Onderweg komt Odysseus allerlei mythische wezens tegen, zoals Cyclopen en de tovenares Circe. Odysseus gevolg werd steeds kleiner door alle gevaren die ze tegen kwamen, maar Odysseus brengt zichzelf in gevaar als hij door Circe gewaarschuwd wordt voor de Sirenen. Zij zongen voor zeelieden die in de buurt van hun gebied kwamen en deden dat zó prachtig dat de zeelieden in vervoering raakten en schepen op de rotsen sloegen. Odysseus wilde dat uiteraard graag horen, maar begreep dat hij dan wel wat moest regelen als hij ooit thuis wilde komen, dus bedacht hij iets en legde het uit aan zijn mannen (Odyssee 12.158-164):
"[...] Zij [Circe] drukte ons op het hart vooreerst het gezang van de goddelijke SirenenVervolgens moest Odysseus wat bedenken om ervoor te zorgen dat de boot toch verder ging en niet op de rotsen te pletter sloeg. De mannen mochten dus niets horen. Odysseus had nog een idee, want zo was hij (Odyssee 12.173-180):
te vermijden en hun weide, met bloemen bedekt.
Alleen ik, spoorde ze aan, zou het gezang mogen beluisteren; maar bind mij
dan vast in knellende boeien, zodat ik mij niet kan verroeren,
rechtop aan de mastvoet, daaraan moeten de lijnen bevestigd.
Als ik jullie nu zal smeken en bevelen mij los te maken,
bind mij dan vast met nog meer touwen".
Maar ik sneed een grote klomp was met mijn scherpe zwaardHet hoeft niet ingewikkeld te zijn!
in kleine stukjes en kneedde ze met mijn stevige handen;
en al gauw werd de was zacht, want mijn grote kracht dreef het daartoe
alsook de gloed van de Zon, vorst Hyperion.
Langs mijn mannen gaand smeerde ik bij allen de oren in.
En zij bonden mij vast aan het schip, aan handen en voeten,
rechtop aan de mastvoet, en daaraan maakten zij de touwen vast.
Terug op hun plaats sloegen zij de grauwgrijze zee met hun riemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten