Allereerst citeert Polybius de tekst van het vredesverdrag ande Eerste Punische Oorlog tussen Rome en Carthago (Romeinse Geschiedenis I.62:8-9):
"Als het Romeinse volk hiermee akkoord gaat, dan zal er onder de volgende voorwaarden vrede zijn tussen de Carthagers en de Romeinen. De Carthagers moeten heel Sicilië verlaten en geen oorlog voeren met Hiero [de koning van Syracuse, een bondgenoot van de Romeinen] of wapens opnemen tegen de Syracusanen of hun bondgenoten. De Carthagers dienen de Romeinen alle krijgsgevangenen te geven zonder daar losgeld voor te ontvangen. De Carthagers moeten de Romeinen over een periode van 20 jaar 2200 Euboeische talenten [een kleine 60.000 kilo goud] betalen."Het Romeinse volk besloot dat dit niet voldoende was en verzwaarde de voorwaarden van het verdrag. Een flinke molensteen dus om de nek van de Carthagers. Aangezien zij met huurlingen werkten en huurlingen het werk voor het geld doen, begon het gedonder toen zij erachter kwamen dat ze nog wat te goed hadden. Volgens Polybius namen twee mannen het heft in eigen hand (Romeinse Geschiedenis I.69:9-11):
Toen Spendius en Mathos [de assertieve mannen] Gesco [de Carthaagse generaal die als afgezante naar de huurlingen was gestuurd en in hoog aanzien bij hen stond] en de Carthagers begonnen te belasteren en te beschuldigen, waren ze [de huurlingen] een en al oor, maar wanneer iemand naar voren trad om zijn mening te geven, wachtten ze niet eens af om erachter te komen of hij zou spreken voor of tegen Spendius, maar stenigden hem onmiddellijk tot de dood toe. Vele officieren en soldaten vonden op die manier de dood in de verschillende vergaderingen.Het mag geen verrassing heten dat Spendius en Mathos met verder unanieme steun de leiding kregen over de opstand. In deel 2 van deze serie zal de opstand zelf aan bod komen en in deel 3 het laatste deel ervan, met de grimmige ontknoping.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten