Daarnaast schrijft hij nog iets interessants. Zoals we eerder hebben gezien, schreven de historici in de Oudheid vaak zelf toespraken van veldheren en politici waarin ze niet zozeer de woorden van de spreker zelf citeerden, maar er zelf een verhaal van maakten. Tacitus is hierin interessant, want hij staat bekend als behoorlijk kritisch naar de Romeinen en hun imperialisme. Zo laat hij Galgacus voor aanvang van de Slag bij Mons Graupius de volgende woorden uitspreken (Agricola 30):
Tot op de dag van vandaag heeft de afgelegen ligging zelf en de uithoek van bekendheid ons, laatsten van de landen en van vrijheid, verdedigd. Nu staat de grens van Brittannië open en al het onbekende is tot ontzag. Maar er is reeds geen volk voorbij ons, niets behalve golven en rotsen, en de nog dreigendere Romeinen, wiens hoogmoed je tevergeefs zou proberen te ontvluchten door onderdanigheid en bescheidenheid. Rovers van de wereld onderzoeken ook al de zee, nadat landen voor hen die alle dingen verwoesten ontbreken. Als de vijand rijk is, zijn ze hebzuchtig, indien arm, heerszuchtig; hen zou noch het westen, noch het oosten kunnen verzadigen. Als enigen van allen begeren zij zowel rijkdom als armoede met gelijke drang. Roven, moorden en plunderen noemen ze met valse namen een rijk, en, waar ze een woestenij maken, noemen ze het vrede.Tacitus houdt de Romeinen hiermee een spiegel voor. Het oude Romeinse idee van een rechtvaardige oorlog is ver te zoeken en Tacitus is ook een schrijver die de teloorgang van deze waarde uit de Romeinse Republiek betreurt. Daarnaast komt het modern over. Toen de Amerikanen Irak aanvielen, hoorde je ook dit soort kritiek. In zoverre kunnen we stellen dat de grote mogendheden altijd de schijn tegen hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten