een tijdelijke positie met zeer veel macht). Hij begon aan de voorbereidingen voor de belegering van Veii en Livius schrijft dat de soldaten bezig werden gehouden om in ploegendienst belegeringswerktuigen te bouwen. Toen alles ongeveer klaar was, sprak Camillus zijn evocatio uit waarin hij Twee goden aanriep: een Romeinse en eentje uit Veii (Livius, Vanaf de stichting van de stad V 21:3-4):
"Onder uw leiderschap," riep hij uit,"Pythische Apollo, en geïnspireerd door uw wil, zal ik de stad Veii vernietigen en ik beloof u een tiende van de opbrengsten [van de plunder]. Tegelijkertijd vraag ik u, Koningin Juno, die nu in Veii verblijft, om zodra we hebben gewonnen met ons mee te komen naar onze stad - die binnenkort ook van u zal zijn - waar een tempel die uw grootsheid waardig is, u zal ontvangen."Voor Romeinen bestonden alle goden. Daar was geen twijfel over mogelijk en dat was ook niet eens belangrijk. Wat gold is dat je er het beste maar voor kon zorgen dat je ze niet tegen de haren streek, want als puntje bij paaltje komt, zijn het net mensen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten