Om te beginnen lachte hij hen uit toen de piraten twintig talenten voor hem vroegen als losgeld, omdat ze niet wisten wie hun gevangene was, en hij ging uit eigen beweging akkoord met vijftig. In de tweede plaats hield hij, toen hij zijn gevolg erop uit gestuurd naar naar de verschillende steden om geld te regelen en toen hij met één vriend en twee Cilicische bewakers, zeer moordlustige mannen, overbleef, hen in zo veel minachting dat hij, wanneer hij ging liggen om te slapen, mensen stuurde om hen te laten stoppen met praten. Achtendertig dagen lang deed hij zorgeloos mee met hun sporten en oefeningen, alsof het niet zijn bewakers, maar zijn koninklijke lijfwacht waren. Hij schreef ook gedichten en diverse toespraken die hij aan hen voorlas en hij schold hen die deze niet geweldig vond in hun gezicht uit voor ongeletterde barbaren en bedreigde hen vaak lachend allemaal op te hangen. De piraten vonden dit geweldig en en schreven zijn vrijmoedigheid om te spreken toe aan een zekere eenvoud en jongensachtige vrolijkheid. Maar toen het losgeld was gearriveerd vanuit Milete [stad in West-Turkije], hij het betaald had en vrijgelaten werd, bemande hij onmiddellijk schepen en trok naar zee vanuit de haven van Milete tegen de rovers. Hij nam ze gevangen, terwijl ze nog voor anker lagen bij het eiland, en kreeg de meesten in zijn macht. Hun geld werd zijn buit, maar de mannen zelf sloot hij op in de gevangenis van Pergamum [ook een stad in West-Turkije] en hij ging persoonlijk naar Junius, de gouverneur van Asia, omdat het aan hem was, als praetor van de provincie, om de gevangenen te straffen. Maar omdat de praetor zijn ogen had laten vallen op hun geld, wat geen geringe som was, en omdat hij bleef zeggen dat hij de zaak van de gevangenen op zijn gemak zou bekijken, liet Caesar hem zijn gang gaan, ging naar Pergamum, haalde de rovers uit de gevangenis en kruisigde ze allemaal, precies zoals hij ze op het eiland had gewaarschuwd dat hij zou doen, toen ze dachten dat hij een grapje maakte.Deze jongens hebben weinig plezier mogen beleven aan hun gevangene...
dinsdag 25 september 2012
Je moet meer voor me vragen
Julius Caesar (100 - 44 v.Chr.) is vermoedelijk de eerste persoon die mensen noemen als je om een Romein vraagt. Zelf was hij zich ook zeer bewust van zijn status. Eén van de opmerkelijkste episodes uit zijn lijf was toen hij vroeg in zijn politieke carrière piraten tegenkwam aan de kust bij Cilicië in Zuid-Turkije. De piraten namen Caesar gevangen en probeerden er een slaatje uit te slaan. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt wat de reactie van de jonge senator was (Caesar 2):
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten