Tot 40% extra korting op winters assortiment!

zondag 30 december 2012

Ik heet geen Laarsje!

Het grote monster uit de Romeinse geschiedenis, keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.) stond in zijn tijd bekend als keizer Gaius. Caligula was een bijnaam die "Soldatenlaarsje" betekende. Deze kreeg hij van de soldaten die onder zijn immens populaire vader Germanicus (15 v.Chr. - 19 n.Chr.) dienden. Germanicus nam zijn vrouw en kinderen altijd mee tijdens zijn veldtochten en de jongste, Gaius, werd een beetje de mascotte van het legioen. Hij werd tussen de soldaten grootgebracht en voor hem werd een speciaal legerkostuum op maat gebracht, compleet met kleine soldatenlaarsjes, caligulae.

Toen hij keizer was, begon hij genoeg te krijgen van de bijnaam en werd het niet gewaardeerd als je hem gebruikte. De Romeinse filosoof Lucius Annaeus Seneca (±4 v. Chr. - 65 n.Chr.) bericht van een voorval waarin duidelijk is dat de naam de keizer niet blij maakte (Brieven aan Lucilius 2:18)
Hij [Caligula] werd boos op Herennius Macer omdat hij hem aansprak als Gaius, terwijl een centurion [ een bevelhebber van een stukje leger] van de eerste manipel [een gevechtsformatie] in de problemen kwam omdat hij 'Caligula' zei. In het kamp, waar hij [Caligula] geboren was en de mascotte van de troepen was, was dit de naam waarmee hij doorgaans geroepen werd, en er was verder geen naam waarmee hij zo bekend was onder de soldaten. Maar nu, nu hij laarzen aanhad, beschouwde hij "Laarsje" als een aanfluiting en een schande. 
Zoals we van Caligula bekend zijn, was het ook niet goed om hem Gaius te noemen, maar Voor Laarsje had hij misschien wel een punt. Als je een keizer bent, wil je geen Laarsje genoemd worden.

vrijdag 28 december 2012

Vrouwen stelen is niet goed te praten, maar...

Twee van de grote oorlogen uit de vroege Oudheid waen de Perzische Oorlogen tussen de Griekse stadstaten en het machtige Perzische Rijk. Dit conflict is de hoofdmoot van de Historiën, het geschiedwerk van de Vader van de Geschiedschrijving, Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr). 

In het openingsboek van de Historiën bespreekt Herodotus wat volgens hem de oorzaken van dit conflict zijn geweest. Hij gaat hiervoor diep terug in de geschiedenis en de mythologie (die natuurlijk ook gewoon heeft plaatsgevonden) en komt tot de conclusie dat de strijd tussen de Grieken en de Perzen voortkomt uit het roven van vrouwen over en weer.

Interessant is dat Herodotus zich probeert in te leven in de gedachten van de vijand, de Perzen. Volgens hen was het conflict te wijten aan de overreactie van de Grieken nadat de Trojanen Helena van Sparta hadden meegenomen. Herodotus parafraseert wat de Perzen van deze reactie vonden (Historiën I.4:1-4):
Tot dusver is er niets ergers gebeurd dan vrouwen stelen over en weer; maar voor wat vervolgens gebeurde, zeggen ze [de Perzen], waren de Grieken schuldig; want het waren de Grieken die in militaire zin de aanvallers waren. Jonge vrouwen ontvoeren, vinden ze, is inderdaad niet goed te praten; maar het is belachelijk om er na de gebeurtenis zo'n gedoe van te maken. Het enige verstandige dat je kunt doen, is er geen aandacht aan besteden; want het is overduidelijk dat geen enkele jonge vrouw zich laat ontvoeren als ze dat niet wil. De Aziaten namen volgens de Perzen de ontvoeringen van vrouwen licht genoeg op, maar de Grieken niet: de Grieken brachten een groot leger op de been, vielen Azië binnen en vernietigden het koninkrijk van Priamus [Troje], omwille van één vrouw uit Sparta.
Een behoorlijk kritische houding ten opzichte van de ons-groep in het conflict. Herodotus wordt vaak verweten niet kritisch genoeg te zijn in de behandeling van het bronnenmateriaal voor zijn onderzoek. Zo valt er wat tegen in te brengen dat legendes en mythen zoals de Trojaanse Oorlog en de schaking van Medea niet thuis horen in een geschiedwerk, maar de conclusies die eruit volgen, Herodotus durft ze wel te trekken.

woensdag 26 december 2012

Eten in een bodemloze keelput dumpen

De meeste kerstdiners zijn achter de rug voor dit jaar en er zijn vele honderden tonnen voedsel per persoon naar binnen gepompt, zo lijkt het. Mensen die bezig zijn met weegschalen en dergelijken, die kijken na de kerst toch altijd met veel spijt terug op wat de afgelopen dagen (en vanavond, of de kliekjesmaaltijden van de 27e). Dubbele kinnen en dikke koppen liggen op de loer.

Tijdens mijn studie vielen de standbeelden van belangrijke politieke figuren uit de Romeinse tijd heel erg op. Zo heb ik Pompeius de Grote altijd op mijn leraar geschiedenis op de middelbare school vinden lijken. Keizer Aulus Vitellius (15 - 69 n.Chr.) doet me denken aan teveel eten bij het kerstdiner. Grappig is dat ik niet de enige ben die dit beeld van deze keizer heeft. Volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) wist keizer Galba (3 v.Chr. - 69 n.Chr.) het feit dat Vitellius naar de lucratieve gouverneurspost in Germanië werd gestuurd, te verdedigen met de volgende opmerking (Vitellius 7.1):
Maar omdat Galba openlijk verklaarde dat geen mensen minder gevreesd dienden te worden dan hen die aan niets anders dachten dan aan eten en dat de bodemloze put van Vitellius' keel gevuld zou kunnen worden met de rijkdommen van de provincie, is het overduidelijk voor iedereen dat hij [Vitellius] was uitgekozen uit minachting en niet omdat hij zoveel aanzien genoot.
Galba stond bekend als een humorloze man, maar dit is toch een villein tikje. Niet dat het hem veel plezier kan hebben opgeleverd, want Galba was niet veel later dood. Vitellius ook trouwens. Goed, mensen, morgen maar sporten dan!

Boekentip voor vandaag: Suetonius, The Twelve Caesars

maandag 24 december 2012

Vrolijke Saturnaliën

Wanneer we Kerstmis vieren, vieren we de geboorte van Jezus, is ons verteld. Dat is maar een deel van het verhaal en zeker niet de oorspronkelijke betekenis van het feest. Toen het christendom een leidende positie kreeg in Europa, werd besloten om een aantal bestaande feesten in het christendom te incorporeren. Het bekendste voorbeeld hiervan heeft geleid tot het huidige Kerstfeest.

Eind december vierden de Romeinen het feest van de Saturnaliën en onder anderen de goden Sol Invictus, Mithras en Isis vieren hun verjaardagen op 25 december.  Ik had me voorgenomen hier een stuk over te schrijven, maar door ziekte ben ik niet aan het research toe gekomen, dus hou ik het bij een stukje over de Saturnaliën.

Tijdens de Saturnaliën deden de Romeinen iets waar ze de rest van het jaar niet over zouden nadenken: een rollen-omwisseling tussen slaaf en meester. De Romeinse schrijver Theodosius Ambrosius Macrobius (4e en 5e eeuw n.Chr.) vertelt (Saturnalia 1:24:22-23):
Ondertussen vermaande het hoofd van de slaven, wiens verantwoordelijkheid het was om te offeren aan de huisgoden, om de voorraden te beheren en de activiteiten van de huisbedienden te leiden, de familie van zijn meester om het diner te vieren volgens het jaarlijkse rituele gebruik. Want bij dit festival eren ze eerst de slaven met een diner dat is klaargemaakt door de meester in huizen die de juiste religieuze gebruiken aanhouden; en slechts daarna werd de tafel weer klaargezet voor de heer des huizes. Dus, toen kwam de hoofdslaaf binnen om het tijdstip van het diner aan te kondigen en de meester naar de tafel te roepen.

Boekentip voor vandaag: Macrobius, Saturnalia Volume I

zaterdag 22 december 2012

Kalm je vrouw van de trap gooien

Eén van de eerste filosofen uit de Westerse geschiedenis is Periander (7e eeuw v.Chr.), de tyran van Korinthe. Hij stond bekend om zijn afkeer van geweld en het doen van dingen voor geldelijk gewin. Verder sprak hij zich uit voor gematigdheid en kalmte. Eén van zijn belangrijkste politieke zetten was het afschaffen van belastingen in de stad.

Zijn familieleven kende echter wel wat ingewikkelde kanten. De Griekse biograaf Diogenes Laërtius (vermoedelijk 3e eeuw n.Chr.) begint zijn biografie van Periander als volgt (Periander 94):
[...] Hij trouwde met Lyside (die hij zelf Melissa ["Honingbij"] noemde), de dochter van Procles, de tyran van Epidauros, en van Eristhenea, de dochter van Aristocrates en zus van Aristodemos, die bijna heel Arcadia overheerste. [...] Op een gegeven moment trapte of gooide hij zijn vrouw van de trap toen ze zwanger was en doodde haar, op aandringen van de onterechte beschuldigingen van zijn concubines, die hij vervolgens levend verbrandde. En hij stuurde zijn kind die Lycophron heetteweg naar Korfu omdat hij verdriet had om zijn moeder.
Gematigd en kalm allemaal...

donderdag 20 december 2012

Hij doet wél een vlieg kwaad

Het leven van een Romeinse keizer gaat niet over rozen, zou je kunnen zeggen. Hoewel je bijna grenzeloze macht hebt, is het leven van een keizer een eenzame bedoeling. Zo ook de keizer met de twijfelachtige reputatie, Domitianus (51 - 96 n.Chr.). De jongste zoon van de grote Vespasianus (9 - 79 n.Chr.) was niet opgeleid als keizer, in tegenstelling tot zijn broer Titus (39 - 81 n.Chr.) die net twee jaar keizer was voor hij stierf aan een ziekte. Domitianus'  keizerschap kwam nooit van de grond.

Zoals zo vaak bij de keizersbiografieën van Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) bleek ook Domitianus opmerkelijk tijdverdrijf te hebben (Domitianus 3.1):
Aan het begin van zijn heerschappij besteedde hij elke dag uren in afzondering, waarin niets anders deed dan vliegen vangen en hen steken met een goedgeslepen griffel. Het was daarom dan ook dat toen iemand vroeg of er iemand bij Caesar [Domitianus] was, Vibius Crispus de scherpe opmerking terugwierp: "Nog geen vlieg."

dinsdag 18 december 2012

De moord die ons de Gulden Middenweg gaf

Een paar maanden geleden was er een rechtzaak tussen Apple en Samsung waar Apple beweerde dat Samsung uitvindingen gejat had van Apple in de ontwikkeling van hun Android-telefoons. Apple won en Samsung moest een miljard betalen aan haar concurrent. Dit was vermoedelijk de moeite allemaal wel waard, want het waren goeie ideeën die Samsung gestolen had, maar de prijs was wel groot.

In de antieke geschiedenis mythologie zijn ook gevallen van kwesties rond uitvindingen, die vaak minder humaan werden opgelost. Eerder hebben we gezien dat de uitvinder van een ziekelijk moordwapen zijn vondst mocht testen. Vandaag hebben we het over Daedalus, de beroemde uitvinder die vleugels maakte voor zijn zoon Icarus, met rampzalige gevolgen. Daedalus was verbannen naar Kreta en bedacht iets om te kunnen ontsnappen.

De vraag is dan: waarom was hij verbannen? Het antwoord is dat Daedalus als uitvinder zijn vaardigheden van de godin Athena gekregen had en toch iemand tegenkwam die hem voor was met een uitvinding. De Romeinse schrijver en bibliothekaris Gaius Iulius Hyginus (1e eeuw v.Chr.) beschrijft in zijn bloemlezing van allerlei fabels en verhalen uit het verleden wat Daedalus vervolgens deed (Fabulae 39):
Daedalus, de zoon van Eupalamus, waarvan gezegd wordt dat hij de kunst van het vakmanschap van Athena had ontvangen, gooide Perdix, zoon van zijn zus, van het dak naar beneden, omdat hij jaloers was om diens vaardigheden, omdat hij als eerste de zaag had uitgevonden. Voor deze misdaad werd hij van Athene verbannen naar Kreta, naar koning Minos.
Op Kreta bouwde Daedalus het labyrint van de Minotaurus. Deze werd later gedood door de Atheense held Theseus, die hulp kreeg van prinses Ariadne. Om te ontkomen maakte hij grote vleugels voor zijn zoon gaf ons de frase "de gulden middenweg nemen" (want Icarus mocht niet te laag vliegen, want dan werden zijn vleugels nat en zwaar, maar ook niet te hoog, want dan zou de was die zijn vleugels bij elkaar hield, smelten door de zon). Daedalus' verblijf op Kreta heeft dus zoveel opgeleverd dat men zich bijna afvrage of de moord op Perdix hiermee een goede zaak is geweest.

zondag 16 december 2012

Jij krijgt mijn macht

Het Romeinse rijk kreeg in de vierde eeuw n.Chr. te maken met een aantal belangrijke ommezwaaien waarin de keizer Constantijn (±280 - 337 n.Chr.) een hoofdrol in speelde. Belangrijk was met name het feit dat het centrum avn de Romeinse wereld van Rome naar Constantinopel (het huidige Istanbul) werd verplaatst en dat er voor een nieuwe religie, het christendom, meer ruimte was dan in het verleden.

Volgens velen was de keizer zelf ook christen. Hoewel deze opmerking niet onomstreden is, kunnen we wel stellen dat Constantijn zich actief bemoeide met conflicten en geloofsrichtingen in het christendom. Dit blijkt uit het Edict van Milaan uit 313 waarmee godsdienstvrijheid keizerlijke goedkeuring kreeg en het Eerste Concilie van Nicaea uit 325 waarin de inhoud van wat we later het Nieuwe Testament zijn gaan noemen, door een door Constantijn voorgezeten vergadering was bepaald.

Een ander document dat lange tijd aan Constantijn is toegeschreven, is de Donatio Constantini, de Schenking van Constantijn, een oorkonde waarin de schrijver namens Constantijn formuleert dat de paus boven de keizer staat in de machtshiërarchie. Hoewel de Italiaanse humanist Lorenzo Valla (±1407 - 1457 n.Chr.) ontdekte dat dit om een achtste-eeuwse vervalsing ging en Constantijn nooit een dergelijk document had uitgevaardigd, heeft het een grote invloed gehad op de positie van de kerk in de Middeleeuwen.

In het document geeft "Constantijn" een aantal redenen waarom de religie van de Romeinen diende te worden afgezworen ten faveure van het christendom. Zo blijkt hij op een gegeven moment aan lepra te leiden en hier vanaf te winnen komen (Donatio Constantini 6):
Want toen een zware en smerige melaatsheid heel het vlees van mijn lichaam was binnengedrongen en er veel artsen bijeengekomen waren om mij hiertegen te behandelen, kreeg ik van geen één mijn gezondheid terug. Bovendien kwamen de priesters van het Capitool erbij en zeiden dat er voor mij een brongebouw moest komen op het Capitool, dat dat bad gevuld moest worden met het bloed van onschuldige kinderen en dat ik gereinigd kon worden door een bad in dat warme bloed. Er waren heel veel onschuldige kinderen bijeengebracht, zoals ze gezegd hadden. Toen de goddeloze, heidense priesters hen wilden slachten en het bad met hun bloed wilden vullen, zag onze Hoogheid de tranen van hun moeders. Meteen huiverde ik voor de daad en vol medelijden met hen gaven wij bevel aan hen de eigen kinderen terug te geven.
Zoals eerder in dit blog vermeld werden mensenoffers door Romeinen niet getolereerd. Het feit dat dit document toch van zo'n grote invloed is geweest op de kerk, honderden jaren lang, zegt wat over de goedgelovigheid van mensen, met name als er machtige instituten in het spel zijn.

Boekentip voor vandaag: Lorenzo Valla, The Treatise on the Donation of Constantine

vrijdag 14 december 2012

Wie is de grootste generaal aller tijden?

De vraag wie de grootste generaal aller tijden is, is vaak voer voor interessante discussies onder geïnteresseerden en historici. Hoe vergelijk je Napoleon en Montgomery? Wie was beter, Djenghis Khan of Caesar? Kun je uren over doorgaan en er is geen definitief antwoord te geven. Hoe bepaal je wanneer iemand een goede generaal is? Als een geniaal generaal iets tegenkomt wat hij niet had kunnen voorzien en daardoor verliest, is hij dan nog steeds geniaal? Dat Tom Middendorp nu korte metten zou maken met Caesar, dat zegt vermoedelijk meer over de technologie dan over de generaal.

Deze interessante vraag kwam in de Oudheid ook voor in een gesprek tussen twee mensen die weten waar ze het over hebben, namelijk twee van de grootste legeraanvoerders uit de geschiedenis, Hannibal (247 - 183 v.Chr.) uit Carthago en zijn grote tegenstander Publius Cornelius Scipio Africanus (236 - 183 v.Chr.). Scipio had Hannibal verslagen in de Tweede Punische Oorlog (218 - 201 v.Chr.) waar Hannibal veel indruk had gemaakt door zijn tactische genie (zie hier, hier en hier voor voorbeelden).

Na de Tweede Punische Oorlog werd Hannibal verbannen uit Carthago en vond hij asiel bij koning Antiochus de Grote (241 - 187 v.Chr.) van Syrië. Later raakte hij in gesprek met Scipio. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt over het gesprek tussen deze twee legerleiders (Titus Flamininus 21.3-4):
Men zegt verder dat de twee [Scipio en Hannibal] elkaar weer tegenkwamen in Ephesus [West-Turkije] en dat ten eerste, toen ze samen rondliepen, Hannibal aan de kant liep die eerder behoorde aan Scipio, de grotere, dat Scipio dit pikte en doorliep zonder er veel aandacht aan te besteden; en nogmaals, toen ze zich bezighielden met het bespreken van generaals en Hannibal zei dat Alexander [de Grote] de grootste van alle generaals was, Pyrrhus tweede en hijzelf derde, vroeg Scipio met een glimlach: "En wat zou je gezegd hebben als ik je niet had overwonnen?" Waarop Hannibal antwoordde: "In dat geval, Scipio, zou ik mezelf geen derde, maar eerste van de generaals rekenen."
Interessante discussie. Volgens Plutarchus hadden deze vijanden toch wel respect voor elkaar. Hannibal geeft daarnaast wel aan dat hij zelf de grotere generaal is, maar als hij zou hebben gewonnen, was hij nog groter dan Alexander. Wat zegt dit over Scipio?

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Lives of Noble Grecians and Romans
Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage

woensdag 12 december 2012

Een raadsel waar Gollem trots op zou zijn

Vannacht is de pre-première van The Hobbit en ik zal binnenkort ook in de bioscoop te vinden zijn. Eén van de scènes die ik heb onthouden van toen ik als jongentje het boek las, was de Bilbo in de grot van Gollem de Ring stal. Gollem had nog wel een raadsel voor zijn bezoeker en andersom. "Wat heb ik in mijn zak?"

De oude Grieken deden ook aan raadsels. Een merkwaardige blijkt van de hand van de Griekse filosoof Cleobulus van Lindus (6e eeuw v.Chr.). In zijn biografie van deze filosoof citeert Diogenes Laërtius (vermoedelijk 3e eeuw n.Chr.) een raadseltje en het antwoord (Cleobulus 91)
Er is een vader en hij heeft twaalf zonen en die hebben elk twee maal dertig dochters die er verschillend uit zien; sommigen van hen zijn blank en anderen zijn zwart; ze zijn allemaal onsterfelijk, maar ze gaan allemaal dood. En het antwoord is, "het jaar."
"Anticlimax" is van oorsprong een Oudgrieks woord. Het betekent "tegenover de ladder".

Boekentip voor vandaag: Diogenes Laërtius, Lives of Eminent Philosophers I-V

maandag 10 december 2012

Waar de jonge Caesar zijn teennagels begroef

Julius Caesar (100 - 42 v.Chr.) was één van de bekendste figuren uit de wereldgeschiedenis door wat hij in de politieke arena en oorlogsvoering heeft laten zien. Dit had echter net zo goed anders kunnen zijn, want het begin van de politieke carrière van Caesar was een priesterschap, de Flamen Dialis. Dit priesterschap rondom de god Jupiter. Hoewel deze positie bijzonder veel aanzien genoot, was het voor een Flamen Dialis  parktisch bezwaarlijk ooit het ambt van consul te bekleden en daar ging het de Romeinen uiteindelijk om.

De Flamen Dialis had wel meer beperkingen. De Romeinse taalgeleerde Aulus Gellius (130 - na 180 n.Chr.) somt er hier een aantal van op (Attische Nachten X.15:3-25):
Het is onwettig voor de priester van Jupiter om een paard te berijden; het is ook onwettig voor hem om de legers buiten de stadsgrenzen, dat is in gevechtsformatie, te zien; [...] Alleen een vrije man [dus geen slaaf of vrouw] mag de haren van de Dialis knippen. Het is niet gebruikelijk voor de Dialis om een vrouwelijke geit, rauw vlees, een klimop or bonen aan te raken ofz zelfs te noemen.De priester van Jupiter mag niet onder een gewelf van wijnstokken door lopen. De poten van de bank waarop hij slaapt moeten ingesmeerd worden met een dikke laag klei en hij mag niet drie nachten achter elkaar ergens anders dan in zijn bed slapen en niemand anders mag in zijn bed slapen. Aan het voeteneinde van zijn bed moet een doos met offerkoeken staan. De afgeknipte nagels en haren van de Dialis moeten begraven worden onder een vruchtenboom. Elke dag is een heilige dag voor de Dialis. Hij mag niet in de buitenlucht lopen zonder zijn muts [...]
De priester van Jupiter mag geen brood dat gist bevat aanraken. Hij zal zijn ondergoed niet uittrekken, behalve onder een dak, als ware hij onder de ogen van Jupiter. [...] Als de Dialis zijn vrouw verliest, legt hij zijn functie neer. [...] Hij betreedt nooit een begraafplaats, hij raakt nooit een dood lichaam aan; maar hij is niet verboden aanwezig te zijn bij een begrafenis.
Caesar moet toch blij geweest zijn dat deze prachtige baan hem afgepakt werd, waardoor hij er niet zijn hele leven aan vast zat.

Boekentip voor vandaag: Aulus Gellius, The Attic Nights

zaterdag 8 december 2012

Een rioolwaterzuiveringsinstallatie is er niets bij!

Laatst probeerde ik iemand uit Canada het Nederlandse woord "rioolwaterzuiveringsinstallatie" te leren, gewoon omdat het kan. Eén van de bekendste Griekse komedie-schrijvers, Aristophanes (446 - 386 v.Chr.) had ook zo'n woord. In zijn toneelstuk Het Vrouwenparlement uit 392 bespreekt de dichter een vermoedelijk bijzonder smakelijk gerecht. Probleem is dat het gerecht al op is voor de naam uitgesproken is (Het Vrouwenparlement 1068-1075):
Zeer binnenkort zullen we lepadotemachoselachogaleokranioleipsanodrimy-potrimmatosilphiotyromelitokatakechymenokichlepikossyphophattoperistera-lektryonoptokephaliokinklopeleiolagoiosiraiobaphetragalopterygon eten.
Ik heb me laten vertellen dat dit heerlijk smaakt. Dit is overigens al duizenden jaren het langste woord in de literatuur. Geintjes over hottentottententententoonstellingsterreinskaartjes vallen in het niet. 

Boekentip voor vandaag: Aristophanes, Complete Works

donderdag 6 december 2012

Wolven uitroeien

In de Romeinse republiek had Rome binnen het Italisch schiereiland (de laars van het huidige Italië) een aantal buurvolkeren waar het mee te maken had. Eerder hebben we het al gehad over de strijd met de Etrusken en de rol van de held-van-de-republiek Marcus Furius Camillus (±446 - 465 v.Chr.) en over de Bondgenotenoorlog en muntslag daarin. De belangrijkste andere vijand van de Romeinen, dat waren de Samnieten en zij waren bijzonder koppig in hun onwil toe te geven aan de macht van Rome. Zij vochten een serie van oorlogen uit met de Romeinen en waren ook betrokken bij de Bondgenotenoorlog. Zelfs daarna veroorzaakten zij nog problemen.

In de strijd tussen Gaius Marius de Jongere (108 - 82 v.Chr.) en Lucius Cornelius Sulla (138 - 78 v.Chr.) zette Marius de Samnieten nog in om aan zijn zijde te vechten. Sulla belegerde een leger van Marius en een Samnitisch leger onder leiding van Pontius Telesinus probeerde de eblegering te beëindigen. Toen dat niet lukte, rukten de Samnieten direct op naar Rome om Sulla te dwingen belangrijkere dingen te doen dan Marius belegeren. Aan de meest Noordoostelijke poort van de stad stonden Sulla en Telesinus met hun legers tegenover elkaar.


Volgens de Romeinse historicus Marcus Velleius Paterculus (±19 v.Chr - na 31 n.Chr.) trok Pontius Telesinus de scope van de strijd breder dan een strijd om Marius bij te staan en Sulla weg te lokken. Vraag me niet hoe Velleius Paterculus aan de tekst van de toespraak komt (zelf bedacht?), maar dit is wat hij zijn troepen meegaf voor de strijd ontbrandde (Romeinse Geschiedenis II.27.2):

Rome had geen groter gevaar het hoofd moeten bieden toen ze het kamp van Hannibal minder dan drie mijl van de stad zagen, dan toen Telesinus met groep tot groep ging en uitriep: "De laatste dag voor de Romeinen is aangebroken," en in een luide stem vermaande hij zijn mannen om de stad te vernietigen en hij voelde toe: "Deze wolven die zoveel ravage hebben aangericht aan de Italische vrijheid., zullen nooit verdwijnen tot de bossen, waarin ze hun thuishaven zoeken, zijn omgehakt!"
Boekentip voor vandaag:
E.T. Salmon, Samnium and the Samnites
Velleius Paterculus, From Romulus and the Foundation of Rome to the Reign of the Emperor Tiberius

dinsdag 4 december 2012

Een duwtje in de rug richting bijna-doem

Het is alweer bijna drie maanden geleden sinds het genie van de Carthaagse generaal Hannibal (247 - 183 v.Chr.) aan bod gekomen is. Eigenlijk is dat ook wel toepasselijk, want tijdens de Tweede Punische Oorlog  (218  - 201 v.Chr.) tegen de troepen van Hannibal kwam in Rome iemand aan de macht die de geschiedenis in is gegaan als Cunctator ("de Twijfelaar"). Zijn naam was Quintus Fabius Maximus (±275 - 203 v.Chr.). Er gebeurde simpelweg bijna niets dat het vermelden waard was.

Als dictator besloot Fabius om niets te doen en Hannibal en zijn troepen te laten uitrazen. Hannibal had al een aantal Romeinse legers in de val gelokt en dat zou Fabius niet overkomen, dus besloot hij een tactiek te hanteren die later de Fabische strategie werd genoemd: voorkom een confrontatie. Deze handelswijze mag de Romeinen hebben gered, maar staat haaks op de Romeinse moraal. Romeinen verachtten lafheid en met een beetje kwade wil valt Fabius' voorzichtigheid als lafheid te kenschetsen. Er ontstond steeds meer weerzin tegen de dictator en zijn positie verzwakte. Hannibal - het zal weer eens niet - begreep dit en wist hier op in te spelen door een slinkse suggestie. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt in zijn biografie van Fabius (Fabius Maximus 7:2-3):
Hannibal beval om meer wrok bij de Romeinen jegens Fabius te ontvlammen, toen hij bij diens landbezit aankwam, al het andere te verbranden en te verwoersten, maar deze [het landbezit van Fabius] te sparen. Hij zette zelfs een wacht op die niet tolereerde dat iemand het land wat aandeed of er wat van nam. Toen dit gerapporteerd werd in Rome, bracht het meer haat jegens Fabius. De volkstribunen [belangrijke politieke functionarissen] bleven hem constant veroordelen, vooral op aandringen van Metilius; niet dat Metilius Fabius haatte, maar hij was familie van Minucius, de Meester van de Paarden [de rechterhand van een dictator] en hij dacht dat de karaktermoord van de een roem voor de ander betekende.
Zoals gewoonlijk liepen de Romeinen met open ogen in de val van Hannibal, namen geruchten over een geheime afspraak tussen Hannibal en Fabius voor waar aan en stelden de agressievere Minucius aan als mede-dictator. Bij de volgende veldslag was het Fabius die zijn collega nog redde en hierdoor kon hij zijn periode als dictator positief afsluiten. Deze anekdote zegt echter heel veel over de Romeinse volksaard en de manier van beslissingen nemen. Romeinen waren vechters en konden niet voorzichtig zijn. Daarnaast was de politieke arena een slangenkuil waar politici en hun families elkaar vliegen afvingen, soms tot Rome er bijna aan onderdoor ging.

Boekentip voor vandaag:
Plutarchus, Lives of Pericles and Fabius Maximus, Nicias and Crassus
C. King, The Cunctator: How Fabius Maximus Saved Rome (kindle)

  

zondag 2 december 2012

Dan bouw ik mijn huis toch hier?

Van sommige mensen uit de geschiedenis vraag je je af hoe het kan dat deze niet veel bekender zijn. Iedereen kent figuren als Caesar en Alexander de Grote en mensen als Ramses II en Hannibal zijn ook bij velen bekend. Dat geldt niet voor één van de grondleggers van de Romeinse Republiek, Publius Valerius Publicola (gestorven in 503 of 499 v.Chr.). Publicola genoot in zijn tijd enorm veel aanzien en duikt op de merkwaardigste plaatsen op, zoals als "schrijver" van een aantal documenten over de Amerikaanse Grondwet uit de achttiende eeuw.

Publicola werd consul in Rome toen zijn voorganger Lucius Tarquinius Collatinus werd afgezet omdat hij familie was van de afgezette koning Lucius Tarquinius Superbus en daardoor weinig populariteit kon genieten bij de bevolking, wat hij ook deed. Dit ambt deelde hij met Lucius Iunius Brutus (die overigens ook familie van de oud-koning was, maar zijn naam mee had). 

Publicola kreeg een bijnaam, Poplicola ("Vriend van het volk") en dat was omdat hij besloot de plaats waar hij zijn huis wilde bouwen, op aandringen van de bevolking wijzigde. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (59 v.Chr. - 17 n.Chr.) was het aanvankelijk Publicola's bedoeling geweest om zijn huis op een heuvel neer te zetten, maar in een tijd dat iedereen koningschap in zijn hoofd had en Brutus net gesneuveld was in een oorlog, zagen velen dit als een poging een koninklijk paleis te bouwen dat op de heuvel goed te verdedigen was. Publicola trad het volk tegenoet en Livius tekent het volgende op (Vanaf de Stichting van de stad II.7.): 
"[...] Zal dan geen enkele verdienste, zegt hij, ooit getest en goed bevonden worden door jullie, waardoor iemand vrijgesteld zal zijn van de aanvallen van verdachtmakingen. Kan ik het mezelf voorstellen dat ik, de bitterste vijand van koningen, ooit zal vallen voor het verlangen naar koningschap? Zou ik geloven dat ik, ook als ik zou ik wonen in de citadel en het Capitool, gevreesd zou worden door mijn landgenoten? Hangt mijn karakter bij jullie af van een dergelijke kleinigheid? Is mijn integriteit zo zwak gefundeerd dat het meer uitmaakt waar ik ben, dan wát ik ben? Het huis van Publius Valerius zal niet in de weg van jullie vrijheid staan, Romeinen. De Velische heuvel zal veilig zijn voor jullie. Ik zal niet alleen mijn huis naar beneden naar de vlakte halen, maar ik zal het beneden aan de heuvel bouwen, zodat jullie boven mij, een verdacht burger, kunnen wonen. Laat hen aan wie vrijheid vaster kan worden toevertrouwd dan aan P. Valerius op de Velische heuvel bouwen."
Deze veeg uit de pan voor de bevolking werd opgevolgd door een set wetten waar zij het zeker wel mee eens konden worden. Publicola bouwde een naam op en kan gezien worden als de eerste van de Grote Romeinen uit de Republiek.

Boekentip voor vandaag: Titus Livius, History of Rome Volume I

vrijdag 30 november 2012

Modder gooien

Zoals inmiddels bekend was keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.) geen groot fan van de senatorenstand in Rome. Hij stond zich toe alles te doen waar hij zin in had en dat was niet zelden over de rug van de senatoren. Wat Caligula alleen niet wist, was dat de jonge ambtenaren die hij zo minachtend behandelde, later de geschiedenis in konden gaan als indrukwekkende personen. Zo vertelt de Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio (±155 - na 229 n.Chr.) dat de keizer eens te maken kreeg met ene Titus Flavius Vespasianus (9 - 79 n.Chr.) die destijds als aedile verantwoordelijk was voor het schoon houden van de stad (Romeinse Geschiedenis 59:12.3)
Later ontdekte hij [Caligula] een hoop modder in een steegje en hij beval dit op de toga van Titus Vespasianus te gooien, die destijds aedile was en de verantwoordelijkheid had over het schoon houden van steegjes. Deze actie werd op dat moment niet beschouwd als erg significant, maar later, toen Vespasianus het bestuur over de zaken had overgenomen toen er overal onzekerheid en beroering was en hij de orde overal wist te herstellen, leek dit te zijn door een soort goddelijke aanmoediging en dat het aangaf dat Gaius [Caligula] de stad ronduit aan hem [Vespasianus] had toevertrouwd om het te verbeteren.
Van putjesschepper tot keizer.

Boekentip voor vandaag: Cassius Dio, Roman History Volume VII

woensdag 28 november 2012

Dan hadden ze maar muziek moeten maken!

Toen de Romeinen verwikkeld waren in de Tweede Punische Oorlog (218 - 201 v.Chr.) was er aan de andere kant van de Adriatische Zee nog een ander conflict, de Bondgenotenoorlog (220 - 217 v.Chr.), die overigens niet verward moet worden met de Romeinse Bondgenotenoorlog (91 - 88 v.Chr.) waar ik het eerder over heb gehad. In deze oorlog streden een aantal Griekse stadstaten tegen elkaar om macht.

In deze oorlog werd op een gegeven moment de stad Cynaetha door de legers van de Aetolische Bond met de grond gelijk gemaakt. Volgens de Griekse geschiedschrijver Polybius (203 - 120 v.Chr.) was dat op zich wel terecht en dit is waarom (Romeinse Geschiedenis  IV.19:13ff):
De inwoners van Cynaetha, waar de Aetoliërs deze ellende over hadden gebracht, werden echter over het algemeen geacht hun lot het meer te verdienen dan wie dan ook, ooit. Omdat de Arcadische [Cynaetha was een Arcadische stad] bevolking in zijn geheel een hele goede reputatie voor deugden genoot onder de Grieken, niet alleen vanwege hun humane en gastvrije karakter en gebruiken, maar vooral omwille hun piëteit naar de goden, is het zinvol even stil te staan bij de kwestie van de barbaarsheid van de inwoners van Cynaetha en ons de vraag te stellen waarom zij, hoewel ze overduidelijk Arcadiërs waren, alle andere Grieken in die periode zo ver overtroffen in wreedheid en slechtheid. Ik denk dat de reden is dat zij de eerste en feitelijk het enige volk in Arcadië waren dat het bewonderenswaardige instituut, met mooie aandacht voor de natuurlijke omstandigheden waaronder alle inwoners van het land leven geïntroduceerd door hun voorouders, liet varen. Want het maken van muziek - ik bedoel échte muziek [Muziek was in die tijd een verzamelbegrip waar ook educatieve dingen onder vielen. Polybius doelt op gedichten die worden gezongen] - is goed voor iedereen, maar voor de Arcadiërs is het een noodzaak.[...]
Nu geloof ik dat deze gebruiken [muziek maken] door de mannen van vroeger niet waren geïntroduceerd als luxe-zaken en overbodigheden, maar omdat ze het universele doen van persoonlijke handarbeid in Arcadië voor ogen hadden, en in het algemeen de afmattendheid en hardheid van het leven van de mensen en de hardheid van karakter die voortkomt uit de koude en donkereomstandigheden die gebruikelijk voorkomen in deze gebieden - omstandigheden waar alle mensen zichzelf naar moeten assimileren [...] De primitieve Arcadiërs introuceerde alle gebruiken die in genoemd heb daarom met als doel het verzachten en temperen van de koppigheid en hardheid van de natuur, en daarnaast maakten ze het gebruikelijk voor de mensen, zowel mannen als vrouwen, om festivals en offerplechtigheden te bezoeken en dansen van jonge mannen en maagden en in feite allerlei dingen bedachten om de invloed van de extreme hardheid van de natuur op hun karakter milder te maken door de gebruiken die ze instelden. De inwoners van Cynaetha werden uiteindelijk zo wreed omdat ze deze instituties volledig lieten versloffen, hoewel ze juist zoveel noodzaak hadden in dergelijke invloeden, omdat hun land het meest onherbergzaam is en het met klimaat het meest onbarmhartig is in Arcadië en door zichzelf volledig toe te wijden aan lokale zaken en politieke rivaliteiten, werden ze zo wreed dat geen enkele stad in Griekenland grotere en meer constante misdaden pleegden.
Met andere woorden: muziek is toch wel belangrijk. Eerder zagen we dat je geen meisjes kunt krijgen als je niet zingt. Nu blijkt dat je er een monster door wordt.

Boekentip voor vandaag: Polybius, the Rise of the Roman Empire

maandag 26 november 2012

De verkeerde Cinna verscheuren

Soms worden mensen gelyncht door een woedende menigte, al dan niet opgehitst door politieke tegenstanders, zoals we eerder bij de broers Gracchus gezien hebben. Vandaag is er aandacht voor een vergelijkbaar geval, maar waarin het verkeerd gaat. Enkele jaren geleden kwam er op het nieuws een stukje over een Geert Wilders die moest onderduiken omdat zijn naamgenoot dingen riep in de politieke arena. Zo blijken er in de Romeinse tijd ook verschillende mensen Cinna geheten te hebben.

Na de moord op Julius Caesar (±100 - 44 v.Chr.) braken er onlusten uit waar aanhangers van Caesar diens vijanden achterna gingen. Nu had Caesar's zwager, Lucius Cornelius Cinna zich onlangs aan de zijde van de moordenaars geschaard en dat was reden om hem achterna te zitten. Probleem was echter dat de eerste Cinna die ze tegen kwamen, iemand anders was: Gaius Helvius Cinna, een dichter en vriend van Caesar.

De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) vermeldt in zijn biografie van Marcus Junius Brutus (85 - 42 v.Chr.) de bekendste van de moordenaars van Caesar en al eerder in dit blog besproken wat er met deze dichter gebeurde (Brutus 20:8-11):
Maar er was een zekere Cinna, een dichter, die geen deel had in de misdaad maar in feite een vriend van Caesar was. Deze man droomde dat hij door Caesar was uitgenodigd voor een maal, maar weigerde te gaan, maar dat Caesar hem verzocht en dwong te gaan en hem tenslotte bij de hand nam en hem naar gapende [?] en duistere plaatsen bracht waar hij onwillig en verbijsterd volgde. Na dit visioen kreeg hij koorts die de hele nacht duurde, maar in de ochtend, toen de begrafenisrituelen over het lichaam van Caesar werden gehouden, schaamde hij zich toch om niet aanwezig te zijn en ging hij naar de menigte toen het al wild aan het worden was. Hij werd echter gezien en omdat ze dachten dat hij niet de Cinna was die hij werkelijk was, maar diegene die onlangs Caesar had beschimpt voor het verzamelde volk, werd hij aan stukken gescheurd.
Da's niet zo mooi...

zaterdag 24 november 2012

Perzische behandeling door Alexander

Bij zijn veroveringstocht door het Perzische rijk had Alexander de Grote (356 - 323 v.Chr.) te maken met de heersende Koning der Koningen, Darius III (380 - 330 v.Chr.). De twee vochten een aantal grote veldslagen uit, zoals bij Issos (333 v.Chr.) en bij Gaugamela (331 v.Chr.). Deze veldslagen won Alexander en op die manier liet hij zichzelf al als koning van Azië aanspreken. Darius was daar nog niet aan toe en probeerde weerstand te blijven bieden. Dit duurde enige tijd, tot een verrader in zijn eigen kamp, Bessos (overleden in 329) de koning doodde.

Dit was geen zet waar Alexander erg gelukkig mee was, want in zijn drang om als Alexander de Grote de geschiedenis in te gaan, wilde hij Darius clementie verlenen, zoals hij met meer Perzen had gedaan. Deze kans kreeg hij niet en dat nam hij Bessos zeer kwalijk. Na een korte achtervolging greep Alexander Bessos, die zich inmiddels liet aanspreken als Koning Artaxerxes V, bij de kladden. De Romeinse historicus Lucius Flavius Arrianus (±95 - 175 n.Chr.) vertelt in een moraliserend stuk hoe de wannabe-koning werd behandeld (Anabasis IV.7.):
Toen verzamelde Alexander een bijeenkomst van hen die aanwezig waren en leidde Bessos voor hen. Hij beschuldigde hem van verraad tegen Darius en beval zijn neus en oren af te snijden en dat hij naar Ecbatana gestuurd zou worden om daar door de raad van Meden en Perzen te dood te worden gebracht. Ik ben niet blij met de excessieve straf van Bessos; in tegendeel, ik beschouw de verminking van prominente onderdelen van het lichaam als een barbaars gebruik en ik ben eens het men hen die zeggen dat Alexander in zekere mate werd geleid door zijn verlangen om de Medische en Perzische rijkdom na te doen en zijn onderdanen in zijn omgang met hen te behandelen als minderwaardige wezens, naar het gebruik van de buitenlandse koningen.
Het was echter nog niet afgelopen met Bessos, want hij werd inderdaad naar Ecbatana geleid en hij werd daar inderdaad ter dood gebracht. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt in zijn biografie van Alexander hoe deze man aan zijn einde kwam (Alexander V.43.6):
En toen hij [Alexander] op een later moment Bessos vond, liet hij hem uit elkaar trekken. Twee rechte bomen werden samengebonden en een deel van zijn lichaam werd aan elk vastgebonden; vervolgens, toen ze beide [de bomen] werden losgelaten en met grote kracht terugsprongen, volgde het deel van het lichaam dat eraan vastgemaakt was.
Vervolgens ging Alexander nog zorgvuldig om met de familie van Darius. Punt was duidelijk... 

donderdag 22 november 2012

Vetgemeste lastdieren

Bias van Priëne (6e eeuw v.Chr.) is één van de minder bekende filosofen die de Griekse Oudheid rijk is, hoewel hij wel tot de Zeven Wijzen van Griekenland werd gerekend, met meer legendarische mensen als Solon en Pittakos die beide al aan bod zijn gekomen in dit blog. Vrijwel alles dat we over deze man weten, komt van Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) en ook hij heeft slechts enkele pagina's over Bias overgeleverd.

In deze pagina's komt Bias over als een bedachtzaam en hij is bekend geworden door zijn uitspraak "De meeste mensen zijn slecht." Omdat ik in mijn blog altijd op zoek ben naar interessante slimmigheden, ga ik het niet over zijn filosofische opvattingen hebben, maar over een slinkse truuk in oorlogstijd. Priëne, aan de Turkse Westkust (want daar zaten vrijwel alle filosofen in die tijd) was in oorlog met koning Alyattes II van Lydië (619 - 561 v.Chr.). Alyattes belegerde de stad en dacht de bevolking in overgave te kunnen verhongeren zonder dat er een gevecht zou hoeven plaatsvinden. Dit was een gebruikelijke tactiek in de oorlogsvoering, maar Bias wist hier wel wat op. Hij zette zijn pokerface op. Diogenes schrijft (Bias 83.5ff):
Een verhaal is verteld dat Bias, toen Alyattes Priëne aan het belegeren was, twee pakezels vetmestte en hen naar het kamp [van de vijand] leidde en dan de koning onder de indruk was van het feit dat de goede gezondheid van de bevolking tot in de lastdieren doordrong, toen hij hen zag. Hij besloot om te gaan onderhandelen en stuurde een bode. Bias hoopte zand op met een laagje koren en liet die aan de man [de bode] zien en uiteindelijk sloot Alyattes vrede met de mensen van Priëne nadat hij hiervan op de hoogte was gebracht. Kort daarna, toen Alyattes iemand stuurde om Bias uit te nodigen op zijn hof, antwoordde deze: "Zeg tegen Alyattes, van mij, dat hij maar uien moet eten," dus dat hij moest gaan huilen.
Het is interessant om te zien dat in de verhalen de filosofen altijd maar weer weg komen met dergelijke brutaliteiten, zoals we ook zagen bij Diogenes van Sinope. Bias overleed volgens Diogenes van Laërtius in de armen van zijn zoon toen hij net klaar was met een speech in de rechtzaal, waar hij heel goed in was. 

dinsdag 20 november 2012

Kinderen levend verbranden voor het goede doel

Wat vaak opvalt als je kijkt naar de geschiedenis en dan in het bijzonder die van lang geleden of van ver weg, is dat normen anders kunnen zijn. De meest in het oog springende zaken zijn misschien wel het ritueel om het leven brengen van mensen. Het bekendste voorbeeld daarvan is ongetwijfeld te vinden bij de Azteken in Midden-Amerika, maar dichter bij huis zijn ook voorbeelden. De Romeinen moesten er niets van hebben, al wordt gezegd dat de hier al eerder genoemde Hannibal (247 - 183 v.Chr.) hen wel zo ver kreeg om tot het uiterste te gaan om de setun van de goden te vinden. Het was voor de Romeinen hoe dan ook niet normaal om te doen.

Bij Hannibal thuis, in Carthago, is reden aan te nemen dat er wél sprake was van mensenoffers. Rondom verschillende Carthaagse steden zijn tophets gelokaliseerd. Dit zijn locaties waar grote aantallen kruiken met resten van jonge kinderen bij elkaar gevonden zijn. Hoewel deze tophets ook gewoon begraafplaatsen kunnen zijn geweest, worden ze in verband gebracht met het offeren van kinderen aan de god Baäl. De Siciliaanse historicus Diodorus Siculus (±90 - ±30 v.Chr.) geeft een duidelijk en expliciet beeld van hoe het er volgens hem aan toe ging (Bibliotheek 20.14.5-6)
Toen ze hadden nagedacht over deze dingen [dat de goden boos waren] en de vijand in het kamp voor hun muren hadden gezien, waren ze vervuld van bijgelovige angst, want ze geloofden dat ze de eer van de goden die door hun vaders waren gevestigd, hadden verwaarloosd. In hun geestdrift om vergoeding te verschaffen voor deze nalating, kozen ze tweehonderd van de edelste kinderen uit en offerden hen openlijk; en anderen die verdacht waren, offerden zichzelf vrijwillig, in aantal niet minder dan zeshonderd. Er was een bronzen beeltenis van Cronus [Baäl of Moloch] in de stad, die zijn armen uitstrekte, palmen omhoog en naar de grond aflopend, zodat wanneer er een kind in geplaatst zou worden, deze naar beneden zou rollen en in een soort gapend gat, gevuld met vuur zou vallen.
Dit was voor de Romeinen een gruwel van de eerste orde, net als voor ons. Of het waar was dat dit gebeurde, daar zijn archeologen het nog niet over eens, maar dit stuk van Diodorus was voor Romeinen als de eerder genoemde Marcus Porcius Cato de Oudere (234 - 149 v.Chr.) wel koren op de molen. De Romeinen moesten de Carthagers aanvallen! Zo geschiedde en omdat de geschiedenis altijd geschreven wordt door de winnaars, weten we niet wat er nou precies gebeurde.

zondag 18 november 2012

Je kind onvoldoende onderdompelen kan rampzalig zijn

Voetbalteams en politieke campagnes hebben bijna altijd een Achilleshiel, een zwak punt in een sterk geheel en het zal niemand verrassen dat deze benaming afkomstig is van de hiel van de Griekse held Achilles die in de Trojaanse Oorlog vocht. Achilles mag de hoofdpersoon van de Illias van Homerus genoemd worden. Homerus kwam al eens eerder aan bod in dit blog waar hij de Muzen aanriep om het verhaal over de wrok van Achilles te vertellen. In tegenstelling tot wat algemeen gedacht wordt, komt het verhaal van het Paard van Troje niet voor in de Illias.

Achilles' moeder, de zeenimf Thetis wist dat als Achilles naar de Oorlog zou gaan, hij daar roemrijk zou sterven en dat hij lang en gelukkig zou leven zonder roem als hij dat niet zou doen. Daarom probeerde hij te voorkomen dat dat zou gebeuren, zoals eerder vermeld. Bekender is nog wel de scene die op een werk van Rubens is afgebeeld. Vlak na diens geboorte, nam Thetis Achilles mee naar de Onderwereld en dompelde hem onder in de rivier de Styx. Daar word je kennelijk onsterfelijk door. Toch stierf Achilles en dat heeft te maken met de hiel. De Romeinse dichter Publius Ovidius Naso (43 v.Chr. - 17 n.Chr.) beschrijft in zijn al vaker genoemde Metamorphosen de dood van deze krijger. De god Apollo besluit een handje te helpen en ziet Paris met pijl en boog (Metamorphosen 598-606):
Gehuld in een wolk vond hij [Apollo] de Trojaanse troepen en daar vond hij temidden van de bloederige strijd de held Paris die zijn pijlen afschoot op naamloze Grieken. Terwijl hij zijn goddelijkheid bekendmaakte, zei hij: "Waarom besteed je je pijlen aan de normale mannen als je je volk kunt helpen door te richten op de grote Achilles en dan eindelijk je ongelukkige broer [Hektor werd eerder gedood en zijn lijk onteerd door Achilles] die hij doodde te wreken." Hij wees Achilles aan - die met zijn machtige speer de Trojaanse krijgers doodde. Naar hem toe draaide hij de welwillende boog van de Trojaan en en hij begeleidde met zijn hand de laatste pijl.
Dit overleefde Achilles niet, want de pijl trof de hiel van de held, de enige zwakke plek. Men vrage zich af waarom dan. De Romeinse dichter Publius Papinius Statius (±40 - 96 n.Chr.) vertelt in zijn biografie van Achilles dat Thetis zich een fout realiseerde toen het nieuws van Achilles' dood tot haar kwam (Achilleïs 1.269): 
"[...] Toen ik je je bij je geboorte beschermde met de krachtige waters van de Styx - ah, toen had ik dat helemáál moeten doen!"
Thetis hield Achilles achter aan zijn voet vast...

vrijdag 16 november 2012

Ik heb toch niet voor niets de vrouwen weggestuurd!

Gisteren was de Dag van de Filosofie en dat is een goede reden om de grote Griekse filosoof Socrates (±470 - 399 v.Chr.) te behandelen. Omdat hij zelf geen werken heeft nagelaten, moeten we leunen op het werk van anderen om achter zijn denkbeelden en biografie te komen. Zijn leerling, Plato (±427 - 347) is daarvan de bekendste. Vandaag aandacht voor één van de bekendste stukken uit de geschiedenis van de filosofie, de sterfscène van Socrates in Plato's Phaedo uit het begin van de vierde eeuw v.Chr.

Socrates is overleden omdat hij de doodstraf kreeg, zoals eerder al eens aan bod gekomen. Hij werd veroordeeld voor het niet aanbidden van de goden, nieuwe goden te introduceren en een slechte invloed op kinderen te hebben en omdat hij besloot niet te vluchten, mocht hij een gifbeker leegdrinken waardoor zijn spieren verlamd raakten, tot het hart toe. Socrates pleegde deze gedwongen zelfmoord in het bijzijn van zijn vrienden, waaronder Plato. Hij had net zijn familie (vrouwen en kinderen) weggestuurd toen hij de beker aangereikt kreeg. Plato vertelt (Phaedo 117c-117e, p.47): 
Met deze woorden [een sober gebed tot de goden] nam hij de beker en heel vlot en rustig dronk hij die leeg. De meesten van ons waren er tot op dat ogenblik in geslaagd de tranen in te houden, maar toen we hem zagen drinken tot de laatste druppel, ging dat niet meer en ondanks mezelf vloeiden de tranen rijkelijk, zodat ik mijn gezicht moest afwenden, niet om zijn lot, maar om het mijne: beroofd te worden van zo'n man als vriend. Nog eerder dan ik had Kritoon zich afgewend, toen hij niet meer in staat was zijn tranen in te houden. Apollodoros, die al eerder had zitten wenen, brak ook nu in luid gesnik uit en daaraan ontkwam niemand van de aanwezigen, behalve Sokrates zelf. Hij zei: Wat doen jullie nu, rare mensen! Ik heb toch niet voor niets de vrouwen weggestuurd, zodat het niet zo'n huilpartij zou hoeven worden, want ik heb gehoord dat sterven moet geschieden bij een goede klank. Houdt u dus in en beheerst u.
Het is altijd wat, met dat gejank van die Griekse filosofen. Een mens kan niet eens rustig sterven!

woensdag 14 november 2012

Te lui om je dam te onderhouden

De afgelopen dagen heb ik het gehad over de schijnbaar moderne kanten van de Oudheid. Empedocles liet zien dat de Griekse filosofen bezig waren met iets dat een beetje lijkt op de moderne evolutietheorie en het mechanisme van Antikythera heeft in haar complexiteit iets weg van een moderne computer. Vandaag richten we ons op de geschiedenis van het recht, met één van de oudste wetteksten die ooit gevonden is, de prachtig bewaard gebleven Code van Hammurabi die te vinden is in het Louvre in Parijs.

Hammurabi (±1795 - 1750 v.Chr.) was de koning van Babylon, nabij het huidige Bagdad in Irak. Hij kreeg het voor elkaar een aantal concurrerende staatjes onder zijn controle te krijgen en vanuit Babylon te besturen. Daarvoor tekende hij keiharde en strenge wetten op in een stele. De structuur van de wettekst is er één van misdaad en gevolg. Een aantal misdaden, wanprestaties en nalatigheden wordt gekoppeld aan een specifieke straf. Op onderstaande video van de Khan Academy wordt één en ander uitgelegd.


Interessant is hier dat de wetten iets zeggen over de samenleving waarin ze te plaatsen zijn. De Babylonische samenleving was, evenals de andere gevestigde samenlevingen uit die tijd, een agrarische. Een interessant voorbeeld van een wet waar het agrarische karakter van de samenleving en de strengheid van de wetten blijkt, is wat er moet gebeuren als iemand problemen veroorzaakt met de irrigatie (Code van Hammurabi 53-54):
Als iemand te lui is om zijn dam in goede staat te behouden en dat niet doet, als de dam dan breekt en alle velden overstromen, dan zal hij in wiens dam de breuk plaatsvond, verkocht worden voor geld en het geld zal het koren dat hij heeft verpest, vervangen.
Als hij niet in staat is om het koren te vervangen, zullen hij en zijn bezittingen verdeeld worden onder de boeren wiens koren is overstroomd.
Van lamlendigheid zijn we nooit beter geworden. 

maandag 12 november 2012

Editorial: De computer van de Oudheid

Geschiedenis is niet echt een spectaculaire tak van sport, zoals kernfysica en astronomie vaak wel zijn. Eens in de zoveel tijd duikt er echter een tekst of een voorwerp op waarmee het stoffige imago van de geschiedwetenschap wordt opgepoetst. Misschien wel de indrukwekkendste vondst uit de Oudheid is het Mechanisme dat in 1901 werd gevonden vlakbij het Griekse eiland Antikythera, ten Westen van Kreta. Twee stormen zorgden ervoor dat we nu de beschikking hebben over dit voorwerp: eentje die het schip waarin het vervoerd werd tot zinken bracht en eentje die ervoor zorgde dat een stel sponsvissers ergens anders gingen duiken dan ze van plan waren. De sponsvissers kwamen het wrak tegen.

Het Mechanisme van Antikythera staat bekend als de Computer van de Oudheid. De datering is nog niet helemaal duidelijk en het is ook niet geheel bekend waar het vandaan komt, maar er staan Griekse tekens op en geschat wordt dat het voorwerp rond het jaar 100 v.Chr. gebouwd is om de positie van verschillende hemellichamen op verschillende momenten te kunnen voorspellen.


Bron: Wikipedia


Het bijzondere van dit apparaat is dat het uniek is in zijn tijd. Er zijn verder geen apparaten van deze complexiteit gevonden die te dateren zijn binnen een periode van zo'n 1000 jaar ná het Mechanisme. Als die storm die sponsvissers niet uit koers had gebracht, hadden we gedacht dat dit voorwerp niet kon hebben bestaan, maar het is er en dat zet de technologische staat van de Oude Grieken in een ander daglicht.

Eergisteren besprak ik Empedocles en zijn "evolutietheorie". Vandaag maken we kennis met een soort analoge computer met veel radertjes en tandwieltjes die op een specifieke manier zijn afgesteld waardoor de wiebelingen van hemellichamen die destijds nog niet verklaard konden worden, wel konden worden voorspeld. Het zet mij persoonlijk aan het denken over hoe ver we technologisch en wetenschappelijk zijn als we het afzetten tegen de Grieken en het roept bij mij de vraag op hoe het kan dat we vervolgens 1000 jaar geen vergelijkbare voorwerpen of gedachten tegenkomen.

Tegenwoordig kunnen we, gebruik makend van de technologie van de computergame-industrie (wie zegt dat games waardeloos zijn?) een mooi beeld krijgen van het apparaat. Als historicus en geen archeoloog (en zeker geen wiskundige) kan ik verder alleen met veel bewondering voor het werk van specialisten verwijzen naar dit artikel in Scientific American en naar de uitgebreide lijst boeken en artikelen op de Engelstalige Wikipedia.

zaterdag 10 november 2012

Oud-Griekse evolutietheorie

Misschien wel de interessantste figuren uit de Oudheid, zijn de Griekse filosofen van vóór Socrates. De vroegste periode van de Westerse wijsbegeerte brengt ons merkwaardige gedachten. Helaas is van de meeste filosofen uit die tijd alleen maar via-via af en toe een fragment van hun werk bewaard gebleven. Gelukkig zijn er mensen die dit uitzoeken en er een prachtige podcast van maken waar ik voor mijn blog al vaak genoeg gebruik van heb gemaakt.

Vandaag komt de Sicilische filosoof Empedocles (±492 - 432 v.Chr.) aan bod. Van deze filosoof hebben we meer fragmenten dan van de meeste andere filosofen. Dat is maar goed ook, want hij komt met een wonderlijke manier om het bestaan van levende wezens te verklaren (Fragment 57-61):
Er kwam menig hoofd zonder nek op en armen zwierven zonder schouders en kaal rond. En ogen die voorhoofden wilden, dreven voorbij. In isolatie zwierf ieder ledemaat heen en weer en in afwachting van een verbinding. Maar doordat de goddelijkheid verder mengde met de goddelijkheid, vielen deze onderdelen samen waar ze elkaar tegenkwamen en veel geboorten vonden plaats in een lange rij van gevarieerd leven. Wezens met talloze handen en achterblijvende voeten. Velen werden geboren met een dubbel voorhoofd en borst, soms met een menselijk gezicht op een ronderlichaam, ook enkelen met een menselijk lichaam onder een runderkop. Gemengde vormen van wezens met beschaduwde geheime delen, soms gelijkend op mannen en soms op vrouw-groeisels.
Een bijzonder opmerkelijk verhaal en dat dan vooral omdat Empedocles achteraf dichter bij de waarheid blijkt te zitten dan de mens in ruim tweeduizend jaar na zijn dood heeft kunnen denken.

donderdag 8 november 2012

Ze is mooier zonder krokodillenpoep op haar gezicht!

Het vroege christendom kende een aantal toonaangevende theologen en schrijvers die de geschiedenis in gegaan zijn als Kerkvaders. Deze mannen (geen vrouwen) schreven de documenten die tot de dag van vandaag naast de Bijbel een belangrijke rol spelen in de christelijke theologie. Het bekendste werk van deze groep mensen is Over de Stad van God van Augustinus van Hippo (354 - 430 n.Chr.), waar ik het al eens eerder over heb gehad.

