Tot 40% extra korting op winters assortiment!

vrijdag 31 mei 2013

De aanslag van de architect en de aannemers

Het jaar 69 n.Chr. was één van de meest veelbewogen jaren uit de Romeinse geschiedenis. Vier keizers waren in dat jaar de machtigste man van het rijk en de eerste drie stierven geen natuurlijke dood, om het zo maar te zeggen. Na de dood van keizer Nero (37 - 68 n.Chr.) in 68 kwam de oude generaal Servius Sulpicius Galba (3 v.Chr. - 69 n.Chr.) aan de macht. Hij had een troonopvolger gekozen in verband met zijn leeftijd. Dit was echter niet Marcus Salvius Otho (32 - 69 n.Chr.) en dat was niet wat Otho in gedachten had. Hij beraamde een aanslag.

De Romeinse historicus Publius Cornelius Tacitus (±56 - 117 n.Chr.) beschrijft hoe Otho werd opgehaald uit een gezelschap met de keizer (Historiën I.27):
Een ogenblik later kwam zijn vrijgelatene [van Otho, vrijgelaten slaven bleven in de Romeinse samenleving sterk verbonden aan hun voormalige meester] Onomastus hem de boodschap brengen dat de architect en de aannemers hem verwachtten.
Op het eerste gezicht een merkwaardig citaat in een stukje over een moordaanslag. De reden dat ik dit noem is omdat de woorden die Tacitus gebruikt dubbelzinnig zijn. Architectus kan bouwmeester betekenen, maar ook aanstichter ergens van. Redemptor kan een aannemer zijn, maar ook iemand die door losgeld iets of iemand bevrijdt. Galba had dit nooit voorzien. Het wordt wel eens gezegd dat de Oudheid alleen bestudeerd kan worden in het Latijn of het Grieks, omdat vertalingen altijd wat laten liggen in dit soort woordspelingen. Daar valt zeker wat voor te zeggen.

Boekentip voor vandaag:
Tacitus, Historiën
J. Marincola, A Companion to Greek and Roman Historiography


woensdag 29 mei 2013

De keizer ís niet dood!

De Romeinse keizer Nero (37 - 68 n.Chr.) stierf. Hij ging door, kassie wijle, hij ging eraan. Dat gebeurde in 68 n.Chr. Ik moet toegeven dat dit niet het beste begin van een blogpost is dat ik ooit geplaatst heb, maar het moet even zo, want anders komt de boodschap niet over. Nero is dood.

Deze boodschap was voor sommigen een feest waarvoor de eerder kort besproken vrijheidsmuts uit de mottenballen gehaald kon worden. Anderen konden de dood van Nero niet echt een plaats geven. De Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (68/69 - 140 n.Chr.) tekent op wat ermee gedaan werd (Nero 57.1):
Er waren er echter sommigen die zijn tombe lange tijd decoreerden met lente- en zomerbloemen en dan weer standbeelden van hem in jongenstoga op het spreekgestoelte plaatsen, dan weer edicten van hem publiceerden, alsof hij nog steeds in leven was en spoedig zou terugkeren en zijn vijanden zou vernietigen.
Nero was écht dood!

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome 


maandag 27 mei 2013

De bedrieger die makkelijk voor de gek te houden is

De Byzantijnse geschiedschrijver Procopius (6e eeuw n.Chr.) was, zoals eerder gezien, niet te spreken over het intellect van keizer Justinus (±450 - 527 n.Chr.). Waar Justinus nog als een idioot wordt neergezet die verder geen kwade bedoelingen had, was zijn opvolger Justinianus I (482/483 - 565 n.Chr.) uit een heel ander hout gesneden. Procopius vertelt dat de gewelddadige ontwikkelingen waarbinnen de eerder genoemde Nika Oproer te plaatsen is, in het niet vielen bij wat de keizer zijn volk aandeed (De Geheime Geschiedenis VIII.22):
[...]Maar zijn karakter kan ik niet precies beschrijven. Want deze man was zowel een schurk als eenvoudig van het pad af te brengen, het soort mensen dat men morele perverseling noemt. Hij sprak nooit uit eigen beweging de waarheid tegen de mensen waar hij mee converseerde, maar hij had achter elk woord en elke daad een bedriegelijke en slinkse bedoeling, terwijl hij op het zelfde moment zichzelf als eenvoudige prooi toonde voor hen die hem wilden misleiden.
Dit zijn van die dingen die je het beste pas ná je dood kunt publiceren, moet Procopius gedacht hebben, want als dit voor zijn dood zou zijn geweest, zou dat kort voor zijn dood geweest zijn.

Boekentip voor vandaag:
Procopius, The Secret History

zaterdag 25 mei 2013

Naturisten in de natuur

Een jaar geleden besprak ik al een stukje uit een Romeinse bron met tips voor de landbouw. Vandaag aandacht voor de bekendste Griekse tekst over dit onderwerp, Werken en Dagen  van de Griekse dichter Hesiodos (8e eeuw v.Chr.). Hesiodos blijkt in conflict te zijn met zijn broer en raadt hem aan om op een andere manier aan zijn brood te komen dan dat verwerpelijke handelswezen: door landbouw. De belangrijkste tip die Hesiodos geeft, is dat je hard moet werken, al verwoordt hij het wat ongelukkig. Als je op een vruchtbaar stuk land ver van de kust leeft, moet je namelijk met allerlei dingen rekening houden (Werken en Dagen 390-397):
Kleed je uit om te zaaien, kleed je uit om te ploegen en kleed je uit om te oogsten als je op zijn tijd alle vruchten van Demeter binnen wilt halen en dan iedere soort in zijn seizoen zal groeien. Anders kun je achteraf het risico lopen iets te kort te komen en moet je bij anderen aankloppen om te smeken, maar zonder resultaat, omdat je al bij mij langs geweest bent.
Tsja, dat krijg je als je niet naakt het land bewerkt!

Boekentip voor vandaag:
Hesiodos, Theogony And Works And Days

donderdag 23 mei 2013

Ik wist wel dat mijn zoon sterfelijk was

De Griekse filosoof en geschiedschrijver Xenophon (±430 - 355 v.Chr.) had twee zonen: Gryllus en Diodorus. Toen de Atheners besloten een leger te sturen om Sparta te helpen in een conflict met de stad Thebe, stuurde Xenophon zijn beide zonen mee op de expeditie. Diodorus overleefde het, Gryllus sneuvelde. De Spartaans-Atheense samenwerking won uiteindelijk wel. De Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) beschrijft de reactie van Xenophon toen hem verteld werd over het lot van Gryllus (Xenophon  54-55):
Op dit moment [toen hij de boodschap dat zijn zoon dood was, kreeg] zou Xenophon aan het offeren zijn geweest, met een rozenhoedje op zijn hoofd, die hij afdeed toen werd aangekondigd dat zijn zoon dood was. Maar nadien, toen hij leerde dat zijn zoon glorierijk gesneuveld was, zette hij het hoedje terug op zijn hoofd. Sommigen zeggen dat hij niet eens huilde, maar uitriep: "Ik wist wel dat zijn zoon sterfelijk was."
Griekse filosofie zit vol met opvattingen als deze rond het overlijden van dierbaren. Eerder besprak ik een vergelijkbare opvatting van de Romeinse filosoof Epictetus die zich vóór de dood van zijn geliefden al met het onafwendbare verzoend had. Als dat allemaal zo makkelijk was...

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, The Lives of Eminent Philosophers

dinsdag 21 mei 2013

Het bondgenootschap met Corcyra (2)

Eergisteren besteedde ik al aandacht aan de kwestie tussen Corcyra en Korinthe die de Atheners benaderden om in te grijpen in een conflict rond Epidamnos. De reactie van de Atheners komt vandaag aan bod, omdat die baanbrekend was. Eergisteren zei ik dat allianties in het oude Griekenland gewoonlijk offensief van aard waren. Thucydides (±460 - ±400 v.Chr.) vertelt dat Athene overgaat op iets baanbrekends: een defensieve alliantie. Zij kozen dus op een Nederlandse "politieke steun"-achtige manier voor Corcyra. Tien schepen werden gestuurd om Corcyra bij te staan, maar met uitdrukkelijke opdrachten (De Peloponnesische Oorlog I.45.3): 
Hun instructies waren om een aanvaring met de Korinthische vloot te vermijden, behalve onder speciale omstandigheden. Als het naar Corcyra zou varen en zou dreigen te landen op haar kust of op één van hun bezittingen, dan moesten ze doen wat ze konden om dat te voorkomen. Deze instructies waren ingegeven uit angst om het verdrag [de Dertigjarige Vrede uit 446 en 445 v.Chr. met Sparta om haar bondgenoten niet aan te vallen] te breken.
De spoiler in dit verhaal is dat de Dertigjarige Vrede achteraf een rare naam is geweest voor het verdrag. Meer zeg ik er niet over.

zondag 19 mei 2013

Het bondgenootschap met Corcyra (1)

In 433 v.Chr. was er een politieke crisis in Epidamnos in het Westen van Griekenland. De streden Korinthe en Corcyra (Corfu) raakten door de kwestie in conflict met elkaar en dat werd een belangrijk conflict. Volgens de Griekse historicus Thucydides (±460 - ±400 v.Chr.) liep dit conflict uit tot één van de oorzaken van de Peloponnesische Oorlog (431 - 404 v.Chr.) waar hij het zwaartepunt van zijn werk legt.

Beide machten besluiten naar Athene te gaan om om hulp te vragen in het conflict. Eerst spreekt een gezant van Corcyra. Hij zegt dat Korinthe de aanvaller was in het conflict en dat Athene hen zou moeten steunen, ook omdat het de Atheners een bijna onverslaanbare vloot op zou leveren. Het feit dat Corcyra zich nooit bezig heeft gehouden met allianties, had te maken met het feit dat in de Griekse Oudheid allianties vrijwel altijd offensieve allianties waren. Dat betekent dat als je bondgenoot iemand ging aanvallen, je mee moest doen. Corcyra wilde daar niet in mee, zeiden ze. Nu hadden ze echter de Atheners nodig.

De gezant uit Korinthe gaat hierop in en richt allereerst de aandacht op laatstgenoemd punt. Thucidides vertelt (De Peloponnesische Oorlog I.37.2):
Volgens hen [Corcyra] was hun oude beleid van het weigeren van alle aanbiedingen van bondgenootschappen een beleid van matiging. Het was feitelijk aangewend voor kwade doeleinden, niet voor goede; hun gedrag is zelfs zodanig dat het hen onwillig maakt om bondgenoten te hebben die aanwezig zijn om het aan te zien of om de schaamte te hebben hen hun instemming te vragen.
Korinthe geeft verder aan dat zij niet de aanvallers zijn en dat het ook in het belang van Athene is niet in te grijpen bij conflicten tussen concurrerende machten als Korinthe en hun onderdanen. Corcyra was een kolonie van Korinthe. Overmorgen zal ik de reactie van Athene op dit moddergooigevecht noemen. 

Boekentip voor vandaag:
Thucydides, The History of the Peloponnesian War

vrijdag 17 mei 2013

Seculiere redenen om vee te offeren

Hoe kom je van de basisprincipes achter stadsplanning via offerdieren naar een medicijn tegen problemen met de milt? Daarvoor moet je de zelfverklaarde alleskunner Marcus Vitruvius Pollo (± 85 - 20 v.Chr.) heten. Ruim een maand geleden kwam Vitruvius aan bod. Hij schrijft dat een architect zoals hijzelf van alle markten thuis moet zijn. Een aantal van deze markten klinken op het eerste gezicht vergezocht, maar hij licht vervolgens wel toe wat bijvoorbeeld het probleem is met het stichten van een stad vlakbij een moeras dat geen afwatering heeft naar de zee. Een ander vergelijkbaar punt dat Vitruvius maakt, maakt hij door de twee zijden van een rivier op Kreta met elkaar te vergelijken (Over Architectuur I.4.10):
Dat weidegronden en voedsel een indicatie kunnen geven van hoe gezond een locatie [voor de stichting van een stad] is, is een feit dat kan worden geobserveerd en onderzocht bij bepaalde weidegronden op Kreta, aan beide zijden van de rivier de Pothereus, die de twee Kretenzische staten van Gnosus en Gortyna van elkaar scheidt. Er bevindt zich vee aan de rechter- en linkerzijde van de rivier, maar hoewel de koeien die grazen aan bij Gnosus een normale milt hebben, hebben ze aan de kant van Gortyna geen waarneembare milt. Na dit onderwerp te hebben onderzocht, hebben artsen ontdekt dat aan het vee aan deze kant een soort kruid aten waar hun milt van kromp. Dit kruid is daarom verzameld en wordt gebruikt als een medicijn om splenetische mensen te genezen. De Kretenzers noemen het ἄσπληνον (asplènon). We kunnen dus uit voedsel en water leren welke locaties van nature ongezond of gezond zijn.
Vitruvius merkt verder op dat bij het offeren van dieren opgelet wordt hoe de ingewanden eruit zien. Naast het feit dat daar goddelijke opvattingen aan schijnen te kunnen worden ontleend, kan iemand ook zien of er iets geks aan de hand was met het dier. Vitruvius is dan ook een groot voorstander van het offeren van controleren van ingewanden, zij het om een, naar het lijkt, seculiere reden.

Boekentip voor vandaag:
Vitruvius, The Ten Books On Architecture

woensdag 15 mei 2013

De held verstoort de verkiezingen

Ruim een jaar geleden besprak ik een passage uit het werk van de Romeinse historicus Marcus Velleius Paterculus (±19 v.Chr - na 31 n.Chr.) die zich druk maakte over het feit dat dat een volkstribuun Cicero verbande omdat hij nit eens meer iemand zonder eerlijk proces mocht omleggen. Vandaag komen we bij een andere constitutionele opmerking van dezelfde historicus. Hij vertelt over de consul Gaius Sentius Saturninus (±60 v.Chr. - 12/14 n.Chr.) die bij afwezigheid van de keizer de opdracht kreeg om verkiezingen voor een aantal posities te runnen. Eén van de gegadigden voor de positie van praetor was Marcus Egnatius Rufus en Sentius was geen voorstander van diens kandidatuur. Velleius Paterculus vertelt (Romeinse Geschiedenis II.92.2-5):
[...] maar heel speciaal [naast een aantal andere goede dingen] vervulde hij [Sentius] de rol van consul bij het houden van verkiezingen. Want kandidaten voor de rol van praetor die hij ondermaats vond, verbood hij mee te dingen en als ze volhielden dat ze tóch doorgingen, dreigde hij met consulaire sancties als ze naar de Campus Martius [het Marsveld, de plek waar de verkiezingen werden gehouden] kwamen, en hij keerde zich ook tegen Egnatius. Deze was toen op het hoogtepunt van zijn populariteit en koesterde de hoop dat hij na zijn periode als praetor aansluitend het consulaat zou krijgen, zoals hij ook van aedile meteen praetor was geworden. Sentius verbood hem mee te dingen, maar slaagde er niet in dit door te zetten, waarna hij zwoer: al werd Egnatius met de steun van het volk tot consul verkozen, toch zou hij de man niet formeel benoemd verklaren. Dit was een actie die naar mijn mening de vergelijking aankan met ieder glansrijk optreden van consuls van vroeger. Maar ja, van nature prijzen wij liever wat we horen van anderen, dan wat we zelf zien en bekijken we het heden met scheve ogen en het verleden met blinde bewondering, want het ene overweldigt ons, geloven we, en van het andere kunnen we juist leren.
Een actie waar we een les uit kunnen trekken, dus. Het is opvallend om te zien dat Velleius Paterculus ook hier duidelijk is dat het niet om de constitutionele structuur gaat, maar om de poppetjes. Een heel ander idee van verkiezingen dan we tegenwoordig zeggen te hebben.

Boekentip voor vandaag:
Velleius Paterculus, Van Troje tot Tiberius

maandag 13 mei 2013

Overdrijven is ook een vak!

De Romeinse keizer Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.) had geen vaste structuur om zijn heerschappij op te bouwen; hij moest alles zelf opzetten. Augustus was daar zeer succesvol in en dat is één van de belangrijkste redenen waarom hij de geschiedenis in is gegaan als één van de grootste heersers aller tijde. Eén van de zaken die hij moest regelen, was de opvolging van zijn positie voor als hij zou komen te overlijden. De eerste paar keuzes die hij had, stierven voor zijn overlijden en uiteindelijk was het Tiberius Claudius Nero (42 v.Chr. - 37 n.Chr.) die hem zou opvolgen als keizer Tiberius.

Tiberius had al een naam gevestigd gedurende de regeerperiode van Augustus, met name als een legeraanvoerder. Hij won belangrijke veldslagen in met name de Balkan en kreeg daarmee veel aanzien. Volgens de Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n.Chr.) was het wel een man met een naar karakter. Toch besloot Augustus hem als zoon te adopteren en als opvolger aan te wijzen. In zijn biografie van Tiberius beschrijft Suetonius hoe Augustus zijn mister fix-it-all aanschreef in brieven. (Tiberius 21.6):
[...] "Wanneer ik hoor of lees dat je door je niet aflatende inspanningen verzwakt bent, vaart er een huivering door mijn lichaam en smeek ik je om jezelf te ontzien, want als je moeder en ik moeten horen dat je ziek bent, is dat ons einde en komt de hele positie van het Romeinse rijk in gevaar."
Je kunt ook overdrijven natuurlijk!

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome

zaterdag 11 mei 2013

Van de regen in de drup

De Romeinse senatoren hadden een hele slechte naam, omdat ze er nogal een handje in hadden zichzelf te verrijken door het misbruiken van hun positie. Gouverneurs van de provincies lieten grote sommen belastinggeld in eigen zak verdwijnen en rechters namen steekpenningen aan om hun besluit te beïnvloeden.

De reputatie van de senatorenstand was een zeer bruikbaar wapen voor politici om de steun van de bevolking te krijgen. Het is dan ook weinig verrassend dat deeerder volkstribuun  Gaius Sempronius Gracchus (154 - 121 v.Chr.) daar werk van maakte. Volgens de Alexandrijnse historicus Appianus (±95 - ±165 n.Chr.) bedacht hij een strategie om ervoor te zorgen dat de senatoren zich niet meer zo zouden kunnen verrijken. Wat hij deed was dat hij een groot deel van de rechtsprekende bevoegdheden van de senatoren overdroeg aan een andere stand: de equites, of de ridderstand. Dit zorgde er inderdaad voor dat de senatoren deze koe niet meer konden melken. Appianus geeft echter aan wat ervoor in de plaats kwam (De Burgeroorlogen I.22):
Zij [de equites] raakten ook verslaafd aan het aannemen van steekpenningen en toen ze deze enorme opbrengsten hadden geproefd, laafden ze zich daar nog lager en met nog minder matiging aan dan de senatoren deden. Zij kochten mensen om die de rijken van dingen beschuldigden en ze schaften de rechtbanken voor het aannemen van steekpenningen volledig af, deels door het onderling met elkaar eens te zijn en deels door open geweld, zodat het uitvoeren van dit soort onderzoek volledig overbodig werd. Op die manier kwam door deze wet een nieuwe klassenstrijd op die een lange tijd duurde en die niet minder verderfelijk was dan de vorige.
Dus we raakten van de regen in de drup...

Boekentip voor vandaag:
Appianus, The Civil Wars

donderdag 9 mei 2013

Tuig!

In de week waarop het Nederlandse kampioenschap voetbal is beslist, zie je overal supporters uitdragen dat ze voor Ajax zijn. Sommigen lopen er net iets excentrieker bij dan gebruikelijk en soms, als je goed kijkt, krijg je echte hooligans te zien. Goed moment om eens naar het Oudheid-equivalent van de voetbalsupporter te kijken. Een half jaar geleden kwamen we de hooligans tegen die het keizer Justinianus (482/483 - 565 n.Chr.) erg moeilijk maakten. Vandaag komen ze terug. De Byzantijnse geschiedschrijver Procopius (kort voor 500 - na 562 n.Chr.) vertelt hoe deze mensen eruit zagen (De Geheime Geschiedenis VI.8-10):
In de eerste plaats veranderden de leden van de groeperingen hun haardracht naar een nogal nieuwe stijl, want ze knipten het totaal niet zoals de andere Romeinen dat deden. Ze raakten hun snor en baard namelijk niet aan, maar ze wilden altijd dat het haar daarvan heel lang groeiden zoals de Perzen dat doen. Maar het haar op hun hoofd knipten zij af tot aan de slaap, terwijl ze het deel erachter naar beneden lieten hangen met een enorme lengte en een belachelijke stijl, net als de Massagetae dat doen. Daarom noemde men dit de "Stijl van de Hunnen".
Dit doet me denken aan het Duits Elftal en aan New Kids...

Boekentip voor vandaag:
Procopius, The Secret History

dinsdag 7 mei 2013

Een jongen mag niet huilen

Een paar weken geleden besprak ik een stukje van de Griekse historicus Herodotus van Halicarnassus (±485 - ±425 v.Chr) die de gebruiken van de Perzen beschrijft. Toen kwam de politieke besluitvorming waar drank aan te pas kwam, aan bod. Vandaag vertelt Herodotus over de opvoeding van kinderen bij de Perzen. Hij zegt dat iemand onder de Perzen heel veel aanzien genoot als hij veel zonen heeft. De koning beloonde de man met het grootste aantal zoons zelfs. Opmerkelijk is wel dat deze man zijn kroost alleen niet te zien kreeg (De Historiën I.136.2):
Ze leiden hun jongens van vijf tot twintig jaar oud op en leren hen slechts drie dingen: paardrijden, boogschieten en eerlijkheid. Een jongen wordt door zijn vader niet gezien voor hij vijf jaar oud is, maar leeft met de vrouwen. Het doel hiervan is dat, als de jongen sterft in zijn eerste jaren, de vader hier geen verdriet om zal hebben.
Opvallend is hier dat Herodotus nergens zegt wie de vrouwen zijn. Hoort de moeder of een oudere zus daar bij? Is het als het kind sterft niet zo erg als zij daar verdriet om hebben? Deze paar regeltjes zeggen een hoop over de genderverhoudingen bij de Perzen (of over de vooronderstellingen die Herodotus daar zelf bij heeft; dit kunnen we moeilijk controleren). 

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

zondag 5 mei 2013

Oorlog om een overdreven doodstraf

Oorlogen worden soms gestart om hele specifieke gebeurtenissen, hoewel er vaak iets achter zit. Dat was met de Eerste Wereldoorlog volkomen duidelijk. De hele wereld stortte zich in een frenzy die feitelijk niets te maken had met de moord op Franz Ferdinand van Oostenrijk. Zo was het ook in de Oudheid. In 200 v.Chr. brak er in Griekenland een oorlog uit tussen Macedonië en Athene (waar snel andere mogendheden bij betrokken raakten) en deze oorlog kwam voort uit een incident rond de Mysteriën van Eleusis, een voor de Atheners belangrijke cultus die onder meer de eerder genoemde kykeon-drank van de godin Demeter bevatte.

