In the pocket!
In het gebied aan Afrikaanse zijden van de Arabische Golf leven slangen in de woestijn. Sommigen waren van indrukwekkende omvang. Zo meldt de Siciliaanse geschriedschrijver Diodorus Siculus (±90 - ±30 v.Chr.) dat er geruchten gaan dat er slangen van ongeveer 45 meter zijn en dat deze zich in het landschap oprollen en op heuvels lijken. Hij gelooft het zelf niet en raadt zijn lezers af het te geloven (Bibliotheek van de Geschiedenis 3.36.1), maar hij vertelt wel dat de beesten toch een geduchte tegenstander zijn als je ze wilt vangen. Probleem is dat ze dat geprobeerd hebben. Diodorus vertelt dat de jagers doodsbang waren voor de gigantische slang met de enge geluiden, het gesis en wat al niet. Wat volgt is een halfslachtige poging (Bibliotheek 3.36.7):
Vervolgens, nadat ze de kleur van hun wangen hadden gedreven door de angst, gooiden ze trillend van lafheid een lasso om zijn staart; maar het beest draaide zich met een machtig gesis dat hen de stuipen op het lijf jaagde om zodra het touw zijn lichaam raakte, kwam boven de voorste man uit en greep hem in zijn mond en at zijn vlees terwijl hij nog leefde en een tweede greep hij met een omstrengeling vanaf een afstand, terwijl hij [de man] probeerde te vluchten, trok hem naar hem toe en kneep zijn buik fijn met zijn vaste greep; de rest zicht in doodsangst zijn veiligheid in de vlucht.
Goed, dat werkte niet dus en de jagers was een flinke beloning beloofd als ze zo'n beest konden vangen, dus ze kwamen terug. Diodorus vertelt (Bibliotheek 3.37.1-6) dat ze het dit keer beter voorbereid aanpakten. ze maakten een grote mand van rietstengels en legden die in een kuil naast de ingang van het hol van de slang die ze met stenen sloten. Vervolgens rustten ze een legertje met boogschutters, ruiters, honden en trompetters uit om de slang te lijf te gaan. Door lawaai en pijlen werd het beest gek gemaakt en toen het zijn hol niet kon vinden, dook het in dat andere gat. Van daaruit konden de kaken van de slang worden dichtgebonden en werd het beest meegenomen naar koning Ptolemaeus II Philadelphus van Egypte. Die wist er wel mee om te gaan, volgens Diodorus (Bibliotheek 3.37.7-8):
Door het dier voedsel te onthouden braken zij diens geest en temden het stukje bij beetje, zodat het tam maken ervan een wonderbaarlijk ding werd. Ptolemaeus gaf de jagers de verdiende beloningen en hield en voerde de slang die nu getemd was en het prachtigste en meest indrukwekkende schouwspel opleverde voor vreemdelingen die zijn koninkrijk bezochten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten