Tot 40% extra korting op winters assortiment!

vrijdag 29 juni 2012

Kippen verdrinken

Voordat de Romeinse biograaf Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) in zijn biografie over de keizers tot zijn tijd begint aan het hoofdstuk over keizer Tiberius (42 v.Chr - 37 n.Chr.), besteedt hij aandacht aan de familie van deze adoptiefzoon van keizer Augustus. De familie bleek al eeuwenlang een belangrijke politieke factor in Rome, maar bevatte ook een aantal merkwaardige figuren.


Eentje daarvan is Publius Claudius Pulcher, één van de consuls van 249 v.Chr. Hij was betrokken bij een belangrijke zeeslag tijdens de Eerste Punische Oorlog, de Slag bij Drepana. De religieuze Romeinen probeerden voor de slag met allerlei rituelen te achterhalen aan welke zijde de goden stonden. Eén van deze rituelen was eenvoudig: je neemt een stel kippen mee en geeft ze te eten. Als ze gaan eten, zijn staan de goden aan je kant. De consul haalde dit ritueel uit. Suetonius vertelt (Tiberius 2.3):
[...]Claudius Pulcher ging een zeegevecht aan in de wateren van Sicilië, nadat de kippen, die bij het waarnemen van de vogeltekens weigerden te eten, zonder een grein van eerbied voor de wil van de goden in zee had verdronken, met de woorden: "Als ze niet willen eten, moeten ze maar drinken."
Pulcher werd verslagen.

woensdag 27 juni 2012

Archimedes en zijn spiegels

Wat eergisteren aan bod kwam met de kraai die ervoor zorgde dat de Romeinen de Carthagers op zee konden verslaan, deed me denken aan één van de grootste genieën uit de wereldgeschiedenis, de Siciliaanse wiskundige en natuurkundige Archimedes (287 - 212 v.Chr.) . Deze man is bekend geworden door uit bad te springen en naakt over straat te rennen het enige Oudgriekse woord waarvan iedereen tegenwoordig weet wat het betekent: "Eureka!"

Wat ook als één van Archimedes' verdiensten wordt gezien, is de uitvinding van de Zonnespiegel, of Death Ray zoals dat veel spannender klinkt in het Engels. Tijdens de Tweede Punische Oorlog koos Archimedes' stad Syracuse de kant van Carthago en dat werd door de Romeinen niet gewaardeerd. Een beleg volgde en aangezien Syracuse aan zee ligt, werden schepen ingezet.

De historicus Diodorus Siculus (±90 - ±30 v.Chr.) maakt melding van de manier waarop Archimedes de Romeinen te lijf ging met spiegels, want dat zullen niet verwacht hebben (Romeinse Geschiedenis 26.18):
De oude man [Archimedes] bouwde een achthoekige spiegel en plaatste op de juiste afstand ervan kleine vierhoekige spiegels van dezelfde soort die konden worden versteld met metalen platen en kleine scharnieren. Deze kunstgreep zette hij in om de volledige zonnestralen van het middaguur te kunnen vangen, zowel 's zomers als 's winters, en uiteindelijk door de werkaatsing van de zonnestralen hierin werd een vreselijke hitte aangestoken in de schepen en vanaf de afstand hoe ver een pijl kan vliegen, maakte hij er hoopjes as van.
Andere bronnen tot  in de twaalfde eeuw noemen dit voorval niet en dat geeft aanleiding om het niet te geloven en ook moderne pogingen het te reproduceren liepen op weinig succes uit. Wel past dit binnen het beeld dat we van Archimedes hebben, een uniek genie. Of het waargebeurd is of niet, het bepaalt mede hoe we tegenwoordig over hem denken.

maandag 25 juni 2012

Veldslag op zee

De Romeinen waren van oorsprong geen zeenatie. Zij waren getraind in landoorlog en hadden vanaf vroeg in hun geschiedenis al de beschikking over een groot en goed uitgerust leger met legioenen en hulptroepen waarmee ze in de loop van de eeuwen een groot rijk wisten op te bouwen. Er was alleen een probleem: er was een kaper op de kust en die bevond zich aan de andere kant van de zee. Carthago, uit het huidige Tunesië, beschikte over een uitstekend uitgeruste vloot en een minder sterk landleger dan de Romeinen. Toen beide machtscentra in conflict kwamen vanwege gebeurtenissen op het door beide zeer gewenste eiland Sicilië (de Eerste Punische Oorlog), ontstond een strijd tussen deze twee fundamenteel verschillende krijgssystemen.


De Griekse historicus Polybius van Megalopolis (203 - 120 v.Chr.), onze belangrijkste bron over de gebeurtenissen tussen Rome en Carthago maakt melding van een serie raids aan de kust van het huidige Italië waar de Romeinen niets tegen konden doen. Rome moest gaan ingrijpen, dus werd besloten een vloot op te bouwen door een schip dat ze in hun handen kregen na te bouwen. 


Omdat Romeinen praktisch ingesteld waren, gingen ze niet zomaar akkoord met het idee dat je op zee een zeeslag moet voeren. Romeinen zijn goed in veldslagen, dus zorgen we voor veldslagen. Wat ze daarvoor bedacht hadden, was een slim apparaat op het schip, de κόρακας [korakas] of 'kraai'. Polybius legt uit hoe het werkt (Romeinse Geschiedenis I.22:4-11):
Ze werden als volgt gebouwd: op de voorsteven stond een ronde paal van vier vademen hoog [1 vadem is 1,80 meter] en drie palmen in diameter [30 cm]. Deze paal had een katrol aan de top en eromheen was een loopplank van dwarsplanken die waren bevestigd met spijkers gemaakt, vier voet breed en zes vademen lang. In de loopplank zat een sleufgat en het ging rond de paal op een afstand van twee vademenen van het uieeinde. De loopplank had ook een reling aan beide kanten, zo hoog als de knie van een man. Aan het uiteinde was een ijzeren voorwerp bevestigd dat eruit zag als een stamper met een punt aan de ene kant en een ring aan de andere kant, waardoor het geheel eruit zag als een machine om koren te malen. Aan de ring was een touw bevestigd waarmee ze de kraai omhoog haalden met de katrol op de paal, wanneer ze een vijand aanvielen, en waarmee ze het naar beneden lieten op het dek van de vijand, soms vanaf het voorsteven en soms draaiden ze het om als de schepen vanaf de brede zijde met elkaar in aanraking kwamen. Zodra de kraaien waren vastgezet in de planken van het dek van het vijandige schip en de schepen had samengebonden, dan enterden ze van alle kanten als ze aan de brede zijde zaten, maar als ze vanaf het voorsteven vastzaten, vielen ze aan over de loopplank van de kraai zelf, in rijen van twee. Het eerste duo beschermde de voorkant door hun schilden omhoog te houden en zij die erachter liepen, beschermden de zijkant door de randen van hun schilden te laten rusten op de reling. Door dit apparaat toe te passen, wachtten zij op een gelegenheid om in actie te komen.
Deze handelswijze zorgde ervoor dat de Romeinen terug konden slaan en speelde een rol in het breken van de Carthaagse macht op zee, maar wat dit vooral aangeeft is de vindingrijkheid van de Romeinen. Zij waren goed in veldslagen, dus zorgen ze ervoor dat een zeeslag een veldslag werd. 

zaterdag 23 juni 2012

De scheids helpt de groten

Eerder deze week werd op het EK voetbal Oekraïne een zuiver doelpunt tegen Engeland ontzegd omdat beoordeeld was dat de bal niet over de lijn was. Boze tongen beweren in een dergelijke situatie vaak opzet van de arbitrage. De grote voetballanden worden bevoordeeld. Dergelijke opmerkingen doen me denken aan de Olympische Spelen. Niet die van Londen, maar die van Olympia, van 67 n.Chr. Daar werd namelijk wel een grote bevoordeeld en wel tijdens een aantal onderdelen. De bekendste deelnemer van dit evenement was namelijk niemand minder dan de heersende Romeinse keizer Nero (37-68). 


Volgens de biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) haalde de keizer allerlei fratsen uit om Olympisch kampioen te worden. Zo werden onderdelen toegevoegd aan de spelen en bereikte hij op merkwaardige wijze de titel. Tenminste, hij werd uitgeroepen als winnaar (Nero 24):
Altijd wanneer hij gewonnen had, maakte hij zelf de uitslag bekend, wat ertoe leidde dat hij ook overal meedeed aan de competitie van de presentatoren. Om te voorkomen dat er ook maar één andere winnaar in de Heilige Spelen [de Olympische Spelen en een aantal andere dergelijke evenementen gingen gepaard met religieuze rituelen] in de herinnering bleef voortbestaan, of dat er waar dan ook een spoor van het zou overblijven, gaf hij opdracht al hun beelden en portretten omver te halen, met de haak weg te slepen en in het riool te werpen.
Dergelijke zaken komen we tegenwoordig nog niet eens in het wielrennen tegen. Gelukkig won Nero ook zelf nog een onderdeel: het wagenrennen. Suetenius legt uit hoe (Nero 24):
Hij werd tijdens de race uit de wagen [van zijn tienspan]  geslingerd en weer teruggezet, maar voor het einde gaf hij op, omdat hij het niet vol kon houden, wat overigens niet verhinderde dat hij de prijs won.

donderdag 21 juni 2012

Dubbele mensen die zich met radslagen voortbewogen

Zoals eerder aangegeven schreef de Griekse filosoof Plato (427 - 347 v.Chr.) meestal in dialoogvorm. Hij legt verschillende mensen verschillende opvattingen in de mond en laat anderen daar dan op ingaan. Een heel interessant werk van Plato is de Symposion, dat gaat over een aantal gasten op een drinkfeest. Omdat het gisteren heel laat is geworden, besluiten de gasten niet teveel te zuipen, maar allemaal iets te zeggen over de god Eros van de liefde. Wat is liefde en hoe moeten we dat zien? Op een gegeven moment komt de beroemde komediedichter Aristophanes (446 - 386 v.Chr.) aan het woord. Hij vertelt over het ontstaan van liefde en begint door uit te leggen dat de mensheid er in het verleden anders bij liep (Symposium 189d-190b)
Nu zal ik trachten u over deze kracht te vertellen zodat gij deze kennis op uw beurt aan anderen kunt doorgeven. Welnu, allereerst moet ge dan iets weten over de gedaante van de mens en zijn gevoelens. Want onze allereerste verschijningsvorm als mens was heel anders dan nu. Zo waren er, wat het menselijk geslacht betreft, drie soorten en niet twee zoals tegenwoordig het mannelijk en het vrouwelijk geslacht. Nee, er bestond ook een derde geslacht dat het gemeenschappelijke van de twee andere in zich droeg. Nu bestaat alleen de naam ervan nog, en de geslachtsvorm zelf is verdwenen. In de oertijd was er dus een man/vrouw-vorm die bestond uit het gemeenschappelijke tussen man en vrouw, zowel in naam als in vorm. Nu kennen wij dat begrip nog uitsluitend als een scheldwoord. De verschijningsvorm van ieder mens was toen bovendien helemaal rond, want rug en zijde waren cirkelvormig. Ieder mens had vier handen en evenveel benen. Bovendien had hij twee gezichten die geheel identiek waren en op een ronde nek stonden. Maar op de beide gezichten, die een tegengestelde kant uitkeken, was een schedel geplaatst. Wel waren er vier oren, twee geslachtsdelen en voorts alle andere organen in hun overeenkomstige verhouding. Het schepsel liep rechtop, net als wij, en kon gaan waar het wilde. En wanneer die mens het op een lopen zette, deed hij dat als een ware acrobaat met gestrekte benen die in een cirkelvormige beweging rond- en rondgingen, en ook zijn armen gebruikte hij zodat hij op acht ledematen steunde die razendsnel rondgingen.
Interessante theorie. Uiteindelijk zijn deze mensen tegen de goden gaan ageren en hebben de goden besloten ze uit elkaar te halen. Mensen zijn sindsdien wezens met twee armen, twee benen en één hoofd en liefde is de wanhopige zoektocht weer in verbinding te komen met je wederhelft, letterlijk.

dinsdag 19 juni 2012

De koning is groot

In het British Museum in Londen liggen aardig wat juweeltjes uit de Oudheid, waaronder de Standaard van Ur, een vondst van de Britse archeoloog Sir Leonard Wooley (1881 - 1960). Deze standaard, waarvan de functie niet bekend is, toont verschillende scenes uit het leven in het oude Sumer in het huidige Zuid-Irak. Aan de ene kant staan scenes die over oorlogsvoering gaan, aan de andere kant scenes die lijken te duiden op een soort feest, maar overduidelijk een vreedzame bedoeling. Op de site van de Khan Academy vond ik deze video die het overbodig maakt om er zelf veel over te zeggen:



(De vertaling is van mijn hand, dus mocht er wat mee zijn, dan hoor ik dat graag)

Naast het feit dat dit object op zichzelf bijzonder interessant is, valt bij objecten uit het oude Nabije Oosten altijd iets specifieks op. In de video wordt al kort aandacht besteed aan het feit dat sociale positie van figuren op dit soort objecten vaak wordt uitgedrukt in de grootte van het figuur. Op de tumbnail van de video is al te zien dat de centrale figuur op de stoel veel groter is dan de drie mannetjes om hem heen en dat het mannetje dat rechts zit daar een beetje tussenin zit. We hebben hier waarschijnlijk te maken met de koning, met mensen onder hem met een hoge rang (priesters bijvoorbeeld) en met bedienden. Als de koning zou gaan staan, zou hij twee keer zo lang zijn als de bedienden. We hebben al gezien dat koning Eannatum 2,79 meter zou zijn geweest en het ziet ernaar uit dat de Standaard van Ur ook zoiets zegt.

Ook in Egypte komt de sociale positie van figuren tot uiting in de grootte ervan. Zo is op het Narmerpalet deze scene te zien:

De koning, met de typische Hedjet-kroon van Boven Egypte staat op het punt een vijand te doden, terwijl naast hem een mannetje zijn sandalen vast houdt. Waarom je je sandalen uit zou doen voor een dergelijke handeling, dat is vraag twee (een interessante vraag waar ik later nog op terugkom), maar wat zeker opvalt is dat de grote koning een klein mannetje in zijn gevolg heeft die kennelijk belangrijk genoeg is om überhaupt op de  inscriptie gezet te worden, maar niet belangrijk genoeg om groter afgebeeld te worden.

zondag 17 juni 2012

Als je mij niet dood, dood ik jou!

De late Oudheid kenmerkt zich met name door de opkomst van het christendom in de Romeinse wereld. De eerste paar eeuwen, met name sinds de Byzantijnse keizers de religie als onderdeel van hun bestuur gingen beschouwen en/of de religie voor zichzelf aannamen, kreeg het christendom de vorm waar het mee de Middeleeuwen in ging. Belangrijk daarbij zijn de werken van de Kerkvaders, invloedrijke theologen waar Aurelius Augustinus (354 - 430 n.Chr.) de bekendste van is.


Augustinus (die later heilig is verklaard omdat hij iemand genezen zou hebben) is met name bekend geworden door zijn werk De Civitate Dei (Over de stad van God), maar verschillende van zijn andere werken zijn bewaard gebleven. Eén van de werken is zijn 185e brief aan ene Bonifatius. Hij noemt daarin een aantal christenen die heidense rituelen bezoeken met één doel (Brief 185.12, chapter 3):
Maar zij die wisten wat ze gewend waren te doen voordat de wetten werden aangenomen, stan niet stil bij hun dood, maar bij hun karakter; en vooral hoe grote groepen van hen in processie naar de best bezochte ceremonies van de heidenen kwamen, wanneer de verering van afgoden nog steeds doorging - niet met het doel om de afgoden kapot te maken, maar om ter dood te worden gebracht door hen die ze vereerden. Want als ze zouden hebben geprobeerd de afgoden te breken onder sanctie van de rechtmatige autoriteiten, dan zouden ze als hen wat zou overkomen, een schim van een claim om als martelaar beschouwd te worden, hebben; maar hun enige doel was dat, terwijl de afgoden onaangeroerd bleven, zij zelf de dood zouden vinden. Want het was het algemene gebruik onder de sterkste jongeren onder de vereerders van afgoden dat zij elk slachtoffers die ze zouden hebben gemaakt aan de afgoden zouden geven als offer. Sommigen gingen zó ver dat ze zichzelf aanboden om af te slachten aan reizigers die ze tegenkwamen en die wapens droegen, waarbij ze gewelddadige bedreigingen gebruikten dat ze hen zouden vermoorden als ze hun dood niet zouden vinden door hun hand.

vrijdag 15 juni 2012

Het favoriete drankje van de godin

Wie zich afvraagt waar de seizoenen vandaan komen, verdiept zich in de Griekse mythologie. Alles wordt dor als de landbouwgodin Demeter verdrietig is. Zij is verdrietig omdat ze met de god van de onderwereld, Hades, heeft moeten afspreken dat haar dochter Persephone per jaar een halfjaar bij haar moeder en een halfjaar bij Hades moet zijn.


In een interessant verhalend gedicht over Demeter dat ooit aan Homerus is toegeschreven, maar nu vooral Homerische Hymne genoemd wordt door de dactylische hexameter, het metrum-type dat in epische gedichten veel voorkomt, verhaalt over Demeters zoektocht naar haar dochter. Ze komt daar incognito wat drinken bij een vrouw, Metaneira. Die blijkt gastvrij voor de vreemdelinge, maar mag iets opmerkelijks klaarmaken (Hymne aan Demeter 206-211 (pagina 7)):
Metaneira vulde een grote beker met honingzoete wijn en reikte hem de godin aan, maar zij weigerde: het was haar niet geoorloofd, zei ze, rode wijn te drinken; zij vroeg gerstemeel en water te mengen met fijne polei en haar dat als drank aan te bieden. De gastvrouw ging op dit verzoek in: zij bereidde het mengsel en gaf het aan de godin. De machtige Deo [een andere naam voor Demeter] aanvaardde de drank om de rite in te stellen.
Over smaak valt niet te twisten. 

woensdag 13 juni 2012

Uitsloven voor de dames

Veel Griekse schrijvers waren van verschillende markten thuis. Aristoteles (384 - 322 v.Chr) schreef werken over allerhande onderwerpen, variërend van logica tot planten en van ademhaling tot ethiek. Xenophon (±430 - 355 v.Chr.) is een ander voorbeeld. Hij is bekend geworden (en hier al aan bod gekomen) als historicus, maar hij schreef ook politieke teksten en een serie interessante werken die een cavalerie-commandant moeten helpen het hoogste te bereiken. 


In een opvallend modern klinkend stuk over het houden van paarden legt hij uit hoe je een goed paard herkent op de markt, hoe je hem moet trainen en hoe je hem moet verzorgen. Vervolgens geeft hij praktische tips over hoe je een paard met gevoel voor show kunt krijgen (Ruiterkunst 10:4-5 (pagina 347 PDF)): 
Een bewijs dat hij[een paard] het leuk vindt is dat hij wanneer hij zich wil uitsloven tegenover andere paarden, met name tegenover merries, zijn nek zo hoog mogelijk houdt en zijn hoofd buigt, waardoor er sterk uit ziet. Hij tilt zijn benen vrij op vanaf de grond en werpt zijn staart omhoog. Wanneer je hem daarom zo ver krijgt de houding aan te nemen, die hij op natuurlijke wijze aanneemt als hij het meest verlangt zijn schoonheid tentoon te spreiden, dan zul je ervoor zorgen dat het eruit ziet alsof hij plezier heeft aan bereden worden en geef je hem een edel, krachtig en aantrekkelijk uiterlijk.
Paarden zijn net mensen...

maandag 11 juni 2012

We zijn geplukte kippen

Twee maanden geleden kwam de definitie van een staatsman in één van de dialogen van Plato (± 427 - 347 v.Chr.) aan bod. Ik brak het verhaal daar af toen de al ingewikkelde definitie nog verder uitgewerkt werd. Dit is een bronnenblog, geen diep filosofisch verhaal. Vandaag komt een andere filosoof aan bod, misschien wel de merkwaardigste van allemaal, Diogenes van Sinope (404 - 323 v.Chr.), een tijdgenoot van Plato. Diogenes is de bekendste exponent van wat het cynicisme en hij leefde volgens de overlevering in Athene in een ton.


Een andere Diogenes, Diogenes Laërtius (vermoedelijk uit de 3e eeuw n.Chr.) heeft veel biografieën van antieke filosofen gepubliceerd en laat daarmee rare voorvallen niet onvermeld. Dat maakt zijn werk een dankbare bron als je op zoek bent naar interessante stukjes. Diogenes van Sinope komt in een filosofische discussie terecht. Laërtius vertelt (Levens van eminente filosofen VI.2.40):
Plato definieerde de mens als een dier, met twee benen en zonder veren, en hij kreeg daarvoor de handen op elkaar. Diogenes plukte een kip en bracht deze in de collegezaal binnen met de woorden: "Hier is de mens van Plato." Als gevolg daarvan werd aan de definitie uitgebreid met "met brede nagels."
Zo komen we verder! 

zaterdag 9 juni 2012

In the pocket!

In het gebied aan Afrikaanse zijden van de Arabische Golf leven slangen in de woestijn. Sommigen waren van indrukwekkende omvang. Zo meldt de Siciliaanse geschriedschrijver Diodorus Siculus (±90 - ±30 v.Chr.) dat er geruchten gaan dat er slangen van ongeveer 45 meter zijn en dat deze zich in het landschap oprollen en op heuvels lijken. Hij gelooft het zelf niet en raadt zijn lezers af het te geloven (Bibliotheek van de Geschiedenis 3.36.1), maar hij vertelt wel dat de beesten toch een geduchte tegenstander zijn als je ze wilt vangen. Probleem is dat ze dat geprobeerd hebben. Diodorus vertelt dat de jagers doodsbang waren voor de gigantische slang met de enge geluiden, het gesis en wat al niet. Wat volgt is een halfslachtige poging (Bibliotheek 3.36.7):
Vervolgens, nadat ze de kleur van hun wangen hadden gedreven door de angst, gooiden ze trillend van lafheid een lasso om zijn staart; maar het beest draaide zich met een machtig gesis dat hen de stuipen op het lijf jaagde om zodra het touw zijn lichaam raakte, kwam boven de voorste man uit en greep hem in zijn mond en at zijn vlees terwijl hij nog leefde en een tweede greep hij met een omstrengeling vanaf een afstand, terwijl hij [de man] probeerde te vluchten, trok hem naar hem toe en kneep zijn buik fijn met zijn vaste greep; de rest zicht in doodsangst zijn veiligheid in de vlucht.
Goed, dat werkte niet dus en de jagers was een flinke beloning beloofd als ze zo'n beest konden vangen, dus ze kwamen terug. Diodorus vertelt (Bibliotheek 3.37.1-6) dat ze het dit keer beter voorbereid aanpakten. ze maakten een grote mand van rietstengels en legden die in een kuil naast de ingang van het hol van de slang die ze met stenen sloten. Vervolgens rustten ze een legertje met boogschutters, ruiters, honden en trompetters uit om de slang te lijf te gaan. Door lawaai en pijlen werd het beest gek gemaakt en toen het zijn hol niet kon vinden, dook het in dat andere gat. Van daaruit konden de kaken van de slang worden dichtgebonden en werd het beest meegenomen naar koning Ptolemaeus II Philadelphus van Egypte. Die wist er wel mee om te gaan, volgens Diodorus (Bibliotheek 3.37.7-8):
Door het dier voedsel te onthouden braken zij diens geest en temden het stukje bij beetje, zodat het tam maken ervan een wonderbaarlijk ding werd. Ptolemaeus gaf de jagers de verdiende beloningen en hield en voerde de slang die nu getemd was en het prachtigste en meest indrukwekkende schouwspel opleverde voor vreemdelingen die zijn koninkrijk bezochten.

donderdag 7 juni 2012

Acht koningen, één menselijke soort

Eergisteren hebben we geconstateerd dat je door adders te eten niet alleen van je hoofdluis af kon komen, maar ook dat je er heel oud mee kon worden. De mensen die vierhonderd jaar werden door dit dieet verbleken echter bij de eerste koningen van Sumer in het huidige Zuid-Irak. In de Sumerische Koningslijst, een in klei gehakt document uit ongeveer 2125 v.Chr. wordt beschreven dat deze heren vele malen langer leefden. Toen het koningschap afdaalde uit de hemel, begon het (Sumerische Koningslijst 1ff; ik geef toe dat mijn Akkadisch niet goed genoeg is om te achterhalen wat de regelnummers zijn.):
Toen het koningschap was afgedaald vanuit de hemel, was het koningschap in Eridug [de heilige stad van de Sumeriërs]. In Eridug werd Alulim koning. Hij regeerde 28800 jaar [de perioden werden uitgedrukt in eenheden van 3600 jaar, de sar]. Alalĝar regeerde 36000 jaar. 2 koningen; zij regeerden 64800 jaar. Vervolgens viel Eridug en werd het koningschap opgepakt door Bad-tibira. In Bad-tibira, regeerde En-men-lu-ana 43200 jaar. En-men-gal-ana regeerde 28800 jaar. Dumuzid [moet iets met de gelijknamige god van de landbouw te maken hebben], de herder, regeerde 36000 jaar. 3 koningen; zij regeerden 108000 jaar.
Zo gaat het nog even door met een aantal steden en waardoor er in totaal acht koningen samen 241200 (tweehonderd één en veertig duizend twee honderd) jaar regeerden, grofweg de hele geschiedenis van de homo sapiens. Dat is meer dan dertig duizend jaar regering per koning. Je vraagt je af wat zij te eten kregen!

dinsdag 5 juni 2012

400 worden zonder hoofdluis

Hoofdluis is niets nieuws. In een tijd voor shampoo en medicijnen moeten de beestjes welig hebben rondgesprongen op de kopjes van Romeinse kinderen. Gelukkig hebben we ons bekende slachtoffer van de uitbarsting van de Vesuvius waar Pompeii bekend door is geworden, Plinius de Oudere (Gaius Plinius Secundus maior, ±23 - 79 n.Chr.). Hij schreef namelijk zijn Naturalis Historia, een boek over eigenlijk bijna alles. In dit boek geeft hij ook een tip om van hoofdluis af te komen: adders eten! Je wordt er ook 400 jaar mee! (Naturalis Historia 7.2, bij noten 58 en 59):
Isigonus [een Griekse geleerde uit de 3e eeuw v.Chr.] vertelt ons dat de Cyrni, een volk in India, 400 jaar kunnen worden; en het is van mening dat datzelfde ook aan de hand is met de Macrobii uit Ethiopië, met de Seræ [ook uit Oost-Afrika] en de bewoners van de Athosberg [in Noord-Griekenland]. In het geval van die laatsten, komt dat door het vlees van adders die zij als voedsel gebruiken. als gevolg daarvan hebben ze ook geen last van vervelende dieren, niet in hun haar en niet in hun kleding.
De vraag is natuurlijk hoe je die beesten klaarmaakt. Verderop in zijn werk geeft Plinius tips over hoe je staar kunt genezen door het as van Wezels op je voorhoofd te smeren. Verderop vertelt hij hoe je de adders moet bereiden. (Naturalis Historia 29.38, tussen de noten 5 en 6.):
Sommige mensen, nogmaals, gebruiken adders als voedingsmiddel. Als je dit doet, is het aan te raden om op het moment dat ze gedood worden, zout in hun bek te leggen en dat te laten smelten. Vervolgens moet het aan beide uiteinden van het lichaam een lengte van vier vingers worden afgesneden en moeten de darmen worden verwijderd. De rest moet gekookt worden in een mengsel van water, olie, zout en dille.
Bon appetit!

