Tot 40% extra korting op winters assortiment!

zaterdag 31 maart 2012

Zwemspullen meebrengen

Ik ben jarig vandaag!


Vlakbij Vindolanda in Schotland, was Claudia Severa, de vrouw van een legercommandant daar, ook jarig en wel op 11 september. Zij stuurde haar vriendin of zus Lepidina deze brief op één van de Vindolandatabletten die nu in het British Museum te bezichtigen zijn (Vindolandatabletten, 291):




Ik kan het zelf niet lezen, maar volgens de kenners staat er (vrij vertaald):
Claudia Severa groet haar Lepidina. Ik nodig je van harte uit om op 11 september naar ons toe te komen voor de viering van mijn verjaardag, zuster, om de dag nog leuker te maken door hier te komen, als je er bent. Doe van mij de groeten aan jouw Cerialis. Mijn Aelius en mijn kleine zoon sturen hem hun groeten. Ik verwacht je, zuster. Vaarwel, zuster, mijn dierbare, ik hoop dat het goed gaat en groet. Aan Sulpicia Lepidina, vrouw van Cerialis, van Severa.
Dat moest echt een feest zijn geworden!

donderdag 29 maart 2012

Creatief met kolen

In de Oudheid was het vrij gebruikelijk dat iemand die ter door veroordeeld, gedwongen werd zelfmoord te plegen. Een bekend voorbeeld is dat van de Griekse wijsgeer Socrates die ons niet alleen zijn gedachten heeft gegeven, maar ook de uitdrukking "de gifbeker helemaal leegdrinken". Soms was de zelfmoord min of meer vrijwillig, zoals bij Cleopatra die volgens de bronnen een gifslang in haar vertrek had laten smokkelen toen ze gevangen werd gehouden. Sommigen kozen voor het zwaard, maar het kan allemaal nog veel creatiever, zoals Marcus Velleius Paterculus (±19 v.Chr - na 31 n.Chr.) aangeeft wanneer hij het over Servilia, de vrouw van Lepidus de Jongere (overleden in 30 n.Chr), heeft. Die bedacht een hele bijzondere manier (Romeinse Geschiedenis II.88:3):
Servilia, Lepidus' vrouw, mag op één lijn worden gesteld met de eerder genoemde vrouw van Antistius [die zichzelf doodstak]: door gloeiende kooltjes in te slikken bereidde zij zichzelf een voortijdige dood, die tegelijkertijd de herinnering aan haar naam onsterfelijk maakte.
Ja, dat is nu bij uitstek zo'n stukje dat 2000 jaar later in een blog terecht komt.

dinsdag 27 maart 2012

Brandweer? Veel te gevaarlijk!

Bij geschiedwerken denkt iedereen intuïtief aan de boeken over veldslagen en biografieën van keizers en generaals. Wat echter zeker zoveel zegt over wat er in een oude tijd gebeurde, is de small talk. Vaak komt die in de vorm van achteloze opmerkingen in de Grote Verhalen tot ons, maar soms zijn er hele gewone stukjes communicatie overgebleven waar we heel veel informatie uit halen.

Om erachter te komen hoe het gigantische Romeinse rijk werd bestuurd, is het fantastisch dat onder keizer Trajanus (53 - 117 n.Chr.) een gouverneur werd ingesteld over de provincie Bithynia in Noord-Turkije. Deze man, Gaius Plinius Caecilius Secundus, beter bekend als Plinius de Jongere (62 - ±113 n.Chr.) heeft verschillende malen advies geprobeerd in te winnen bij de keizer waar hij voor beslissingen stond. Dat deed hij via briefwisselingen met Rome. Een aantal van deze brieven is, samen met het antwoord van de keizer overgeleverd, waaronder eentje over brandbestrijding in de stad Nicomedia (Brieven 10:33 (3e brief)): 
Een verwoestende brand brak uit in Nicomedia en verwoestte een aantal privé-huizen en twee openbare gebouwen -- het hofje en de tempel van Isis -- hoewel er een weg tussen lag. Het vuur werd toegestaan verder te verspreiden dan nodig was, allereerst door de sterke wind en daarnaast door de luiheid van de burgers waarvan algemeen wordt aangenomen dat zij daar stonden en geen actie ondernomen, terwijl ze de grote uitslaande brand aanschouwden. Daarnaast was er geen enkele openbare brandweervoorziening en geen emmer aanwezig en geen enkel apparaat voor het beheersen van het vuur. Deze zullen echter worden verstrekt bij bestellingen die ik al heb gegeven. Maar, Sire, ik zou graag willen dat u bekijkt of u vindt dat er een brandweer van ongeveer 150 mannen moet worden gevormd. Ik zal ervoor zorgen dat niemand die geen echte brandweerman is, toegelaten zal worden en dat het gilde de regels die ze krijgen niet zullen misbruiken. Er zal nogmaals geen probleem zijn om zo'n klein groepje in de gaten te houden.
"Meneer, er zijn hier branden. Mag ik een brandweer opzetten?" Tussen de regels door valt op te maken dat Plinius wel inziet dat de keizer problemen verwacht. Het antwoord van Trajanus is dan ook duidelijk (volgende brief):
Je hebt het idee gevormd van een mogelijke brandweerorganisatie in Nicomedia naar het model van verschillende anderen die al bestaan. Maar vergeet niet dat de provincie Bithynia en dan met name stadstaten als Nicomedia, een prooi zijn van facties. Hoe je ze ook noemt en hoe goed de redenen voor organisaties ook zijn, ze zullen spoedig degenereren in gevaarlijke geheime genootschappen. Het is slimmer om ervoor te zorgen dat er apparatuur is en om eigenaren te stimuleren om ze te gebruiken en, als het nodig is zet de menigte, die de zelfde dienst gebruikt, ertoe aan.
Brandweer? Te gevaarlijk!

zondag 25 maart 2012

"Jullie zijn beter dan wij"

Koning Darius II van Perzië had twee zoons: Artaxerxes en Cyrus de Jongere die na de dood van de koning in een strijd om het koningschap verwikkeld raakten. Artaxerxes werd na Darius' dood koning gekroond en Cyrus werd in Turkije gelegerd als gouverneur. Cyrus ging hier echter niet akkoord en rukte op naar Mesopotamië (het huidige Irak) waar hij zijn broer van de troon wilde stoten. 


Om met een zo groot mogelijk leger op te kunnen draven, maakte Cyrus gebruik van een beproefde recruteringsmethode in de Oudheid: hij nam huurlingen in dienst. Huurlingen waren mensen die zich voor het geld en/of het avontuur lieten inhuren door generaals en andere lieden die soldaten nodig hadden om vervolgens een oorlog te voeren waar ze misschien niets mee te maken hadden. 


De huurlingen die Cyrus in dienst nam, waren Grieken. Dit trotse volk had altijd al een hoge pet van zichzelf en dat was hier ook niet anders. Temidden van het huurlingenleger bevond zich een jonge leerling van Socrates, Xenophon (±430 - 355 v.Chr.) die kennelijk ook belust was op geld en avontuur, maar die vooral bekend werd omdat hij de onderneming optekende in zijn Anabasis, één van de bekendste werken uit de Griekse Oudheid.


Toen Cyrus en zijn Perzisch-Griekse coalitie vlakbij het huidige Baghdad was, kregen zij door dat Artaxerxes een leger van ruim een miljoen soldaten (jaaaaja) op de been had weten te brengen toen hij net op tijd op de hoogte was van de invasieplannen van zijn broertje. Aan de vooravond van de aanstaande Slag bij Cunaxa (401 v.Chr.) riep Cyrus zijn onderbevelhebbers bij zich om de tactiek te bespreken en hen moed in te spreken (Anabasis I.7:3-4):
'Mannen van Griekenland, het is niet uit gebrek aan barbaren dat ik jullie als bondgenoten meeneem, maar omdat ik jullie veel moediger en veel doelmatiger houd dan massa's barbaren; dát is de reden waarom ik jullie aan mijn leger heb toegevoegd. Toont dat jullie de vrijheid die jullie bezitten en waarmee ik jullie gelukwens, waard zijn. [...] Jullie zullen voor een ontelbare massa vijanden staan en die zullen onder geweldig geschreeuw aanstormen. Zo jullie daartegen bestand blijken, moet ik me voor de rest schamen bij de gedachte dat jullie zullen ondervinden wat voor slag van mensen mijn landgenoten zijn.'
Je zou bijna medelijden gaan voelen voor die arme Perzen. Als hun potentiële koning (Cyrus stierf tijdens de volgende slag, dus uiteindelijk werd dat niks) al zo over zijn volk denk... Of zou het zijn dat Xenophon deze toespraak zelf bedacht heeft?

vrijdag 23 maart 2012

Crassus was boos

In de Romeinse tijd was er geen scheiding tussen de verschillende soorten van macht. Het idee van de trias politica (scheiding van de wetgevende (parlement), uitvoerende (kabinet) en rechtelijke macht (rechtbank)) is van ver ná de Romeinse tijd. Naast dit takenpakket hadden leidende figuren vaak ook religieuze posities en dienden zij bovendien als bevelhebbers in het leger.


Marcus Licinius Crassus (115 - 53 v.Chr.), de eerdergenoemde fat cat van Rome, was naast vooraanstaand politicus en zakenman ook een generaal in het leger. Toen de bekende opstand van Spartacus uitbrak, werd Crassus naar Campanië gestuurd met als opdracht om in te grijpen. Hij stuurde een onderbevelhebber met een leger om de slaven en gladiatoren te bevechten, maar deze werden verslagen. In zijn biografie van Crassus schrijft Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) hoe ontevreden de generaal was met het feit dat een groot deel van het leger de wapens afwierp (waardoor Spartacus meer mensen kon bewapenen) en wegrende van het slagveld (Crassus 10.2-3):
Crassus gaf Mummius [de onderbevelhebber] zelf een zeer harde ontvangst na dit voorval. Hij bewapende zijn soldaten opnieuw en liet hen garanties geven dat ze in de toekomst hun wapens in bezit zouden houden. Vervolgens nam hij er 500 van hen die als eersten waren gevlucht en die zichzelf als de grootste lafaards hadden getoond. Hij verdeelde hen in vijftig groepen van tien man en bracht van iedere groep één man ter dood, door het lot bepaald.
Dit gebruik van decimatio waar ons woord decimeren vandaan komt, was in de Romeinse tijd al heel uitzonderlijk en werd als verschrikkelijke belediging ervaren, maar als Crassus één ding duidelijk maakte, dan was dat dat hij geen lafheid tolereerde. Uiteindelijk werd Spartacus verslagen.

woensdag 21 maart 2012

Munten en burgerrechten

Onderzoek naar gebeurtenissen in de Oudheid leveren vaak interessante discussies op omdat in veel gevallen de bronnen onduidelijk zijn of elkaar tegenspreken. Een voorbeeld daarvan is de kwestie van de Romeinse Bondgenotenoorlog (91 - 88 v.Chr.) waar ik op ben afgestudeerd (graag een reactie als de link niet werkt). Tijdens de Bondgenotenoorlog kwam een aantal volkeren uit midden-Italië in opstand tegen de Romeinen en op Wikipedia staat dat dit was omdat ze Romeins burgerrecht wilden. Alsof er geen discussie over is.

Op onderstaande munt is een duidelijke aanwijzing voor en heel ander doel van de oorlog te zien. Wellicht was het doel namelijk niet het verwerven van politieke rechten binnen de Romeinse wereld, maar het omverwerpen van de Romeinse wereld. 
Deze munt is geslagen door de vijanden van de Romeinen in die periode. Op de voorzijde van de munt staat in het Oskisch (een taal die van rechts naar links gelezen wordt en letters kent die op ons schrift lijken) de naam van één van de legeraanvoerders van de opstandelingen, Mutilu (Mutilus) en een titel Emratur (zegevierende generaal, verwant met het Latijnse Imperator en het Engelse Emperor). De afbeelding op de keerzijde (achterkant) van de munt laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Onderaan staat de rest van de naam van de generaal en op de afbeelding is te zien dat een duidelijk seksueel opgewonden stier een wolf vertrapt.


In een tijd waarin massamedia nog niet bestonden, waren munten voor machthebbers vaak de beste manier om snel een duidelijke boodschap over te dragen. Mutilus liet duidelijk weten wat zijn intenties waren. De wolf, het symbool van de Romeinen, werd vertrapt door een stier die zichtbaar bijzonder mannelijk was. Zie pagina 34-36 van mijn scriptie over waar de stier voor stond. Hoe dan ook is het boeiend te zien hoe een boodschap als deze op een muntje van hooguit enkele centimeters is gezet. Je vraagt je wel af of een scène als deze zal hebben bijgedragen aan de uiteindelijke beslissing van de Romeinen om na de oorlog de vijand burgerrechten te geven.

maandag 19 maart 2012

De kleren van de keizer

Gaius Octavius is de man die het Romeinse staatsbestel helemaal omgooide van een Republiek naar het Principaat (een soort soft keizerschap waar de keizer naar buiten toe deed alsof hij een soort eerste onder de gelijken was. princeps betekent "eerste" en is daarmee een soort premier naar buiten toe. Onder Diocletianus begon het Dominaat, waar de keizer dominus (heerser) was.). Hij werd bekend als Augustus (63 v.Chr. - 14 n.Chr.), de eerste keizer van Rome.


Deze Grote Hervormer heeft dus politiek nogal wat voor elkaar gekregen. Het gaat te ver om nu in te gaan op de interessante manier waarop hij dat deed. Daar zal later vast meer ruimte voor zijn. In één ding was Augustus heel erg conservatief en dat is in uiterlijke schijn. De macht die hij had, die werd netjes in een republikeins jasje gegoten en over jasjes gesproken, Augustus had zo ook zijn opvattingen over de nieuwe trends in de modewereld. Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.), de bekende biograaf van de keizers, schrijft (Augustus 40:5):
Zelfs streefde hij ernaar de traditionele Romeinse kleding in ere te herstellen en eens bracht hij tijdens een volksvergadering de aanblik van de menigte in donkere mantels hem tot de verontwaardigde uitroep: 'Zie daar "de Romeinen, de meesters van de wereld, het volk gehuld in de toga"!' [hij citeert hier de oorsprongsmythe van de Romeinen, Aeneis door Vergillius, die iedereen wel kende] Aan de aediles [belangrijke locale politieke leiders] gaf hij de opdracht vanaf die dag niemand meer toe te staan zich op of bij het Forum op te houden, als hij geen toga droeg en zijn mantel had afgelegd.
Mantels zijn zó vorige zomer. De toga is weer helemaal in!

zaterdag 17 maart 2012

Hoe de barbaar barbaars werd

Oorlog was in de Oudheid, net als nu, vaak minstens evenzeer een kwestie van een wij-gevoel tegen de zo compleet andere vijand die vaak niet eens menselijk bleek te zijn als het aan ons lag. Dit was met name zeer sterk als de vijand zich zó anders gedroeg dan wij dat er wat achter moest zitten. 


ATILA. FLAGELVM DEI 
(Attila, de Gesel van God)
Wikipedia

In de vijfde eeuw hadden de Romeinen en Byzantijnen hun handen vol aan de dreiging van een ruitervolk uit het Noordoosten, de Hunnen. Zij werden geleid door misschien wel de meest gevreesde figuur uit de wereldgeschiedenis, Attila (±406 - 453 n.Chr.). De Hunnen onder Attila hebben ons een nieuw woord gebracht: "barbaars". De oorspronkelijke betekenis van "barbaar" (barbaroV) betekende niets meer dan zij die geen Grieks spraken, maar klanken als "bar" uitbrachten. Dat plunderen en gruwelijk verminken van vrouwen en kinderen, dat hebben we van Attila.


In het inmiddels christelijke Europa werd gezocht naar verklaringen voor deze gruwel. God zou de boel op scherp hebben willen zetten en stuurde de Hunnen als gesel voor de christenen (zie afbeelding). Dit was een vrij gebruikelijke benaming voor wanneer er iemand de christenheid in gevaar bracht.


100 jaar na zijn dood werd een andere theorie over wat de Hunnen waren, opgetekend door de Gotische schrijver Jordanes (overleden na 552). Hij meende dat de Hunnen wat met zijn landgenoten te maken hadden (Getica XXIV:121-122):
We weten uit de oude tradities dan hun afkomst als volgt was: Filimer, de koning van de Goten, zoon van Gadaric de Grote, die de vijfde in opvolging was die de Goten sinds hun vertrek van het eiland Scandza [mogelijk Scandinavië] overheersten, -- en die zoals we hebben gezegd, het land van Scythia [het gebied tussen Oekraïne en Kazachstan] betrad met zijn volk, -- trof temidden van zijn volk bepaalde heksen, die hij in zijn moedertaal Haliurunnae noemde. Omdat hij deze vrouwen verdacht, verstootte hij hen uit het volk en dwong hen om in eenzaam ballingschap, ver weg van het leger rond te dwalen. 
Daar zagen onzuivere geesten hen rondlopen door de windernis, schonken hen hun omhelzingen en verwekten dit wrede volk dat eerst in het moeras leefde -- een onvolgroeid, smerig en miezerig volk, nauwelijks menselijk, en die geen taal had, behalve een die slechts de geringste overeenkomsten vertoonde met menselijke spraak. Zo was de afkomst van de Hunnen die naar het land van de Goten kwamen.
Iets zegt mij dat je die niet in een steegje wilt tegenkomen en zeker niet op het slagveld...

