Tot 40% extra korting op winters assortiment!

donderdag 31 januari 2013

Wat Armstrong's sponsor van Xerxes heeft

Het bericht dat je nu leest, is online gepubliceerd. Het is niet uitgesproken (tenminste niet door de schrijver) en staat niet fysiek ergens op papier of op een kleitablet geschreven. Met mijn blog kan ik iedereen bereiken die de beslissing neemt naar het adres te gaan. Dit is een onmogelijkheid in de Oudheid, want internet bestaat nog niet. Communicatie diende mondeling of schriftelijk te gaan, zoals wij het 20 jaar geleden nog hadden.

De Romeinen stonden bekend om hun wegennetwerk en de mogelijkheid die daardoor ontstond om mensen, goederen en informatie snel van Antiocheia naar Batavodorum te krijgen.Een ander volk stond bekend om het postsysteem, zo erg zelfs dat een opmerking van de Griekse historicus Herodotus (±485 - ±425 v.Chr) door US Postal Services is overgenomen als lijfspreuk. Herodotus stelt dat de eerder genoemde koning Xerxes (5e eeuw v.Chr.) het bericht van een nederlaag als volgt verzond (Historiën 8.98):
Terwijl Xerxes dit deed, stuurde hij een bode naar Perzië met het nieuws van de huidige tegenslagen. Er is niets sterfelijks dat een route sneller aflegt dan deze bodes, door een handig bedacht plan van de Perzen. Er wordt gezegd dat er net zoveel mannen en paarden waren als dagen die voor de hele reis stonden, elk paard en elke man op één dag reizen afstand van elkaar. Deze werden noch gestopt door sneeuw, noch regen, noch hitte of duisternis om de aan hen toegewezen route zo snel mogelijk af te leggen. De eerste ruiter gaf de lading aan de tweede, de tweede aan de derde en zo ging het van hand naar hand.
Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

dinsdag 29 januari 2013

Een gokspelletje met een hoge inzet

De grootmeester van de Romeinse geschiedenis op het gebied van propaganda is zonder twijfel keizer Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.), de eerste keizer. Zoals we eerder hebben gezien ging hij ver in de representatie van zichzelf. Het beeld dat we hebben van Augustus is dat van een goede keizer, goede generaal, een integere en intelligente man waar ook fysiek vrijwel niets mee mis was, want hij werd tenslotte oud. Dat de keizer fysiek hier en daar zijn tekortkomingen had, hebben we ook eerder gezien.

Een andere eigenschap van de keizer die we niet vaak tegenkomen is zijn wreedheid tegenover zijn vijanden. Toen zijn adoptiefvader Julius Caesar (±100 - 44 v.Chr.) werd vermoord in de senaat was het Augustus die de leiding nam in het tot de orde roepen van de moordenaars die met hun troepen naar het Oosten waren getrokken. In 42 v.Chr. werden de troepen van de moordenaren van Caesar verslagen in de Slag bij Philippi.

Waar Caesar bekend stond als een grootmoedige winnaar in oorlogen, had Augustus volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) hele andere ideeën over hoe om te gaan met de vijand (Augustus 13):
Toen hij de overwinning behaald had, matigde hij zich niet; integendeel, het hoofd van Brutus [één van de moordenaars van Caesar] zond hij naar Rome om aan de voet van Caesars standbeeld te plaatsen. Juist op de voornaamsten onder de krijgsgevangenen koelde hij zijn woede en overlaadde hen met beledigingen. Zo wordt er verteld dat hij een man die hem smekend vroeg om een behoorlijke begrafenis ten antwoord gaf: "Dat zullen we aan de vogels moeten overlaten."Anderen, een vader en een zoon die om hun leven smeekten, zou hij het bevel hebben gegeven te loten of vingers te raden [een bekend gokspelletje in Rome]. De winnaar mocht blijven leven.
Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome
Anthony Everitt, Augustus. De eerste Keizer

zondag 27 januari 2013

Business Filosofie

Mensen zijn mensen en in essentie waren de Romeinen 2000 jaar geleden hetzelfde als wij tegenwoordig. De Romeinen liepen tegen dezelfde soort problemen aan als wij, zij het binnen hun eigen context. De regels die voor ons gelden, golden ook voor de Romeinen en andersom ook. We kunnen veel leren van de Romeinen, zeker ook omdat zij in tegenstelling tot de Grieken, pragmatisch en praktisch ingesteld waren met hun wijsheid.

In een tijd met rampzalig verlopende (infrastructuur)projecten in Nederland wordt het toch eens tijd om te kijken hoe de Romeinen hiermee omgingen. Niet het uitvoeren en het uitwerken van de plannen, want daarin missen de Romeinen de kennis van mensen als Newton en Einstein, maar projectmanagement. Het beeld dat ik altijd krijg bij mislukte projecten is tweeledig. Soms lijkt niet goed nagedacht te zijn wat de bedoeling uiteindelijk is, soms is er geen plan B voor als er wat op je pad komt. 

Twee Romeinse schrijvers pakken de handschoen op. De eerste is Lucius Annaeus Seneca (±4 v. Chr. - 65 n.Chr.). Seneca is bekend geworden als stoïcijns filosoof en als degene die keizer Nero (37-68 n.Chr.) in de beginfase van diens heerschappij onder controle wist te houden. Zijn bekendste quote staat vermoedelijk op alle mission statements van bedrijven, hoewel waarschijnlijk ook niemand weet wie dit ooit gezegd heeft. In een brief aan een vriend schrijft Seneca (Brief aan Lucilius 71.2-3):
Zo vaak als je wilt weten wat je moet vermijden of wat je moet zoeken, beschouw de relatie ervan met het Opperste Goede, met het doel van je hele leven. Want alles wat we doen moet daarmee in harmonie zijn; geen man kan de details uitstippelen tenzij hij van tevoren het hoofddoel van zijn leven voor ogen heeft. De kunstenaar kan zijn kleuren allemaal al hebben voorbereid, maar hij kan geen gelijkenis produceren als hij niet van tevoren bedacht heeft wat hij wil schilderen. De reden dat we fouten maken, is omdat we de delen overwegen, maar nooit het leven als geheel. De boogschutter moet weten wat hij wil raken om iets te raken; vervolgens moet hij richten en het wapen beheersen door zijn vaardigheid. Onze plannen mislukken omdat we geen doel hebben. Als een man niet weet naar welke haven hij vaart, heeft hij nooit wind mee.
Het andere probleem wordt aangevlogen door de mimespeler, acteur en schrijver Publilius Syrus (1e eeuw v.Chr.). Zijn aandeel in de mission statements van bedrijven bestaat uit een paar woorden (Sententiae, 1 ongeveer 1/3 deel):
Het is een slecht plan als je het niet kunt veranderen.
Boekentip voor vandaag:
Lucius Annaeus Seneca, Letters from a Stoic
Hardmod Carlyle Niclao, Publilius Syrus

vrijdag 25 januari 2013

Een wrange nasmaak

De Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) vertelt in zijn Historiën over de oorlog tussen de Grieken en de Perzen in de 5e eeuw v.Chr.. Herodotus besteedt ook aandacht in de vestiging van het Perzische rijk en in het bijzonder de stichter van het rijk, Cyrus de Grote (6e eeuw v.Chr.). Net als bijvoorbeeld de eerder genoemde Romulus, de stichter van Rome, zou Cyrus als verlaten kind door een herder zijn opgevoed.

De koning van het gebied waar Cyrus vandaan kwam, Astyages, vernam in een droom dat zijn kleinzoon hem omver zou werpen. Toen kreeg zijn dochter een kind. Astyages beval een lid van zijn gevolg, Harpagus, het kind te doden, maar die liet het opvoeden door een herdersgezin die net een kind hadden verloren. Op een gegeven moment kwam Astyages erachter en besloot Harpagus te straffen. Dat deed hij door hem uit te nodigen voor een indrukwekkend diner. Harpagus moest ook even zijn eigen dertienjarige zoon sturen. Herodotus vertelt verder (Historiën  I.119.3-7):
Maar toen Harpagus' zoon kwam, sneed Astyages zijn keel door en sneed hem in stukken. Hij roosterde een deel van het vlees en kookte een deel ervan en hij bewaarde het toen hij het had bereid. Dus toen de tijd voor het diner was aangebroken en de rest van de gasten en Harpagus aanwezig waren, werd Astyages en de anderen lamsvlees geserveerd, maar Harpagus dat van zijn eigen zoon, alles behalve het hoofd, de handen en de voeten, die apart lagen in een afgedekte mand. Toen Harpagus genoeg gegeten had, vroeg Astyages hem: "Heb je genoten van je maaltijd, Harpagus?" "Geweldig," antwoordde Harpagus. Vervolgens brachten zij wiens taak dit was, het hoofd, de handen en de voeten, verborgen in de mand en ze stonden voor Harpagus en zeiden hem het te openen en te nemen wat hij lekker vond. Harpagus deed dit; hij opende de mand en zag wat er over was van zijn zoon. Hij zag dit, maar hield zichzelf in de hand en bleef rustig. Astyages vroeg hem: "Weet je van welk beest je vlees hebt gegeten?" "Dat weet ik," zei hij, "en alles wat de koning doet, is aangenaam." Met dat antwoord nam hij wat overgebleven was van het vlees mee en ging naar huis. Daar, denk ik, was hij van plan om alles te begraven.
Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

woensdag 23 januari 2013

Oh, kom dan maar binnen!

In de Griekse oudheid was burgerschap in de stadstaten van Griekenland een privilege, geen recht. Slechts een klein deel van de bevolking van een polis bezat het burgerrecht en het kon aan mensen gegeven of van mensen afgenomen worden als daar reden voor was. De Atheense democratie die zo bekend is geworden, is in die zin niet vergelijkbaar met de huidige Westerse democratie, want lang niet iedereen mocht zich met de politieke besluitvorming bemoeien.

Het burgerrecht werd soms verleend aan buitenstaanders, mensen die niet uit de polis kwamen. Voor Athene is de eerste die dit privilege toegedeeld kreeg, naar verluid iemand uit de Noordelijke Zwarte-Zee-Regio, op het grensgebied van het huidige Oekraïne en Rusland. Het was de zoon van een Griekse moeder en een Scythische vader en hij heette Anarcharsis (6e eeuw v.Chr.). Volgens de Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) was hij na zijn bezoek aan Athene enthousiast om de Griekse cultuur (hoewel hij niet begreep was er nou zo leuk was aan die vechtsporten (Anarcharsis 5)) en probeerde daar van alles van mee te nemen naar huis.

In Athene kwam Anarcharsis op bezoek bij de grote Solon (±640 - ±560 v.Chr.) en verzocht een audiëntie. Hij dook op voor de deur van Solon. Diogenes vertelt (Anarcharsis 3):
En Hermippus stelt dat hij [Anarcharsis] naar Solon's huis kwam en een van de bedienden beval om zijn meester te vertellen dat Anarcharsis was aangekomen om hem te bezoeken en dat hij hem graag wilde zien en, als dat mogelijk was, zijn gast zou worden. Maar toen de bediende de boodschap had gegeven, beval Solon hem te antwoorden: "Mannen beperken dergelijke relaties normaal gesproken tot hun eigen landgenoten." Als antwoord hierop betrad Anarcharsis het huisen zei tegen de bediende dat hij nu in Solon's was en dat het best consistent was als ze op deze manier met elkaar verbonden zouden worden. Hierop bewonderde Solon de bereidwilligheid van de man, liet hem toe en maakte hem een van zijn beste vrienden.
Solon kon je dus wel overtuigen...

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, Leven en leer van de beroemde filosofen


maandag 21 januari 2013

Kleine meisjes executeren vergt meer

Eén van mijn hobby's is om podcasts over de Oudheid te beluisteren tijdens het hardlopen. Vandaag had ik A History of Hannibal, aflevering 28 bij me, waar de spreker, Jamie Redfern, vertelde over de hier ook al aan bod gekomen strategie van Fabius Maximus en zijn aanstelling als dictator in de oorlog tegen Hannibal. Aan het einde kwam hij met een boekentip (zie onder).

Een tijdje geleden hadden een aantal podcasters een discussie on air over de vraag of Rome als beschaving overschat is Redfern antwoordde dit met ja. Het is niet zo dat Rome niet veel bijzonders heeft bereikt en de wereld veel nieuwe dingen heeft gegeven, maar er staat ook veel tegenover waar we niet blij mee hoeven te zijn. Zo hadden een aantal keizers er nogal een handje in om uit de gratie gevallen mensen als een baksteen te laten vallen. Zo weten we dat keizer Tiberius (42 v.Chr. - 37 n.Chr.) tijdens zijn regering veel macht gaf aan Lucius Aelius Seianus (20 v.Chr. - 31 n.Chr.), maar dat hij uit de gratie viel. Seianus moest dood en dat gebeurde ook.

Wat ook gebeurde, is iets wat voor ons als onnodig wreed in de oren klinkt: ook zijn kinderen werden geëxecuteerd. De Romeinse historicus Publius Cornelius Tacitus (56 - 117 n.Chr.) vertelt over het lot van Seianus' jonge dochter en welke praktische problemen er bij haar executie kwamen kijken (Annalen 5:9)
Vervolgens werd besloten de overgebleven kinderen van Seianus te straffen [doden], ook al was de woede van de bevolking gaan liggen en waren de mensen over het algemeen voldaan door de voorafgaande executies. Daarom werden ze naar de gevangenis gesleept, de jongen, die wist van zijn op hande zijnde teloorgang, en het kleine meisje dat zich zo niet bewust was dat ze steeds vroeg wat ze verkeerd gedaan had en waar ze heen werd gesleept, en ze zei dat ze het niet meer zou doen en dat een kinderlijke bestraffing voor haar voldoende zou zijn. Historici van die tijd zeggen ons dat, omdat er geen precedent bestond voor het uitvoeren van de doodstraf aan een maagd, ze door de beul was verkracht met een touw om haar nek. Vervolgens werden ze gewurgd en hun lichamen, slechts kinderen die ze waren, werden van de Gemoniae [een trap van de Capitolijnse heuvel naar het forum in Rome] gegooid.
In de beschrijving van Tacitus klinkt de afkeur duidelijk door. Gelukkig. Ik blader inmiddels al een aantal jaar in de werken van schrijvers uit de Oudheid en ik kan me niet herinneren dat ik met zoveel walging een historicsche tekst van 2000 jaar oud gelezen heb. Het zegt wel veel over de Romeinen en misschien ook over ons en waar mensen toe in staat zijn.

Boekentip voor vandaag:
Colin Wells, The Roman Empire
Tacitus, The Annals of Imperial Rome

zaterdag 19 januari 2013

Kan kun je alleen "helaas" zeggen

In mei vorig jaar besprak ik het Epos van Gilgamesh, één van de belangrijkste stukken literatuur uit de geschiedenis. Opmerkelijk was dat de koning, ook al was hij voor tweederde een god, niet zomaar zijn wil kon doordrammen tegen de wil van de elitelaag van de bevolking in. Vandaag blijkt dat er toch ontwikkelingen waren. De elite in de Mesopotamische stad Lagash begon zich bezig te houden met machtsmisbruik. Dat weten we omdat er een staatsgreep plaatsvond van iemand die zich tegen het machtsmisbruik keerde op een manier die aan de Rechten van de Mens doet denken.

De man die de macht overnam, dat was Uruinimgina (of Urukagina) (24e eeuw v.Chr.). Hij is bekend geworden als de eerste sociale hervormer, want hij vaardigde wetten uit die wat zouden moeten doen tegen de misstanden. Uruinimgina vertelt in zijn wettekst eerst dat er al een hele tijd, vanaf de tijd die we ons al niet meer kunnen herrinneren, scheve machtsverhoudingen waren. Het kon het voorkomen dat vissers van hun vangst werden beroofd, of zoals Uruinimgina verklaart (zij boekentip, online niet vindbaar):
Wanneer een arme man een fuik zette, nam men gewoonlijk de vis erin af; die man kon (dan alleen maar) "helaas" zeggen.
Hoe los je dit soort ellende op, moet de koning gedacht hebben. In zijn grote wijsheid liet hij optekenen:
Wanneer een arme man een fuik heeft gezet, zal niemand de vis erin afnemen.
Soms is het niet moeilijk. Het belang van deze wettekst zit hem dan ook niet zozeer in de maatregelen, maar in de insteek van de hele onderneming. We hebben bij Hammurabi dat er maatregelen genomen worden tegen mensen die de samenleving in de problemen brengen. Uruinimgina lijkt meer te zijn opgekomen voor de kleine man, iets dat je ruim 4000 jaar geleden niet verwacht.

Boekentip voor vandaag: 
K.R. Veenhof, Schrijvend Verleden

donderdag 17 januari 2013

Die tsunami zagen we aankomen!

In de 18e eeuw werd Pompeii opgegraven en daarmee ging een tijdscapsule open. Door de ramp met de Vesuvius die Pompeii  in 79 n.Chr. onder een laag as bedekte, kunnen we van dichtbij zien hoe een Romeinse stad in die tijd eruit zag. De Grieken hadden ook een aantal rampen uit het verleden, waarvan de verwoesting van Thera (het huidige Santorini) de bekendste is. Een ander voorbeeld is de aardbeving die de stad Helike in 373 v.Chr. in de zee liet verdwijnen. Deze stad is pas gevonden in 2001, dus kort geleden.

Er was iets aan de hand met de stad, zo stelt de Romeinse schrijver Claudius Aelianus (±175 - ±235 n.Chr.). In zijn werk over de aard van dieren. In dit werk merkt hij opmerkelijke dingen op en zo ook wat er in Helike gebeurde voordat de aardbeving plaatsvond (Over de aard van dieren 11.19):
[...]De vijf dagen voor Helike verdween, verlieten alle muizen, marters, slangen, duizendpoten, kevers en alle andere wezens van dat type de stad in een peloton over de weg die naar Keryneia [dat is landinwaarts] leidt. De bevolking van Helike was verwonderd bij de aanblik van deze happening, maar kon niet raden wat er de reden van was. Maar nadat de dieren waren vertrokken, vond 's nachts een aardbeving plaats; de stad zonk; een enorme golf overspoelde Helike en de stad verdween, terwijl tien Spartaanse schepen die voor anker lagen, verloren gingen met de stad.
Dit moet een indrukwekkende aanblik geweest zijn, vlak voordat de stad door wat best eens een tsunami geweest had kunnen zijn, van de aardbodem werd geveegd (of liever gezegd: eronder). Het lukt wetenschappers nog niet om aarbevingen te voorspellen, maar als dit waar is, volg de dieren en het komt goed. Was het maar zo eenvoudig.

Boekentip voor vandaag:
Claudius Aelianus, On the Characteristics of Animals

dinsdag 15 januari 2013

Graf van vier meter gevonden!

De Grieken hadden een sterk gevoel van een gouden tijd die ergens in het verleden lag. Eén van de oudste dichters uit de Griekse Oudheid waar we wat van weten, dat is Hesiodus (8e eeuw v.Chr.). Hij zag de geschiedenis als een afglijden van een gouden tijd via een zilveren en een ijzeren tijd naar de ellende van vandaag de dag. In die zin zijn we niet veel veranderd.

Een opvallend geval uit dat verleden komt uit het werk van de Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr). Hij vertelt namelijk over de opkomst van de Zuid-Griekse stadstaat Sparta. Volgens de priester van de tempel van Delphi was het voor de Spartanen noodzakelijk om de botten van Orestes, de zoon van Agamemnon, te vinden om hun macht te vestigen. Dit bleek een probleem, want de heren konden Orestes niet vinden, tot ze ene Lichas aan de tand voelden. Hij had namelijk het graf van Orestes gevonden. Desgevraagd sprak hij (Historiën I.68.2-3):
"Mijn Laconische [Spartaanse] gast, als jij zou hebben gezien wat ik heb gezien, zou je werkelijk verbijsterd zijn, want je verwondert je zo om werken met ijzer. Ik wilde een put graven in de tuin hier en tijdens het graven stuitte ik op een kist van twaalf voet land [ongeveer 4 meter]. Ik kon niet geloven dat er ooit mannen zijn geweest die langer waren dan nu, dus ik opende het en zag dat het lichaam net zo lang was als de kist. Ik mat het op en begroef het opnieuw."
Dit bleek Orestes te zijn. De Spartanen groeven het lichaam op en deden wat ze moesten doen. Het is ook niet verrassend dat de Grote Orestes bijna vier meter was, zeker met Herodotus' gevoel voor mythologie.

Boekentip voor vandaag: Herodotus, The Histories


zondag 13 januari 2013

Een volkomen terechte moord op een onschuldige

Vorig jaar bekeek ik de film Agora over het leven en de dood van de Griekse filosofe en wiskundige Hypatia (355 - 415 n.Chr.) die in Alexandrië in Egypte. Hypatia werd gedood door een groep christenen die daartoe waren aangezet door de christelijke autoriteiten onder de patriarch Cyrillus (375-380 - 444 n.Chr.).

Als de dood van Hypatia iets doet, dan is dat dat het een belangrijk onderdeel van de geschiedwetenschap illustreert. Het illustreert het feit dat het uitmaakt wie een episode uit de geschiedenis opschrijft en wat dat zegt over opvattingen en belangen van de schrijver. Zo wordt de moord op de filosofe als een heldendaad gepresenteerd door de 7e eeuwse bisschop van Nikiu, Johannes (Kronieken 81:100-103):
En vervolgens ging een menigte gelovigen in God onder de begeleiding van de magistraat Petrus -- deze Petrus was in alle opzichten een perfecte gelovige in Jezus Christus -- op zoek naar de heidense vrouw die de bevolking van de stad had misleid door haar hekserij. En toen ze erachter kwamen waar ze was, vonden zij haar zittend op een stoel; en nadat ze haar hadden laten opstaan, sleepten zij haar mee en brachten haar naar de grote kerk, genaamd Caesarion. Nu was het vastentijd. Ze trokken haar de kleren van haar lijf en door de straten tot ze stierf. Ze namen haar mee naar een plaats die Cinaron heette en verbrandden haar met vuur. En alle mensen omringden Cyrillus en noemden hem "de nieuwe Theophilus ("hij die van God houdt"), want hij had de laatste overblijfselen van afgoderij in de stad vernietigd.
Een ander beeld komt naar voren in het werk van de (ook christelijke) jurist en historicus Socrates Scholasticus (±380 - na 439 n.Chr.). Hij bekijkt de dood van Hypatia veel kritischer (Kerkgeschiedenis  VI:15):
Daarom [omdat Hypatia een belangrijke rol in een politiek conflict kreeg toegedicht door Cyrillus] wachtten enkelen, die door een wilde en schijnheilige eerzucht gedreven werden, wier aanvoerder een voorganger onder de naam Petrus was, haar op haar thuisweg op, trokken haar uit de koets, brachten haar in de kerk met de naam Caesarion, waar zij naakt uitgekleed en dan met bakstenen doodgeslagen werd. Nadat ze haar lichaam in stukken uiteen getrokken hadden, brachten ze haar verminkte ledematen naar een plaats met de naam Cinaron en verbrandden ze daar. Deze affaire bracht een niet geringe smet, niet alleen op Cyrillus maar op de hele Alexandrijnse kerk. En met zekerheid kan niks verder van de geest van het christendom verwijderd zijn dan zulk een slachting, gewelddaden en mishandelingen toe te laten!
Het ligt er maar aan wie de tekst schrijft. Hebben we hier te maken met een terechte afrekening van iemand die problemen veroorzaakt of de moord op een onschuldige?

Boekentip voor vandaag:
Michael Deakin, Hypatia of Alexandria
en de film Agora (2009)

vrijdag 11 januari 2013

Reuzekreupelen doodknuppelen

Keizer Commodus (161 - 192 n.Chr.) wordt nogal eens gezien als het begin van het verval van het Romeinse rijk. De zoon en opvolger van Marcus Aurelius (121 - 180 n.Chr.) die in een veel beter licht de geschiedenis in is gegaan, geldt als één van de idiote keizers, samen met onder anderen de eerder genoemde keizers Caligula en Elagabalus. In deze bonanza van rampen voor de westerse wereld heeft Commodus een vreselijke reputatie opgebouwd en het spreekt dan ook boekdelen dat hij in The History of Rome Podcast van Mike Duncan (wat overigens een aanrader is) als de allerslechtste Romeinse keizer ooit werd beoordeeld. Dit is natuurlijk maar een mening, maar om met Caligula te wedijveren...

Commodus had een hobby, een passie: gladiatorengevechten. Zijn vader was daar niet bepaald een voorstander van en hield dan ook nauwelijks gladiatorengevechten, maar Commodus lustte er wel pap van. Het was bij hem zo opmerkelijk dat hij zelfs meedeed aan gevechten. Dat kan heel mooi klinken, maar de omstandigheden van de gevechten waar de keizer zich mee bezig hield, maken het wat grimmiger. De Romeinse historicus Lucius Cassius Dio (±155 - na 229 n.Chr.) leefde tijdens de regering van Commodus en zegt aanwezig te zijn geweest bij de gevechten van de keizer. Hij beschrijft er één van (Romeinse Geschiedenis 72.20.3):
[...] hij [Commodus] bracht alle mannen in de stad die hun voeten hadden verloren door een ziekte of een ongeluk samen en, nadat hij dingen die eruit zagen als de lichamen van serpenten rond hun knieën bond en hen sponsen in plaats van stenen gaf om te hooien, doodde hij hen met slagen met een knuppel, alsof het reuzen waren.
Commodus won al zijn gevechten...

Boekentip voor vandaag:
Cassius Dio, The Roman History
Olivier Hekster, Commodus, An Emperor At The Crossroads

woensdag 9 januari 2013

Constantijn luisterde naar de vrouwen

Het Romeinse rijk heeft een aantal grote leiders gehad die als zodanig de geschiedenisboeken in gegaan zijn. Eentje daarvan is Flavius Valerius Aurelius Constantinus (±280 - 337 n.Chr.) of Constantijn de Grote. Constantijn ontpopte zich in zijn regeerperiode van 307 tot zijn dood tot een machtig heerser die bovendien met het Edict van Milaan en het Eerste Concilie van Nicaea (geen Donatio Constantini) een belangrijke invloed had in de vestiging van het vroege christendom in de Romeinse wereld. Tenslotte stichtte hij Constantinopel, de stad die later Istanbul is gaan heten.

Waar de keizer zijn bijnaam De Grote niet aan te danken heeft, is de manier waarop hij met zijn vrouw Fausta en zijn zoon Crispus is omgegaan. Die overleden namelijk kort na elkaar door toedoen van de keizer.   Zoals veel keizers was Constantijn als de dood voor een coup of een aanslag op zijn leven en hij wist als geen ander dat je gevaren als deze ook heel dichtbij kon vinden. De Romeinse geschiedschrijver Sextus Aurelius Victor (±320 - 390 n.Chr.) geeft in het kort weer wat het lot van Crispus en Fausta was (De Stijl Van Leven En De Manieren Van De Keizers 41:11-12):
Maar Constantijn, zo zegt men, liet zijn zoon Crispus ter dood brengen op aandringen van zijn vrouw Fausta, toen hij de heerschappij over het gehele Romeinse rijk had vergaard door de wonderlijke gelukken van zijn oorlogen. Toen, toen zijn moeder Helena door excessief verdriet om haar kleinzoon, hem op zijn donder gaf, doodde hij zijn eigen vrouw, Fausta, die in het hete badhuis werd gegooid.
Constantijn was wel snel om familie te doden. Had hij naar de vrouwen moeten luisteren?

maandag 7 januari 2013

Als je teveel betaalt, ga je eraan!

In een ecomomische crisis bekruipt je het gevoel dat er iets aan gedaan moet kunnen worden, maar het feit dat het maar niet opschiet kan dan twee dingen betekenen: ófwel degenen die er wat aan moeten doen, weten niet wat, ófwel er is sprake van onwil en mensen proberen zich ten koste van de economie in het algemeen te verrijken. Of allebei. Er worden wetten bedacht om die malafide activiteiten in de dammen, maar het schiet nog niet echt op.

In de Romeinse tijd hadden keizers de neiging het zilver- en goudgehalte van munten te verlagen zodat ze meer munten konden slaan om de legers te betalen. Dit leverde een probleem op dat de Romeinen niet goed begrepen: inflatie. Prijzen stegen en dat had zo zijn gevolgen, met name in de legers. Dit bracht de keizer Diocletianus (242 - 316 n.Chr.) ertoe in te grijpen met zijn in 301 gepubliceerde Prijsedict dat eerder in dit blog is langsgekomen, maar niet inhoudelijk is besproken.
Fragment van het Edict, in het Pergamonmuseum van Berlijn
Bron: Wikipedia

In zijn Prijsedict legt Diocletianus de maximumprijzen van allerlei goederen en diensten vast. In de inleiding op het Edict licht hij toe waarom hij dit noodzakelijk acht. Sommige mensen zijn namelijk zó hebzuchtig dat ze de hele economie uitknijpen en naar de knoppen helpen. Hier moet iets aan gedaan worden. Diocletianus besluit hier een harde lijn in te handhaven om ervoor te zorgen dat de hebzucht van mensen de economie niet verder kan verpesten (Prijsedict alinea 13):
[...] we [Diocletianus en zijn medekeizers] bepalen dat als iemand het durft tegen de regels van dit statuut te handelen, hij de doodstraf zal krijgen. En laat niemand aannemen dat we ontberingen opleggen, want terughoudendheid is aanwezig en mogelijk als een veilige haven om de straf te voorkomen.
Diocletianus laat het daar echter niet bij, want ook de consument heeft zo zijn verantwoordelijkheden in deze kwestie (alinea 14):
Dezelfde straf gaat ook uit naar die persoon die in zijn gretigheid om te kopen akkoord gaat met de met dit statuut strijdige hebzucht van de verkoper.
Het Prijsedict roept op tot terughoudendheid, maar bleek niet te handhaven, want wie gaat over het hele rijk controleren of de wet nageleefd wordt?

Boekentips voor vandaag:
Peter Temin, The Roman Market Economy
Roger Rees, Diocletian And The Tetrarchy

zaterdag 5 januari 2013

Goddelijke verkleedpartij

Pisistratos (607 - 527 v.Chr.) was de eerste tiran (dit woord betekent in de Griekse Oudheid niets meer dan een heerser die op een niet-constitutionele manier aan de macht is gekomen. Pisistratos stond behoorlijk goed bekend) van Athene. Hij was verantwoordelijkheid voor het op gang brengen van de culturele bloei van de stadstaat. Opmerkelijk is wel de manier waarop hij aan de macht gekomen was.

Pisistratos was net Athene uit getrapt door de gezamelijke macht van twee aanzienlijken, maar de tiran was nog niet weg of de nieuwe leiders beginnen onderling ruzie te maken. Eén van hen besloot Pisistrator terug te roepen uit zijn verbanning en hem terug op de troon te zetten, maar er was een probleem: Hij was net de stad uit getrapt, dus er moest iets bedacht worden. Volgens de Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) hadden ze daarvoor iets bijzonders bedacht. Herodotus zelf snapt niet hoe het kan dat de Atheners, de slimste onder de toch al heel slimme Grieken, hierin trapten, maar hij vertelt toch wat er was gebeurd: (Historiën I.60.4-5):

Er was in de Paeanische deme [een administratief gebied van de stadstaat] een vrouw die Phya heette, net iets minder dan zes voet en vier duimen in hoogte en verder ook mooigevormd. Deze vrouw kleedden zij in volledige wapenrusting en zetten haar op een strijdwagen en gaven haar alle attributen om er een indrukwekkend spectakel van te maken en ze reden haar zo de stad in; herauten renden voor hen toen ze de stad betreedden en riepen ze zoals ze geïnstrueerd waren, uit: "Atheners, geef een hartelijk welkom aan Pisistratos, die Athena [de godin van de stad] boven alle mannen eert en terug brengt naar haar eigen Akropolis." Zo riepen de herauten dit uit en onmiddellijk verspreidde het verslag dat Athena Pisistratos terugbracht zich over de demes en de bevolking, in het geloof dat de vrouw de godin zelf was, vereerden dit menselijk wezen en verwelkomden Pisistratos.
Boekentip voor vandaag: Herodotus, The Histories

donderdag 3 januari 2013

Alkibiades komt het feestje verzieken

Zoals eerder aan bod kwam, hielden mannen in de Griekse Oudheid zich vaak bezig met drinkfestijnen, Symposia. Mensen genieten samen drank en wat er verder gebeurt, dat hangt af van het gezelfschap. Soms waren er interessante filosofische discussies, soms dronk men zichzelf lam en maakte gebruik van de diensten van ingehuurde dames. Soms was het van alles een beetje.