Vandaag komt een andere kerkvader aan bod: Clemens van Alexandrië (±125/150 - 215 n.Chr.). In één van zijn werken, de Paidagogos ("de Leraar") besteedt hij een boek aan het gedrag dat mensen dienen te vertonen. Hij beschrijft zijn beeld van schoonheid en heeft niets op met poedertjes, zalfjes en... krokodillenpoep. Kennelijk was het in zijn tijd gebruikelijk dat vrouwen die aanbrachten op hun huid. Clemens geeft onomwonden zijn mening (Paidagogos 3.2; net boven het lange citaat): 
Driemaal, zeg ik, niet één keer, verdienen zij te sterven, die de uitwerpselen van krokodillen gebruiken en zichzelf insmeren met het schuim van verdorven lichaamssappen [?] en die hun wenkbrouwen bevlekken met roet en hun wangen insmeren met witte lood.
Vrouwen die zich zo gedragen, zegt Clemens, ruïneren hun echtgenoot. Laten we zeggen dat mooie vrouwen meestal helemaal geen make-up nodig hebben. 

dinsdag 6 november 2012

Stemmen kopen

Eergisteren besprak ik deze bron al met betrekking tot Lucius Cornelius Sulla (±138 - 68 v.Chr.) die zichzelf naar de top van de Romeinse Republiek had gewerkt vanuit een relatief gewone sociale positie (met de nadruk op "relatief". Sulla was geen krantenjongen en niet alleen omdat kranten in die tijd niet bestonden.). Vandaag doen we hem nog een keer, bij hoge uitzondering.

Vandaag is namelijk de dag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen en deze hebben aardig wat weg van de Romeinse. Een klein aantal kandidaten voor de positie in kwestie gooit met modder naar de concurrent en besteden grote sommen geld aan campagnes van een dubieus karakter. Zo had ook Sulla zijn verhaaltjes. De Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) vertelt over een cynische opmerking van Caesar (niet dé Caesar, die toen 7 jaar was, maar misschien zijn vader) over de manier waarop Sulla aan zijn positie van praetor (één van de hoogste ambten in de Romeinse Republiek) kwam (Sulla 5:2): 
[...] Want het volgende jaar bemachtigde hij de positie van praetor , deels omdat hij het gewone volk goed gezind was en deels omdat hij geld gebruikte om hun steun te bemachtigen. En zo gebeurde het dat hij, toen hij praetor was, boos was op Caesar en hem zei dat hij zijn eigen macht zou gebruiken tegen hem, Caesar lachte en zei: "Je hebt gelijk dat je het ambt het jouwe beschouwt, want je hebt het gekocht."
Villeine verkiezingsretoriek die je de afgelopen dagen vaak genoeg moet hebben gehoord.

zondag 4 november 2012

From paperboy to dictator

De Romeinse Republiek kent een aantal succesverhalen van het type from paperboy to millionaire waar de Amerikanen zo van smullen. In de Romeinse tijd werd door de elite toch anders gekeken naar self made mensen, zoals we bij Marius al hebben gezien. Wie Marius zegt, zegt vaak "en Sulla" er achteraan, want deze twee hebben elkaar in de late Republiek vaak genoeg dwars gezeten.

Lucius Cornelius Sulla (±138 - 68 v.Chr.) begon zijn carrière als commandant in het leger onder Gaius Marius (157 - 68 v.Chr.) en richtte zich later in zijn carrière op de politiek waarin hij het uiteindelijk zo ver schopte dat hij tot dictator (niet te verwarren met moderne dictators) werd benoemd en wel voor meer dan één termijn. En dit terwijl Sulla niet uit een bijster indrukwekkende familie kwam. Slechts één van zijn voorvaderen was ooit consul geweest, maar die is toen uit de senaat getrapt, dus daar kon Sulla niet mee opscheppen.

Toch wist hij zich helemaal naar de top van de Romeinse Republiek te werken. Hiermee verwierf hij veel geld en de opschepper die hij volgens de overlevering geweest moest zijn, hield zich dan ook niet stil. Volgens de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr.) kreeg hij daarover wel opmerkingen van de elite (Sulla 1:2-3):
"Hoe kun jij een eerlijke man zijn, wanneer je vader je niets heeft nagelaten en je toch zo rijk bent?" Want hoewel de Romeinen van die tijd niet meer de puurheid en rechtvaardigheid van leven van vroeger hadden, en gedegenereerd waren en toegaven aan de drang naar luxe en extravagantie, hielden ze niettemin hen die geërfde rijkdom verkwist hadden en hen die voorouderlijke armoede lieten varen, in gelijke minachting.
Oftewel, rijkdom voor de rijken, armoede voor de armen en zo moet het blijven. Van krantenjogen naar senator was voor een Romein geen eerzame weg.

vrijdag 2 november 2012

Genade voor een moord met een bijl

De Griekse filosoof en policicus Pittakos van Mytilene (±640 - 568 v.Chr.) stond bekend als een uiterst milde man. Hij is met name bekend geworden als één van de Griekse componenten van wat we tegenwoordig de Gulden Regel noemen en wat onterecht vaak in verband wordt gebracht met het christendom als grondlegger. Een bekende uitspraak van Pittakos is "Doe je buurman niet aan wat je hem kwalijk zou nemen" (Fragment 10.3). Hele milde man dus, vooral voor Oudheid-begrippen.

Wat wellicht bekender is over deze man is het verhaal over zijn zoon Tyrraeus. De inmiddels bekende Griekse filosofen-biograaf Diogenes Laërtius (derde eeuw n.Chr.) noemt in zijn biografie van Pittakos het werk van ene Pamphilia over Tyrraeus en Pittakos (Pittakos 3):
Maar Pamphilia zegt in het tweede boek van haar Commentaren, dat hij [Pittakos] een zoon had die Tyrrhaeus heette, die toen hij in de kapperszaak in Cyma zat, werd gedood door een bronssmit die een bijl naar hem gooide; en dat de bewoners van Cyma de moordenaar naarb Pittakos hadden gestuurd, die de man vrijliet nadat hij het verhaal hoorde, en zei: "Genade is beter dan spijt." 
Dat is heel erg mild.

woensdag 31 oktober 2012

Het mooiste verhaal uit de Oudheid

Eén van de meest tijdloze verhalen uit de Griekse mythologie is het verhaal van de zanger Orpheus, zoon van de Muze Kalliope (zie dit bericht), en de nimf Eurydice. Dit liefdesverhaal gaat over een gelukkig stel dat uit elkaar werd gerukt omdat een slang Eurydice dood beet. Orpheus was begrijpelijkerwijs behoorlijk teneergeslagen, maar laat het er niet bij zitten en besluit te proberen wat nog nooit iemand geprobeerd had. Omdat hij zo gigantisch mooi muziek kon maken, ging hij proberen de god van de onderwereld, Hades, over te halen om Eurydice weer vrij te geven.

De Romeinse dichter Publius Ovidius Naso (43 v.Chr. - 17 n.Chr.) beschrijft het lied dat Orpheus zong en de uitwerking op de schimmen in de Onderwereld (Metamorphosen 10:40ff):
De bloedeloze schimmen weenden om hem, terwijl hij zulke dingen zei en de snaren bewoog bij zijn woorden: Tantalus greep niet naar het terugwijkend water, en het rad van Ixion stond verstomd, en de vogels pikten géén lever uit, en de Beliden hadden vrij van hun kruiken, en jij, Sisyphus, ging op je steen zitten. Toen voor het eerst, is het verhaal, werden de wangen van de Eumeniden, overwonnen door het lied, nat van tranen. En ook de koninklijke echtgenote is niet in staat, noch hij die het diepste regeert, hem te weigeren, terwijl hij smeekt: en zij roepen Eurydice. Zij was tussen de verse schimmen en liep met een pas, die traag was vanwege de wond. De held van de Rhodope ontvangt háár en tegelijk de voorwaarde, dat hij niet zijn ogen terug buigt, tot hij de Avernische dalen verlaten heeft; óf de geschenken zullen vergeefs zijn. 
Orpheus kreeg voor elkaar wat niemand ooit voor elkaar gekregen had en nooit meer iemand voor elkaar zou krijgen, want Eurydice mocht weer mee naar boven. Ovidius vertelt verder wat er gebeurde.
In zwijgende stilte wordt het oplopende pad schrede voor schrede afgelegd, steil, donker, dicht bedekt met duistere nevel. En zij waren niet ver (meer) van de rand van het aardoppervlak: bang, dat zij ontbrak en begerig haar te zien boog hij verliefd zijn ogen: en terstond gleed zij terug en haar armen uitstrekkend en zich inspannend om gepakt te worden en hem te pakken greep de ongelukkige niets dan wijkende lucht. En reeds voor de tweede keer stervend klaagde zij helemaal niet over haar echtgenoot - want wat had zij kunnen klagen, dan dat zij bemind was? - en zij zei een laatste "Vaarwel", dat hij nog maar net in zijn oren opving, en zij rolde weer terug naar dezelfde plaats.
Een tragisch liefdesverhaal. Orpheus was ontroostbaar en keek nooit meer een vrouw aan. Een aantal vrouwen was daar (in sommige versies van het verhaal) niet van gediend en de arme zanger werd door hen verscheurd.