Waar het vandaag over gaat, is wat Varro nog meer te vertellen had over bijen. Antieke "biologie" kan soms op een bepaalde (vaak rare) manier waar zijn, zoals we hebben gezien bij Empedocles en zijn evolutietheorie. Varro constateert met de hulp van ene Achelaus (Over Rustieke Zaken III.16.4):
Om te beginnen, bijen worden gemaakt, deels uit bijen en deels uit het rottende karkas van een os. En zo stelt Archelaus in een epigram dat ze "de zwervende kinderen van een dode" koe zijn; en dezelfde schrijver zegt: "Daar waar wespen van paarden komen, komen bijen van kalveren." Bijen leven niet in afzondering, zoals arende dat doen, maar zijn als mensen.Het is natuurlijk raden wat Varro en Achelaus bedoelen met de opmerking dat bijen deels gemaakt zijn van rottende koeienkaskassen. Interessanter is de manier van categoriseren die we eerder hebben gezien bij de cynische opmerking van Diogenes van Sinope tegenover Plato. De bij dient volgens Varro geplaatst te worden in een andere categorie dan arenden, maar meer in die van mensen. Een heel andere manier van taxonomie dan die wij tegenwoordig toepassen.
Het stuk over de zeshoeken en een lofdicht naar de morele grootsheid van bijen ten opzichte van smerige, destructieve en laffe beesten volgt ná het hier getoonde citaat, vanaf III.16.5 in hetzelfde boek.
Boekentip voor vandaag:
Varro, On Agriculture
Geen opmerkingen:
Een reactie posten