donderdag 15 maart 2012

"Alexamenos, vereer God!"

In het Oudheidkundig Museum op de Palatijn in Rome bevindt zich een stuk dat vermoedelijk in de eerste, tweede of derde eeuw van onze jaartelling tot stand is gekomen, maar nu nog relevant is:


Dit is een gekraste afbeelding, een beetje van het type "I was here" dat je op monumenten tegenkomt en het staat bekend als de Alexamenos Graffito of il graffito blasphemo (de godslasterlijke graffiti). Er zijn twee figuren afgebeeld, aan de linkerkant staat een man met een arm omhoog en aan de rechterkant staat een man met een kop van een ezel die gekruisigd is. Onder de afbeelding (hier duidelijker als tekening) staat:
AlEXAMENOS
CeBETE
QEWN
"Alexamenos, vereer God," staat hier, als bevel. Deze afbeelding geeft heel duidelijk aan wat de houding van veel Romeinen (en Grieken, dit is Grieks) en opzichte van de opkomende nieuwe godsdienst was. In een tijd waarin goden kracht uitstraalden was het vreemd dat er een god vereerd werd die bovenal bekend stond om het feit dat hij heeft geleden aan het kruis.  Wat is een god waard als hij je niet beschermt tegen de gevaren van de wereld en zich zelfs laat doden? 

dinsdag 13 maart 2012

Mag dat ook al niet?!

De Romeinse historicus Marcus Velleius Paterculus (±19 v.Chr - na 31 n.Chr.) staat bekend als een gekleurd historicus. Twee mensen komen buitengewoon positief naar voren in zijn werk: de keizer uit zijn tijd, Tiberius (42 v.Chr - 37 n.Chr), en de beroemde redenaar uit de eeuw vóór zijn tijd, Marcus Tullius Cicero (106 - 43 v.Chr.).


Volgens Velleius is Cicero behoorlijk wat onrecht aangedaan. In zijn Romeinse Geschiedenis schrijft hij over de tegenwerking die de arme redenaar kreeg van de tribuun (een leidende politieke figuur)  Publius Clodius Pulcher (II.45:1-2):
Tijdens zijn tribunaat kwam Clodius met een wetsvoorstel dat al wie zonder rechterlijk vonnis een Romeins burger ter dood had gebracht werd bestraft met verbanning. De naam Cicero viel hier niet expliciet, maar het wetsvoorstel was uitsluitend gericht tegen hem. En zo heeft een man met uitmuntende verdiensten jegens de staat het loon gekregen voor het behoud van het vaderland: het rampzalig lot van een balling.
Gelukkig werd Cicero na de termijn van Clodius weer teruggeroepen uit zijn vreselijke ballingschap aan de Griekse kust. Blijkbaar kon je in die tijd niet eens meer iemand zonder een eerlijk proces om zeep helpen!

zondag 11 maart 2012

Lief zijn tegen elkaar!

In de laatste jaren van de regering van keizer Caligula (regerend van 37 tot 41 n. Chr.) en het begin van de regering van zijn opvolger was sprake van een hoop tumult in de metropolische stad Alexandria ad Aegyptum. Toen Caligula in januari werd gedood, kwam Claudius (10 v.Chr - 54 n.Chr.) aan de macht. In het najaar van dat jaar waren de onlusten een beetje weggeëbd en nam de keizer de moeite een brief te sturen die bij decreet van de gouverneur niet alleen voorgelezen werd, zoals gebruikelijk was, maar op openbaar getoond.


