Tot 40% extra korting op winters assortiment!

zondag 30 juni 2013

Ze was lelijk

Een groot probleem dat regelmatig opduikt als je je verdiept in de Oudheid is dat sommige dingen gewoon niet te weten vallen. Bijvoorbeeld: tempels en inscripties zijn er wel en vaak meldt een schrijver ook wel iets, maar we kunnen nooit met zekerheid te weten komen wat mensen diep van binnen voelden. Een ander voorbeeld is het familieleven aan het hof van een koning. Meestal is wel bekend of de koning kinderen heeft en de namen zijn ook wel te achterhalen (vrijwel alleen bij de allerhoogste mensen), maar het vergt iets opvallends om meer te weten te komen over zo'n kind.

Zo had de eerder genoemde koning Mithradates VI van Pontus (132 - 63 v.Chr.) een aantal kinderen bij zijn verschillende vrouwen. Bij zijn "hoofdvrouw," koningin Laodice, die overigens ook zijn zus was, had hij een dochter. Deze had echter een afwijking, zo meldt de Romeinse historicus Valerius Maximus (1e eeuw n.Chr.). In een terloopse opmerking meldt Valerius (Gedenkwaardige Daden en Woorden I.8e.13.):
Maar Drypertinè, de dochter van koning Mithradates die uit koningin Laodice was geboren, met een dubbele rij tanden erg lelijk, was reisgenoot van haar vader toen Pompeius hem verslagen had.
Dat is alles wat we over deze arme meid weten...

Boekentip voor vandaag:

Adrienne Mayor, The Poison King. The Life and Legend of Mithradates 

vrijdag 28 juni 2013

Je bij bosjes doodwerken om een beetje arseen

Er zijn plekken op aarde waar het niet goed toeven is, dus dan kom je daar liever niet. Wanneer deze plekken iets te bieden hebben aan natuurlijke grondstoffen, is er altijd wel iemand die probeert dit te exploiteren en er geld mee te verdienen. Dat was in de Oudheid niet anders. In Pontus, een regio in het Noorden van het huidige Turkije. In de regio stond de berg Sandaracurgium waar arseen werd gewonnen in een mijn. Dit was volgens de Griekse geograaf Strabo (64 v.Chr. - 19 n.Chr.) geen erg lucratieve zaak (Geografika XII.3.40):
De berg Sandaracurgium is uitgehold door de mijnactiviteiten die daar zijn gedaan, want de werkers groeven er diepe grotten onder. De mijn werd bewerkt door zakenlieden [publicani] die als mijnwerkers slaven gebruikten die op de slavenmarkt waren verkocht omwille van hun misdaden; want, naast de pijnlijkheid van het werk, zegt men dat de lucht in de mijnen zowel dodelijk was als moeilijk uit te houden door de vreselijke stank van de ertsen, waardoor de werkers gedoemd waren tot een snelle dood. De mijnen stonden ook vaak leeg omwille van de onprofijtelijkheid ervan, omdat de werkers niet alleen meer dan tweehonderd in getal waren, maar ook steeds weer vervielen vanwege ziekte en dood.
De Romeinse publicani stonden niet bekend om hun aandacht voor het welzijn van de werknemers [meestal slaven]. Dat de mijnen onbewerkt bleven had meer te maken met het feit dat de opbrengsten nauwelijks meer opwogen tegen de kosten van het steeds weer opnieuw aanvoeren van ter dood veroordeelde slaven voor het werk.

Boekentip voor vandaag:
Strabo, The Geography of Strabo

woensdag 26 juni 2013

Prioriteiten

Veel Griekse filosofen waren vooral bezig met het te pas en te onpas wijze lessen leren aan anderen. De Noord-Afrikaanse filosoof Aristippos van Cyrene (5e en 4e eeuw v.Chr.) was daarin geen uitzondering. Onderwijs werd in die tijd nog als zeer belangrijk gezien (dit kun je beschouwen als kritiek op de huidige tijd) en de filosofen speelden hierin een rol. De Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) beschrijft hoe in de persoon van Aristippos zijn rol als onderwijzen en die als casual lessengever wordt gecombineerd (Aristippos 72):
[...] Toen iemand zijn zoon bracht als een leerling, vroeg hij[Aristippos] een bedrag van 500 drachmae [beduidend meer dan een jaarinkomen van een Athener in die tijd]. De vader bracht hier tegenin: "Voor dat geld kan ik een slaaf kopen". "Dan doe je dat toch," was het antwoord, "en dan heb je er twee." Hij zei dat hij geen geld van zijn vrienden aannam voor zijn eigen doeleinden, maar om hen te leren aan welke dingen hun geld besteed zou moeten worden.
Onderwijs zorgt ervoor dat jongeren de gelegenheid krijgen te ontsnappen aan de slavenrol en zich kunnen richten op vrijere dingen, of het nu filosofie is of  een ambacht dat kennis en vaardigheden vereist. Hoewel de  situatie in het Griekenland van de 5e eeuw v.Chr. anders is dan de huidige situatie, onderwijs is het waard om veel geld aan te besteden en hier ligt zeker een taak voor de overheid.

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, The Lives of Eminent Philosophers

maandag 24 juni 2013

Het antwoord was dus "nee".

De afgelopen weken heb ik het regelmatig gehad over de veroveringen van de Perzen onder Cyrus en Cambyses. Vandaag gaat het daar ook over, maar niet zozeer over de oorlogshandelingen, maar de politiek eromheen. Cyrus' troepen veroverden binnen een mum van tijd de Ionische Griekse steden van de Turkse westkust. Deze gebieden vielen voorheen onder Lydische heerschappij en onder de Lydiërs hadden de Grieken een uitstekende positie, zo stelt de Griekse historicus Herodotus (±485 - ±425 v.Chr) die ook uit die regio kwam. Daarom stuurden de Grieken gezanten om met de Perzen te onderhandelen. Herodotus vertelt wat gebeurde (Historiën I.141.1-2):
Zodra de Lydiërs waren verslagen door de Perzen, stuurden de Ioniërs en Aetoliërs gezanten naar Cyrus, met het voorstel om op basis van dezelfde voorwaarden door de Perzen te worden overheerst al dat zij door Croesus [de Lydische koning] waren overheerst. Nadat hij het voorstel had aangehoord, vertelde Cyrus hen een verhaal. Eens, zei hij, was er een fluitspeler die vissen in de zee zag en op zijn fluit speelde, denkend dat ze dan naar het land zouden komen. Teleurgesteld in zijn hoop wierp hij een net uit en haalde het binnen en ving een grote hoeveelheid vissen; en toen hij ze zag springen, zie hij: "Je kunt nu maar beter stoppen met dansen; je kwam eerst ook niet naar buiten om te dansen, toen ik voor je speelde."
Het antwoord was dus "nee"

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

zaterdag 22 juni 2013

Catapulten en kittens

Het grootste rijk uit de Oudheid was dat van de Perzen en het was voor een deel te danken aan de tweede koning van de Perzen, Cambyses (overleden in 522 v.Chr.) dat dat zo is. Zijn grootste wapenfeit was de verovering van Egypte en daarvoor had hij iets bedacht. De Egyptenaren namelijk deden iets waar de hele Oudheid raar van opkeek: zij vereerden goden die een dierlijk gedaante hadden. Dat zorgde ervoor dat ze veel dieren als heilig zagen.

In 525 v.Chr vond de Slag bij Pelusium plaats. De Egyptische troepen stonden tegenover de Perzische. De Macedonische historicus Polyaenus (2e eeuw n.Chr.) vertelt hoe Cambyses de zwakte van zijn vijand open legde. De boden weerstand tegen de opkomst van Cambyses en zijn leger. Polyaenus vertelt (Krijgslisten VII.9): 
Toen Cambyses Pelusium, dat de ingang in Egypte bewaakte, aanviel boden de Egyptenaren grote weerstand. Zij brachten geweldige voertuigen op tegen de belegeraars en gooiden projectielen, stenen en vuur naar hen vanuit hun catapults. Om deze vernietigende barrage het hoofd te bieden stelde Cambyses voor zijn frontijn honden, schapen, katten, ibissen en alerlei dieren die de Egyptenaren als heilig beschouwden op. De Egyptenaren hielden onmiddellijk op met hun acties, uit angst om de dieren, die zijn zeer hoog achtten, pijn te doen. Cambyses veroverde Pelusium en opende daarmee de weg naar Egypte voor zichzelf.
Cambyses deed wat veel moderne generaals nalaten: hij gebruikte de specifieke eigenschappen van de vijand tegen hen. De Slag bij Pelusium liep uit op een gigantische overwinning voor de Perzen.

Boekentip voor vandaag:
Polyaenus, Strategems of War

donderdag 20 juni 2013

Met een blok beton in het water

Eerder deze maand las ik dit artikeltje over Romeins beton dat sterker zou zijn dan modern beton. Het Romeinse beton werd opgebouwd uit kalksteen, puin en pozzolaan dat in contact met water keihard wordt. De Romeinse architect Marcus Vitruvius Pollo (± 85 - 20 v.Chr.) licht toe waar het spul zijn bijzondere eigenschappen aan te danken heeft (Over Architectuur II.6.1):
De reden hiervoor lijkt te zijn dan de ondergrond op de flanken van de bergen [vulkanen] in deze regio's heet is en vol zit met warme bronen. Die zou zo niet zijn geweest als er onder hen geen enorme vuren van brandend zwavel of aluin of asfalt waren. Dus het vuur en de hitte van de vlammen, die heet van ver binnen door de spleten naar boven komen, maken de bodem er licht en het tufsteen dat daar gevonden wordt, is sponsig en vrij van vocht. Zodoende zorgt het plotseling opgenomen water, wanneer deze drie substanties die allemaal gevormd zijn door een soortgelijk principe door de kracht van vuur, samen gemengd worden, dat ze samenhangen en het vocht verhardt ze snel zodat ze een vorm aannemen die noch de golven, noch de kracht van het water kunnen oplossen.
Het geheim van de Romeinse bouwkunst en waarom de triomfbogen en het Pantheon nog staan.

Boekentip voor vandaag:

Vitruvius, The Ten Books On Architecture

dinsdag 18 juni 2013

De hoer waar de schurk mee getrouwd was

De Byzantijnse keizer Justinianus I (482/483 - 565 n.Chr.) regeerde tijdens een uitbreek van de Pest en werd getroffen door de ziekte. Gelukkig voor hem herstelde hij daarvan, maar hij is door zijn ziekte toch een lange tijd uit de roulatie geweest. Gedurende zijn ziekte werden de honneurs van het keizerschap waargenomen door zijn vrouw Theodora (±500 - 548 n.Chr.). We hebben eerder gezien dat de Byzantijnse historicus Procopius (6e eeuw n.Chr.) Justinianus geen bijster geweldige vent vond. Theodora komt er ook niet best vanaf. Procopius schildert de keizeres af als de grootste slet die ooit op de wereld rond heeft gelopen. Het begon al toen ze zeer jong was en haar zus indruk maakte als prostituee. Het kleine zusje mocht mee (Geheime Geschiedenis IX.10):
Voor een poosje was was Theodora, omdat ze nog een kind was, niet in staat om met een man te slapen of gemeenschap te hebben op de manier van een vrouw, maar ze liet zich wel in met gemeenschap van een mannelijk soort van ontucht met de ellendelingen, slaven als ze waren, die, wanneer zij hun meester volgden naar het theater, gebruik maakten van de gelegenheid die hen werd aangereikt om deze monsterlijke zaak uit te voeren, en ze bracht veel tijd in het bordeel door in het onnatuurlijke verkeer van het lichaam.
Het hele hoofdstuk over Theodora puilt uit van de onzedelijkheid van de keizeres. Wat ervan waar is, het is lastig om daar achter te komen, maar feit is dat het beeld van Theodora voor een groot deel bepaald is door anecdotes als deze.