Volgens de Romeinse historicus Titus Livius (59 v.Chr. - 17 n.Chr.) werd het Mysterie opgeschrikt door het bezoek van twee jongemannen (Vanaf de stichting van de stad XXXI.14.7-8):
Twee jonge mannen uit Acarnania [een gebied geallieerd aan de Macedoniërs] hadden de tempel van Demeter gedurende de Mysteriën van Eleusis betreden, hoewel ze niet geïnitieerd waren, zonder dat ze wisten dat ze heiligschennis pleegden en door gewoon de menigte te volgen. Hun woorden hadden hen eenvoudig verraden, want ze stelden domme vragen; en hoewel het duidelijk was dat ze openlijk en per ongeluk waren gekomen, werden ze ter dood gebracht alsof ze een vreselijke misdaad hadden gepleegd.
Dit incident leidde tot een reactie van de Macedoniërs, waarna terug werd geslagen en er was een oorlog. Je ontkomt niet aan de indruk dat dit anders had kunnen worden opgelost, zoals zoveel van dit soort gevallen in de geschiedenis, oud en nieuw.

Boekentip voor vandaag:
Livius, The History of Rome from its Foundation

vrijdag 3 mei 2013

Dan niet hè!

Een klein halfjaar geleden kwam de dood van de grote Griekse filosoof Socrates (±470 - 399 v.Chr.) al eens aan bod. Socrates stierf door het drinken van gif. Dat was zijn straf omdat hij veroordeeld was voor het niet eren van de traditionele goden, het introduceren van nieuwe goden en het hebben van een negatieve invloed op de jeugd van Athene. Dit verhaal is wel bekend.

Socrates had echter wel een aantal medestanders, waaronder de redenaar Lysias die een speech had geschreven om Socrates vrij te pleiten. De Griekse biograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) vertelt wat Socrates' reactie op de speech was (Socrates 40-41):
[...] De filosoof [Socrates] las, nadat Lysias een verdedigingsrede voor hem had geschreven, deze door en zei: "Een prachtige speech, Lysias; maar het is niet geschikt voor mij." Want het was simpelweg meer gerechtelijk dan filosofisch. Lysias zei: "Als het een prachtige speech is, hoe kan het dan niet geschikt voor je zijn?" "Nou," antwoordde hij, "zouden een prachtig gewaad en prachtige schoenen niet net zo ongeschikt zijn voor mij?"
Dan niet hè!

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, The Lives of Eminent Philosophers

woensdag 1 mei 2013

Wat ik vind dat hij zou hebben moeten zeggen in die situatie

Gek genoeg kwam ik er onlangs achter dat misschien wel de grootste historicus uit de Oudheid, Thucydides (±460 - ±400 v.Chr.) nog nooit aan bod is gekomen op mijn blog. Thucydides beschreef in zijn verbazingwekkend modern en wetenschappelijk overkomend werk de Peloponnesische Oorlog (431 - 404 v.Chr.) waar Athene en Sparta elkaar de tent uit vochten en waarin hij zelf ook een rol speelde. In zijn inleiding geeft hij een aantal disclaimers door, waaronder eentje over toespraken, die een belangrijke rol spelen in de geschiedschrijving in de Oudheid.

Toespraken zijn al eerder aan bod gekomen op dit blog (vorige week en helemaal in het begin) en in die eerste blogpost noemde ik Thucydides al. Eén van de bekendste scenes uit zijn werk is een grafrede die de Atheense politicus Perikles (495 - 429 v.Chr.) zou hebben uitgesproken. Opvallend is dat Thucydides wel 'citeert', maar in de inleiding op zijn werk duidelijk aangeeft wat hij doet (De Peloponnesische Oorlog I.22.1):
Wat betreft de toespraken in deze geschiedenis, sommigen waren gedaan voor de oorlog begon en anderen terwijl die bezig was; sommigen heb ik zelf gehoord, anderen kreeg ik van mijn verschillende informanten; het was in alle gevallen moeilijk om ze woord voor woord te onthouden, dus heb ik er de gewoonte van gemaakt om de sprekers te laten zeggen wat de situatie in mijn mening vereiste van hen, terwijl ik natuurlijk zo dicht mogelijk tegen het algemene gevoel van wat ze werkelijk zeiden, bleef.
Het is wonderlijk je te realiseren dat ik een paar regels terug nog zei dat Thucydides een hele wetenschappelijke aanpak had. Het is altijd goed opletten bij het lezen van deze bronnen. Dat blijkt maar weer.

Boekentip voor vandaag:
Thucydides, The History of the Peloponnesian War