In de brief besteedt de keizer wat aandacht aan staatszaken rond burgerrecht voor mensen en het oprichten van standbeelden. Over het conflict tussen de Grieken en de Joden in de stad is hij duidelijk:
Wat betreft de verstoring en rellen tegen Joden - of liever, om de waarheid te zeggen, de oorlog - en welke mensen daar verantwoordelijk voor waren, ben ik, ondanks het feit dat uw gezanten in de confrontatie (met hun tegenstanders) het krachtigste waren - in het bijzonder Dionysios, de zoon van Theon - niet bereid een streng onderzoek in te stellen en ik bewaar in mij zelf onberouwvolle woede voor diegenen die het opnieuw doen oplaaien. Ik zeg u simpelweg dat ik, tenzij er een einde komt aan deze verwoestende en meedogenloze woede van jullie tegen elkaar, gedwongen zal zijn jullie te laten zien wat voor persoon een goedwillende leider kan zijn als hij tot rechtvaardige woede gebracht wordt.

Claudius gaat verder door te stellen dat de joden een zekere godsdienstvrijheid genieten, maar dat ze zich wel moeten gedragen en zeker geen losse missies naar Rome sturen alsof ze een andere stad zijn. Alexandria was een multiculturele stad, zoals Amsterdam en New York tegenwoordig, en Claudius hechtte daar duidelijk waarde aan.

vrijdag 9 maart 2012

Straf achteraf

In de Griekse mythologie kwamen er nogal wat zaken bij kijken als iemand stierf. De dode had een probleem als hij geen geld had voor Charon, de man die de veerpont naar de Onderwereld bestuurde. In de Onderwereld werden de schimmen van de overledenen berecht en ondergebracht in de betreffende afdeling. 


Eén van degenen die het niet getroffen had, was Sisyphus, de stichter en koning van de stad Korinthe. Hij had geprobeerd oppergod Zeus te misleiden en had De Dood in de boeien geslagen. Pas nadat de oorlogsgod Ares eraan te pas kwam, werd hij ingerekend en naar de Onderwereld gebracht. Daar had men een creatief bedachte straf voor hem in petto. De Romeinse filosoof Titus Lucretius Carus (±99 - ±55 v.Chr.) vertelt (De Rerum Natura III.1006-1008) dat hij de straf kreeg,
Om met de schouder een steen de heuvel op te duwen 
Die toch weer terug komt rollen vanaf de top, 

En regelrecht maakt voor het niveau van de vlakte.
Vermoedelijk zou hij daar na een paar decennia wel genoeg van gekregen hebben, maar daar had hij eerder aan moeten denken! De goden lieten graag zien wie de baas was als je daar aan twijfelde.

woensdag 7 maart 2012

Doortastende buitenlandse politiek

Rome heeft in haar bestaan een aanzienlijk rijk opgebouwd, van Schotland tot Irak en van Marokko tot Roemenië. Opvallend is dat de Romeinen zich ook bemoeiden met aangelegenheden in gebieden die niet onder hun macht stonden. Zo stond halverwege de tweede eeuw voor Christus de Syrische koning Antiochus Epiphanes (±215 - 164 v.Chr.) voor de poorten van Alexandrië in Egypte, waar hij bezig was de stad te belegeren. De Romeinen waren het hier niet mee eens en stuurde de gezant Marcus Popilius Laenas met één opdracht: zorg dat de Syriër het beleg opheft. In verschillende bronnen komt naar voren wat Laenas deed. De Romeinse historicus Marcus Velleius Paterculus (±19 v.Chr - na 31 n.Chr.) schrijft hierover (Romeinse Geschiedenis I.10:2):
Popilius maakte zijn boodschap duidelijk, waarna de koning zei dat hij er eens over zou denken. Toen trok de gezant met zijn staf een cirkel om de koning heen en formuleerde het als een bevel: eerst antwoord geven, dan pas mocht hij de cirkel in het zand uit. Zo kapte Romeinse kordaatheid 's konings overwegingen af, de order werd uitgevoerd.
Wellicht is dit een manier om geweld te stoppen als de VN Veiligheidsraad blijft dwarsliggen.