Boekentip voor vandaag:
Procopius, The Secret History

zondag 16 juni 2013

De Bloeddorstigen uit het Oosten

De Perzen kenden hele andere gebruiken dan de Grieken, zoals we eerder hebben gezien bij de dronken politiek. Ook op andere gebieden gedragen Perzen zich anders. Zo noemt de Griekse historicus Herodotus (±485 - ±425 v.Chr.) de priesterkaste van de Magi. Deze volgelingen van het Zoroastrisme hielden er merkwaardige begrafenisrituelen op na. Waar het voor de Perzen doorgaans gebruikelijk was om de lichamen van overledenen in de smeren in was en ze vervolgens te begraven, was het voor de Magi noodzakelijk dat er nog wat anders plaatsvond (Historiën I.140.1):
Ik kan vanuit mijn eigen zekere kennis zoveel over hen zeggen. Maar er zijn andere zaken met betrekking tot de doden die geheimzinnig en vaag worden gezegd: dat de lichamen van de Perzen [de Magi] niet worden begraven voordat ze verminkt zijn door vogels of honden.
Nog meer over de dood bij de Magi weet Herodotus ook te vertellen, want de Magi vonden het belangrijk om veel dingen te doden (met uitzondering van mensen en honden). Herodotus vertelt dat ze graag mieren, slangen, dieren en vogels over de rand joegen. Een merkwaardig geval als je bedenkt dat deze Magi genoemd worden als Wijzen uit het Oosten in de Bijbel.

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

vrijdag 14 juni 2013

Gaan we nog ingrijpen?

Toen de Romeinen bezig waren de opstand van bondgenoten neer te slaan in Italië (de eerder genoemde Romeinse Bondgenotenoorlog (91-88 v.Chr.)) veroorzaakte de koning van Pontus (Noord-Turkije), Mithradates VI (±119 - 63 v.Chr.) in het Oosten grote problemen toen hij bezig was de regio te veroveren. In 88 v.Chr. gaf hij een bevel dat door de Romeinen niet onbeantwoord kan blijven. Volgens de Griekse historicus Memnon van Heraclea (1e eeuw n.Chr.) constateerde Mithradates dat sommige steden zich niet zomaar lieten veroveren en dat de Romeinen daar wat mee te maken hadden. Memnon vertelt (Geschiedenis van Heraclea 22.9):
Toen schreef Mithradates alle steden aan, omdat hij hoorde dat de Romeinen die verspreid in de steden waren, zijn plannen dwarsboomden, en instrueerde hen om de Romeinen in hun midden op een specifieke dag te doden. Velen gehoorzaamden deze instructies, waardoor ze een slachting aanrichtten op die dag en 80.000 mensen werden gedood door het zwaard.
De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) legt de cijfers nog hoger. Volgens hem werden op die dag 150.000 Romeinen gedood (Sulla 24.4). De Romeinse redenaar Marcus Tullius Cicero (106 - 43 v.Chr.) is één van de schrijvers die meent dat álle Romeinen die dag zijn afgeslacht, wanneer hij zijn verontwaardiging uit over het feit dat Mithradates 23 jaren later nog steeds de baas is (Voor de wet van Manilius 5.11).

Een discussie over het aantal slachtoffers van deze genocide is wellicht niet zinvol, maar duidelijk wordt dat een gigantisch aantal Romeinen door dit bevel van de koning hun dood vonden. Met name de opmerking va Cicero spreekt hier boekdelen. Het feit dat Mithradates nog 25 jaar heeft geleefd nadat hij zijn gruweldaad gepleegd heeft, zegt veel over zijn vermogen zichzelf te beschermen, maar zeker ook over het feit dat de Romeinen destijds in de touwen hingen. Mithradates is misschien vergelijkbaar met Hannibal, de grote Carthaagse generaal die op dit blog één van de meest genoemde mensen is. Voor Mithradates is dit de eerste keer. Gaan we wat aan doen.

Boekentip voor vandaag:
Adrienne Mayor, The Poison King. The Life and Legend of Mithradates 

woensdag 12 juni 2013

Dan nog liever dood!