In zijn werk Symposion brengt de Griekse filosoof Plato (427 - 347 v.Chr.) twee van die feesten samen. De filosofen van het Symposium worden vergezeld door één van de merkwaardigste mannen uit de Griekse geschiedenis, de generaal Alkibiades (450 - 404 v.Chr.) die stomdronken aan de deur verschijnt en verwelkomd wordt onder de aanwezigen. Dan komt Alkibiades de filosoof Socrates tegen. Plato brengt verslag uit van wat over en weer werd uitgesproken (Symposion 213b-d, pagina 37):
[Alkibiades zei:] "Bij Herakles. Wat is dat nu? Sokrates? Wat doet gij hier? Uitgerekend gij ligt daar weer te loeren - zoals altijd - klaar om plotseling weer op te duiken op die momenten dat ik dat het minste verwacht! Hoe zijt ge nu juist hier weer terecht gekomen? Waarom ligt ge net op deze plaats aan tafel? Waarom niet naast Aristophanes of bij een ander die ook geestig is en zin heeft in een geestig gesprek? Hoe hebt ge het nu weer zo klaargespeeld dat ge precies naast de mooiste man van alle aanwezigen aanligt?""Agathoon [de gastheer]," riep Sokrates, "probeer me toch te hulp te komen. Want de liefde voor deze mens is mij geen geringe last geworden. Sinds de tijd dat ik hem lief kreeg, mag ik naar geen enkele schone jongeling meer kijken of een gesprek aangaan, zonder dat Alkibiades zich wonderlijk gaat gedragen, jaloers en afgunstig als hij is. Dan gaat hij schelden en hij kan zijn handen slechts met moeite thuis houden. Pas dus op dat hij ook nu niet iets begint, maar probeer ons te verzoenen. En als hij er toch op los wil slaan, bescherm me dan, want ik ben werkelijk doosbenauwd voor zijn razernij en zijn alles opeisende aanhankelijkheid."
Het was zo gezellig...

Boekentip voor vandaag: Plato, The Symposium of Plato

dinsdag 1 januari 2013

Vechten tegen Cicero

De Romeinse Republiek kende democratische elementen, in zoverre dat er via verkiezingen jaarlijks ambten verdeeld werden. Het hoogste ambt dat je kon verkrijgen was één van de twee posities van consul. Een consul had grote macht in vredestijd en voerde de legers aan als er wat te vechten viel. Na een jaar legden de consuls hun positie neer en werden er nieuwe uitgekozen.

Omdat er doorgaans meerdere kandidaten waren dan de twee posities die te winnen waren, waren er ook verliezers te betreuren bij de verkiezingen. Dit was een bittere pil, want de campagne kostte ontzettend veel. De eer en de macht van consulschap maakten dat vaak ruim goed (zeker ook omdat een aantal belangrijke posities in het rijk voorbehouden waren aan ex-consuls), maar als je verloor, was dat niet leuk.

Een verliezer van de verkiezingen van 63 v.Chr. was Lucius Sergius Catilina (108 - 62 v.Chr.) en hij nam zijn nederlaag hoog op. Zo hoog zelfs dat hij een staatsgreep ondernam die de geschiedenis in gegaan is als één van de meest rampzalige ooit, zeker ook omdat hij zich misrekend had in zijn vijand, misschien wel de grootste openbaar spreker uit de geschiedenis, Marcus Tullius Cicero (106 - 43 v.Chr.). In de campagne had Cicero al gehakt gemaakt van Catilina en ook de staatsgreep van Catilina liep op de rotsen van Cicero.

In het Italiaanse parlementsgebouw is deze fresco te bezichtigen:

Bron: Wikipedia

Cicero spreekt de senatoren aan en Catilina zit er onbeholpen en alleen bij. Dit is het beeld dat van de hele episode achterblijft als je de bronnen bekijkt. De Romeinse historicus Gaius Sallustius Crispus (83 - 35 v.Chr.) beschrijft dat Cicero's net rond Catilina steeds verder sluit. Volgens hem weet Catilina niet meer tegen te werpen dan het volgende (Samenzwering van Catilina 31.7)
Toen hij [Cicero, die net gesproken had] weer ging zitten, begon Catilina, voorbereid als hij was om alles te ontkennen,met de ogen naar de grond gericht en met smekende stem de Vaders van de Senaat te smeken om geen ongefundeerde aantijgingen tegen hem te geloven; hij was van zo'n familie, zei hij, en had zijn leven vanaf jongs af aan zó ingericht, dat hij niets dan de beste vooruitzichten had. Zij moeten niet aannemen dat hij, een patriciër [iemand die zijn familiestamboom kon herleiden tot de tijd van Romulus en daarmee een hoge sociale positie genoot], die net als zijn voorvaderen grote diensten had bewezen aan het Romeinse volk, voordeel zou hebben aan het omverwerpen van de regering, terwijl diens redder, Marcus Tullius [Cicero], een buitenlandse ingezetene in de stad Rome was.
Volgens Sallustius volgden er verder nog was beledigingen, waarna de senatoren Catilina weghoonden en uitmaakten voor verrader en moordenaar. Cicero had gewonnen en daardoor maakt iedereen Catilina nu nog belachelijk. Het is maar de vraag wat er was gebeurd als Cicero die verkiezing niet meedeed...