maandag 5 maart 2012

Hannibal en de brandende koeien

De Romeinen waren bang. Ze waren bang voor één van de grootste militaire genieën uit de geschiedenis, voor Hannibal Barca (247 - 183 v.Chr.), de generaal uit Carthago in het tegenwoordige Tunesië, de man die zijn olifanten via Spanje over de Alpen stuurde en Rome onverwacht vanuit het Noorden bestookte. Hannibal haalde meer dan eens opmerkelijke tactieken uit zijn trukendoos en wist voor de Romeinen nogal wat zweethandjes te veroorzaken. De Romeinse geschiedschrijver Cornelius Nepos (±100 - ±25 v.Chr.) beschrijft in zijn biografie van Hannibal één van die truuks (XXIII Hannibal V.2):
Hij misleidde Fabius, een zeer bekwame commandant, want hij stak, toen de nacht gekomen was, een ​​aantal bundels van takjes in brand, bond deze vast op de hoornen van de runderen, en reed een groot aantal van die koeien her en der verspreid naar voren. De plotselinge aanblik van dit schouwspel veroorzaakte zo'n paniek in het Romeinse leger, dat niemand zich waagde te vertonen voorbij de wal.

zaterdag 3 maart 2012

Camillus de godenlokker

In een wereld waarin de meeste religies uit gaan van het bestaan van één god is het Romeinse concept van religie voor veel mensen vreemd. Naast het feit dat er sprake was van een meergodendom was een god een wezen waar je veel invloed op kon uitoefenen. Goden waren feitelijk hele sterke en onsterfelijke mensen, met allerlei nukken die je bij mensen verwacht. Ze woonden daarnaast fysiek in standbeelden.

Eén van de vroege vijanden van de Romeinen waren de Etrusken uit de stad Veii. In 396 v.Chr raakten Rome en Veii in oorlog en werd voor de Romeinen volgens de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius (±59 v.Chr. - 17 n.Chr.) Marcus Furius Camillus  (±446 – 365 v.Chr.), één van de helden uit de Romeinse geschiedenis, aangesteld als dictator (een tijdelijke positie met zeer veel macht). Hij begon aan de voorbereidingen voor de belegering van Veii en Livius schrijft dat de soldaten bezig werden gehouden om in ploegendienst belegeringswerktuigen te bouwen. Toen alles ongeveer klaar was, sprak Camillus zijn evocatio uit waarin hij Twee goden aanriep: een Romeinse en eentje uit Veii (Livius, Vanaf de stichting van de stad V 21:3-4):
"Onder uw leiderschap," riep hij uit,"Pythische Apollo, en geïnspireerd door uw wil, zal ik de stad Veii vernietigen en ik beloof u een tiende van de opbrengsten [van de plunder]. Tegelijkertijd vraag ik u, Koningin Juno, die nu in Veii verblijft, om zodra we hebben gewonnen met ons mee te komen naar onze stad - die binnenkort ook van u zal zijn - waar een tempel die uw grootsheid waardig is, u zal ontvangen."
Voor Romeinen bestonden alle goden. Daar was geen twijfel over mogelijk en dat was ook niet eens belangrijk. Wat gold is dat je er het beste maar voor kon zorgen dat je ze niet tegen de haren streek, want als puntje bij paaltje komt, zijn het net mensen!

donderdag 1 maart 2012

Hoe de rijkste man aan zijn geld kwam

Met de huidige economische problemen wordt vaak gewezen naar de rijken in het kapitalistische systeem die de armen uitbuiten om nóg rijker te worden. Als dit waar is, dan is dat in ieder geval niet nieuw, als we de Griekse biograaf Plutarchus (±46 - minstens 120 n.Chr) moeten geloven. In zijn biografieën bespreekt hij ook de fat cat van de Romeinse geschiedenis, Marcus Licinius Crassus (115 - 53 v.Chr.) en hoe deze alleraardigste man aan zijn geld kwam (Crassus 2:4):
[...] hij merkte op dat branden en instorting van gebouwen in Rome normaal en gebruikelijk waren, omdat de gebouwen te groot waren en te dicht bij elkaar stonden. Daarom kocht hij slaven die architecten en bouwvakkers waren en dan, toen hij er meer dan 500 van had, kocht hij huizen die ofwel in brand stonden, ofwel die vlakbij een brand stonden; de eigenaren van deze eigendommen zouden, uit angst en onzekerheid, akkoord gaan met een zeer geringe prijs. Op die manier kwam het grootste deel van Rome in zijn bezit.
In een tijd dat de brandweer nog niet bestond was het voor de meeste mensen geen optie om niet in te gaan op het aanbod van Crassus. Zo kreeg je er tenminste nog schandalig weinig voor en dat is nog altijd beter dan niks.