Soms is de schande van verovering veel erger dan de dood. Zo dachten de Lyciërs uit Xanthos (het Zuidwesten van het huidige Turkije) er ook over. Toen de Perzische koning Cyrus zijn eerder genoemde steun en toeverlaat Harpagus naar Turkije stuurde met de taak het te veroveren voor de Perzen, ging dat voortvarend. Harpagus en zijn leger liepen stad na stad onder de voet en stonden voor de poorten van Xanthos. De Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) - Halicarnassus ligt niet ver van Xanthos en is ook in die periode veroverd - vertelt wat de bewoners van de stad deden (Historiën I.176:1-3):
[...] en toen Harpagus zijn leger het veld van Xanthos in leidde, kwamen de Lyciërs naar hem toe en zij toonden zichzelf moedig in het gevecht van weinigen tegen velen; maar toen ze teruggedrongen werden de stad in, verzamelden ze hun vrouwen, kinderen, goederen en slaven op de akropolis en staken vervolgens de hele akropolis in brand. Vervolgens zworen zij krachtige eden naar elkaar en tijdens een uitval sneuvelden zij, alle mannen van Xanthos.
In ieder geval hoefden ze niet te leven onder de Perzen.

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

maandag 10 juni 2013

Bonen, driehoeken en wat oma altijd zegt

Na anderhalf jaar kom ik erachter dat één van de grootste filosofen uit de oudheid (misschien wel de bekendste onder leerlingen op de middelbare school) nog nooit aan bod is geweest. We hebben het over Pythagoras (±572 - ±500 v.Chr.), die man met zijn Stelling over het uitrekenen van de lengte van een zijde van een driehoek. Wat de middelbare scholier niet weet, is dat Pythagoras veel meer deed dan over driehoeken nadenken. Hij had een hele cultus om zich heen verzameld, compleet met allerlei regels, en daar gaat het vandaag over.

Eén van de regels die Pythagoras en zijn cultus naleefden, was "blijf uit de buurt van bonen". Tenminste, sommige bronnen beweren dat. De Romeinse schrijver Aulus Gellius (130 - na 180 n.Chr.) ontkende dit bijvoorbeeld (Attische Nachten IV.11.5). Dat gezegd hebbende, een verbod op het eten van bonen is merkwaardig, dus de vraag waar dat dan vandaan komt is iets dat we moeten leggen bij de bronnen die wél zeggen dat Pythagoras dit naleefde.

Dit is een goed moment om nog iets te vertellen over de meest geciteerde schrijver op dit blog, die hier toevallig een verklaring voor heeft. Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) kennen we als biograaf en dat levert altijd mooit stukjes over de groten der aarde op (nummer 2 (Diogenes Laërtius) en 3 (Suetonius) zijn ook biografen trouwens). Naast dat werk was Plutarchus ook actief als filosoof. In die hoedanigheden heeft hij hele bibliotheken nagelaten en daar kunnen we als historici alleen maar heel blij mee zijn. Over de bonen schrijft hij (Over de opvoeding van je kinderen XVII):
"Blijf van bonen af," betekent dat je je niet met politiek moet bemoeien, want bonen werden vroeger gebruikt bij het stemmen over het afzetten van een magistraat uit zijn functie.
Het is maar goed dat iemand dit toelicht. Het verbod op bonen, als het er geweest is, heeft volgens Plutarchus niets te maken met het eten van bonen, maar met de toepassing ervan in het politieke leven. Een beetje wat mijn oma altijd zegt: "Over geloof en politiek spreekt men niet." Ik zal oma eens vragen over de driehoeken.

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Moralia II, opvoeding, onderwijs, studie en vriendschap

zaterdag 8 juni 2013

Hij stal een appel! Onthoofd hem!

De Atheense democratie is niet van de ene op de andere dag gevestigd. Van een situatie waar een aantal rijke families de macht hebben naar eentje waarin alle Atheense burgers (overigens was dit ook lang niet iedereen in de polis) de beslissingen maken, daar is een hele tijd overheen gegaan. Vaak worden bij de ontwikkeling van de democratie twee namen genoemd: de eerder genoemde Solon (±640 - ±560 v.Chr.) en Cleisthenes (±570 - ±507 v.Chr.). Hier wordt echter een belangrijke naam vergeten, Draco (7e eeuw v.Chr.).

Draco is de man achter het woord "Draconisch" en dat was omwille van een aantal wetten die hij vaststelde (of die hij opschreef hoewel ze al wel gebruikt werden). Deze wetten waren op veel fronten heel eenvoudig: als je wat verkeerd deed, werd je ter dood gebracht. Toen Solon later zijn wetten bracht, verklaarde hij als eerste vrijwel alle wetten van Draco ongeldig. Dat doodstraf-verhaal voor het stelen van een appel was ook wel heel... draconisch. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) kenschetst de wetten op de volgende manier (Solon 17):
[Solon maakte de wetten van Draco bijna allemaal ongedaan] want één straf was aangewezen voor bijna alle vergrijpen, namelijk de dood, zodat zelfs zij die veroordeeld waren voor luiheid ter dood werden gebracht, en zij die salade of fruit stalen ontvingen dezelfde straf als zij die veroordeeld werden voor heiligschennis of moord. Om die reden sloeg Demades [een redenaar uit de 4e eeuw v.Chr.] de spijker op de kop door te stellen dat Draco's wetten niet waren geschreven in inkt, maar in bloed. En Draco zelf, zegt men, toen hem gevraagd werd waarom hij voor de meeste vergrijpen de doodstraf voor ogen had, antwoordde dat hij vond dat de kleinere het verdienden en dat hij voor de grotere geen zwaardere straf kon bedenken.
De wetten van Draco waren zeer streng en Solon stripte ze daarom toen hij zijn gematigdere wetten doorvoerde. Dit neemt echter niet het belang van de wetten van Draco weg, want het was Draco die als eerste wetten opschreef. Hierdoor was het machtsspelletje van rijken en machtigen over de interpretatie van wetten opeens een stuk moeilijk, een belangrijke basis voor democratie, al hebben veel citroendieven en luiwammesen dat met hun leven moeten bekopen.

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Lives of Solon, Pericles, and Philop Men

donderdag 6 juni 2013

De wind komt uit een bal

De Romeinse architect Marcus Vitruvius Pollo (± 85 - 20 v.Chr.)  heeft ons enige tijd geleden al eens uitvoerig uitgelegd dat hij van alle markten thuis is en naar mate ik zijn werk verder lees, begin ik steeds meer te vinden dat hij daar volkomen gelijk in heeft. Bij het stichten van een stad moet volgens hem rekening gehouden worden met een veelheid aan dingen, zoals de locatie en de stadsmuren, zoals we eerder hebben gezien. Vandaag legt hij uit hoe je het beste wegen kunt neerleggen om ervoor te zorgen dat mensen geen last hebben van de wind. Maar eerst legt hij uit wat volgens hem wind precies is (Over Architectuur I.6.2):
Wind is een drijvende golf van lucht die oneindig op en neer beweegt. Het ontstaat wanneer hitte in aanraking komt met vochtigheid, waarmee de stormloop van hitte een machtige stroom van ucht voortbrengt. Dit kunnen we leren van de bronzen eolipiles en door een wetenschappelijke uitvinding kunnen we zo de goddelijke waarheid die zich in de lucht bevindt, ontdekken. Eolipiles zijn holle bronzen ballen met een kleine opening waardoor er water in gegoten wordt. Wanneer je ze bij een vuur zet, komt er geen briesje uit voordat ze warm zijn, maar zodra ze beginnen te koken, komt er een krachtige luchtstroom uit door het vuur.  Dus door dit eenvoudige en hele korte experiment kunnen we de machtige en wonderbaarlijke wetten van de hemelen en de kenmerken van de wind begrijpen en beoordelen.
Dat Vitruvius hier stoom zit te verklaren en niet wind, dat is wel waar, maar de wetenschappelijke houding is bijzonder interessant.

