In zijn tweede grote werk, de Odyssee beschrijft Homerus de terugkeer van Odysseus van het slagveld van Troje naar Ithaka, een eiland vlakbij de Westkust van Griekenland. Hoewel de goden besloten hebben om Odysseus' reis uiteindelijk succesvol te maken (Odysseus komt thuis) krijgen hij en zijn mannen nogal wat te verduren onderweg. Zo komt het gezelschap in contact met de cycloop Polyphemos die met een kudde schapen in een grot woont. De eetlust van de cycloop en het feit dat het aantal mannen onder Odysseus' commando afneemt, nopen de held tot het bedenken van een karakteristieke list. Hij pakt een grote stok en maakt daar een punt aan als de Polyphemos niet kijkt. Vervolgens biedt hij de cycloop wijn aan. Polyphemos is onder de indruk van de kwaliteit van de wijn en raakt dronken. Odysseus grijpt zijn kans op hem in te praten (Odyssee IX. 364f):
"Wil je mijn naam weten, Cycloopje? Die zul je vernemen, maar vergeet toch vooral het gastgeschenk niet, dat je me beloofde! Ik heet Niemand, want zo noemen mijn moeder, mijn vader en mijn gezellen me."
De cycloop belooft Niemand dat hij Niemand als laatste zal opeten, pas als al zijn gezellen op zijn. Daar kwam hij echter niet aan toe, want Niemand had die scherpe stok nog en zodra Polyphemos sliep, stootten Odysseus en vier van zijn gezellen deze stok in het ene oog van de cycloop. Door de pijn schrikt hij wakker en begint te gillen, waarop de andere cyclopen eraan komen rennen. Homerus vertelt verder (Odyssee IX.405f):
"[...] Gaat er een sterveling vandoor met uw schapen en geiten? Of wordt je misschien zelf door een list overweldigd, gewurgd?"
Vanuit zijn hol gaf Polyphemos ten antwoord: "Niemand wurgt mij, vrienden! Niemand overweldigt mij arglistig!"
Daarop vertrokken de cyclopen weer. Wát een idioot...
Boekentip voor vandaag:
Homerus, Illias & Odyssee
Geen opmerkingen:
Een reactie posten