zondag 3 juni 2012

Met olifanten over de Rhône

De Tweede Punische Oorlog (218 - 201 v.Chr.) is misschien wel de oorlog die het meest tot de verbeelding spreekt uit de hele geschiedenis, in ieder geval wel voor mij. Dit conflict tussen de Romeinen en de Carthagers is vooral bekend geworden om de tocht over de Alpen met olifanten die Hannibal (247 - 183 v.Chr.), de generaal van Carthago had ondernomen. Deze episode zal vast en zeker een keer aan bod komen, maar vandaag is de aandacht voor een andere overtocht, namelijk die over de rivier de Rhône in Zuid-Frankrijk. Het punt is namelijk dat de olifanten niet aan de voet van de Alpen opdoken, maar vanuit de Carthaagse gebieden in Spanje mee waren genomen. Onderweg moest de rivier overgestoken worden. De Griekse geschiedschrijver Polybius (203 - 120 v.Chr.) vertelt in mijn langste citaat tot nu toe hoe Hannibal dit karwei aanvloog (Romeinse Geschiedenis 3.46):
Ze bouwden een aantal zeer stevige vlotten en bonden twee daarvan aan elkaar en legden ze stevig vast aan de oever van de rivier. Hun gezamenlijke breedte was ongeveer dertig voet. Daaraan bonden ze anderen vast aan de andere kant, waarmee ze de brug verder de stroom in verlengden. Ze versterkten de kant die op de stroming stond met kabels die ze vast zetten aan bomen die op de oever groeiden, waardoor de hele structuur op zijn plek kon blijven liggen en niet zou verschuiven door de stroming. Toen ze de hele brug of pier van vlotten van ongeveer tweehonderd voet lang hadden gemaakt, bonden ze deze vast aan het einde van twee hele compacte vlotten die heel stevig aan elkaar waren vastgebonden , maar met de rest op zo'n manier dat de touwen eenvoudig konden worden doorgesneden. Daaraan bevestigden ze een aantal sleepkabels waarmee boten hen moesten vasthouden om te voorkomen dat ze stroomafwaarts werden meegesleurd en om ze tegen de stroming op hun plaats te houden, waardoor de olifanten die erop stonden konden worden vervoerd. Vervolgens gooiden ze een hoeveelheid aarde op de hele rij vlotten, totdat het geheel op dezelfde hoogte als het pad dat naar de oever leidde lag en erop leek. De olifanten waren gewend om hun olifantendrijvers te gehoorzamen tot aan het water, maar zouden nooit het water in gaan en ze dreven hen over de aarden brug met twee vrouwtjes op kop, die ze gehoorzaam volgden.
Zodra ze het laatste vlot hadden betreden, werden de touwen die het met de rest verbond, doorgesneden. trokken de boten de sleepkabels strak en de het vlot met de olifanten erop werd snel weggetrokken van de berg aarde. Hierdoor raakten de dieren in paniek en draaiden zich eerst om en begonnen in alle richtingen te lopen, maar omdat ze omringd waren door de stroming bracht hun angst hen ertoe rustig te blijven. Op die manier, en door een continue toevoer van nieuwe vlotten aan de andere kant van het ponton, kregen zij het voor elkaar de meeste olifanten eroverheen te krijgen, maar sommigen werden dermate gegrepen door angst, dat zijin de rivier sprongen toen ze halverwege waren. De menners van deze olifanten verdronken allemaal, maar de olifanten zelf werden gered, omdat ze door de kracht en lengte van hun slurf in staat waren om boven water te blijven en erdoor te ademen en ook om al het water dan in hun mond kwam, via de slurf uit te spuiten. Op die manier overleefden de meeste van hen en staken te voet de rivier over.
Dit moet een hels karwei zijn geweest, maar vindingrijk was Hannibal zeker!

vrijdag 1 juni 2012

Wie drakentanden zaait zal krijgers oogsten

Zoals al in een aantal eerdere blogberichten hier naar voren is gekomen, hadden de Grieken in de Oudheid vaak de neiging het bestaan van een bepaald volk of een bepaalde nederzetting te duiden aan de hand van een heroïsch verhaal met goden of andere opmerkelijke gebeurtenissen. Eén van de steden met het opvallendste verhaal is de stad Thebe, ten Westen van Athene. Volgens de overlevering is de stad gesticht door de mythische figuur Kadmos.


Kadmos was betrokken bij een gevecht tussen de goden en de draak-god Typhon. Door Kadmos' inmenging weten de goden Typhon te verslaan. Met de godin Harmonia aan zijn arm gaat hij naar Delphi waar hij het bekende orakel om raad vraagt (want hij was op zoek naar Europa, een scharreltje van de oppergod Zeus). Volgense de Griekse filoloog Apollodorus (±180 - 115 v.Chr.) was dit het advies van het orakel (Bibliotheek 3.4.1.):
De god [het orakel van Apollo] zei hem zich geen zorgen te maken om Europa, maar om zich door een koe te laten leiden en een stad te stichten waar deze vermoeid zou neervallen.
Waar hebben we dit eerder gehoord? Gelukkig is dit niet het einde van het verhaal, want de koe ging naar de grond en Kadmos besloot de koe te offeren aan de godin Athena. Daarvoor had hij echter water nodig, dus hij zond mannen om dat te halen. Helaas was de dichtstbijzijnde bron bewaakt en wel door een draak. De draak en de mythische held kwamen in gevecht en Kadmos doodde de draak. Apollodorus vertelt wat er verder gebeurde (Bibliotheek 3.4.1.):
[O]p advies van Athena zaaide hij de tanden [van de draak die hij gedood had]. Toen deze waren gezaaid, stegen gewapende mannen, genaamd Spartoi ["gezaaide mannen"], op uit de grond. Deze begonnen elkaar af te maken, sommigen in willekeurige gevechten, anderen in onwetendheid [?]. [...] Vijf van hen bleven echter in leven: Echion, Udaeus, Chthonius, Hyperenor en Pelorus.
Deze vijf krijgers hielpen Kadmos met het stichten van Thebe. Deze stad werd later belangrijk in de Griekse wereld, maar heeft nooit meer de luister van zijn eerste dag gehad.