Boekentip voor vandaag:

Vitruvius, The Ten Books On Architecture

dinsdag 4 juni 2013

Deels rottende koe, leeft niet als een arend

Eerder deze week las ik een artikeltje over bijen en de honingraatstructuur van hun nesten. De Romeinse schrijver Marcus Terrentius Varro (116 - 27 v.Chr.), die volgens Wikipedia beter bekend is onder een andere naam die ik nog nooit gehoord heb, blijkt gelijk te hebben in zijn verklaring waarom de structuur van de honingraat hangt op zeshoeken en niet op vierkanten, driehoeken of andere vormen. In het artikeltje staat dit allemaal toegelicht en aan het einde van dit blog zal ik aangeven waar in de tekst van Varro zijn opmerkingen te vinden zijn.

Waar het vandaag over gaat, is wat Varro nog meer te vertellen had over bijen. Antieke "biologie" kan soms op een bepaalde (vaak rare) manier waar zijn, zoals we hebben gezien bij Empedocles en zijn evolutietheorie. Varro constateert met de hulp van ene Achelaus (Over Rustieke Zaken III.16.4):
Om te beginnen, bijen worden gemaakt, deels uit bijen en deels uit het rottende karkas van een os. En zo stelt Archelaus in een epigram dat ze "de zwervende kinderen van een dode" koe zijn; en dezelfde schrijver zegt: "Daar waar wespen van paarden komen, komen bijen van kalveren." Bijen leven niet in afzondering, zoals arende dat doen, maar zijn als mensen.
Het is natuurlijk raden wat Varro en Achelaus bedoelen met de opmerking dat bijen deels gemaakt zijn van rottende koeienkaskassen. Interessanter is de manier van categoriseren die we eerder hebben gezien bij de cynische opmerking van Diogenes van Sinope tegenover Plato. De bij dient volgens Varro geplaatst te worden in een andere categorie dan arenden, maar meer in die van mensen. Een heel andere manier van taxonomie dan die wij tegenwoordig toepassen.

Het stuk over de zeshoeken en een lofdicht naar de morele grootsheid van bijen ten opzichte van smerige, destructieve en laffe beesten volgt ná het hier getoonde citaat, vanaf III.16.5 in hetzelfde boek.

Boekentip voor vandaag:
Varro, On Agriculture

zondag 2 juni 2013

Boeren, Burgers, Buitenlui (géén Soldaten!)

Eergisteren besprak ik een citaat die in een vertaling een groot deel van de betekenis verliest omdat er een woordspeling aan te pas kwam. Vandaag een ander stukje woordspel, maar wel een die zijn betekenis niet verliest in vertaling. Gaius Julius Caesar (±100 - 44 v.Chr.) was in de machtsstrijd waar hij bekend door geworden is, verwikkeld. Een deel van het Romeinse leger kreeg muitersplannen die, zoals gewoonlijk, te maken hadden met de wens meer betaald te krijgen. Toen Caesar de soldaten vroeg wat er aan de hand was, dachten ze iets slims gedaan te hebben. De Griekse historicus Appianus schrijft (Burgeroorlog II.93.2-5):
Toen hij [Caesar] hen verzocht om te zeggen wat ze wilden, waren zij zo verbaasd dat ze niet overgingen tot het openlijk spreken over de gift [het extra geld dat ze wilden] in zijn aanwezigheid, maar ze namen een meer gematigde koers aan door te eisen dat ze uit militaire dienst zouden worden ontslagen, in de hoop dat hij zélf over de gift zou spreken omdat hij soldaten nodig had voor zijn niet-afgeronde oorlog. Maar, in tegenstelling tot wat zij allen verwachtten, antwoordde hij zonder aarzeling: "Ik ontsla jullie." Vervolgens, tot hun nog grotere verbijstering, en terwijl de stilte het meest te snijden was, voegde hij toe: "En ik zal jullie alles geven wat ik jullie beloofd heb wanneer ik met andere soldaten de triomftocht hou."
Deze mokerslag sloeg een gat in de eerzuchtige Romeinse soldaten. Volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) wierp Caesar de soldaten nog het woord Quirites toe, waarmee hij hen als gewone burgers aansprak, niet als strijdmakkers of soldaten (Caesar 70), waarna de muiterij afgelopen was.

Interessant artikeltje over deze muiterij.

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome
Appianus, The Civil Wars