Tot 40% extra korting op winters assortiment!

woensdag 30 oktober 2013

Er vallen veren

De Grieken uit de Oudheid hebben nooit een tekort gehad aan interessante weetjes over verre landen waar ze nooit komen en niemand was gedrevener in het verzamelen van dit soort zaken dan de historicus Herodotus (±485 - 425/420 v.Chr.). Zo vertelt hij over de Scythen ten Noorden van de Zwarte Zee, waar Grieken zich zelden laten zien. De Scythen waren een merkwaardig volk, maar ook de wereld zelf wordt vreemder naarmate je verder uit de buurt van Griekenland komt. Ten Noorden van de regio van de Scythen merkt Herodotus een bijzonder fenomeen op (Historiën IV.7.3):
Ten Noorden van de buren van hun land kan niemand (zeggen ze) verder zien of reizen, want er vallen veren; want de aarde en de lucht zitten vol met veren en deze belemmeren het zicht.
Een bijzonder weerfenomeen. Helaas had ook Herodotus zélf zo zijn twijfels. Verderop in zijn werk geeft hij aan dat hij vermoedt dat we het over sneeuw hebben (Historiën IV.31). Beetje een anticlimax.

Boekentip voor vandaag:
Herodotus, The Histories

maandag 28 oktober 2013

De juiste dingen willen

Een hele tijd geleden besprak ik een korte uitspraak van de Griekse filosoof Epicurus (341 - 270 v.Chr.), één van mijn favoriete filosofen (en dan bedoel ik niet dat hij er grappige gedachten op nahield). In een gratis boekje zijn de doctrines van Epicurus op een rijtje gezet. Epicurus en zijn volgelingen meenden dat de beste weg naar succes de vervulling van behoeften was, maar het is te makkelijk om hedonisten van hen te maken in de zin dat iemand blind achter zijn verlangens aanloopt. Epicurus maakt dan ook sterk onderscheid tussen verschillende soorten verlangens (Doctrines 15):
De rijkdom die nodig is voor de natuur is beperkt en eenvoudig te vinden, maar de rijkdom die nodig is voor ijdele idealen, rijkt tot het oneindige.
Behoeften die natuurlijk zijn, zo meent Epicurus, die zijn in vervulling haalbaar en vaak eenvoudig te vervullen, maar als je dingen gaan verwachten die je niet kunt verwachten, omdat het er simpelweg niet in zit, blijf je er in investeren en komt het er niet uit. Dit is geen pleidooi tegen ambitie, maar tegen arrogante ambitie. Daarmee is het een citaat dat bij mij toch wel een grinnik losmaakt.

Boekentip voor vandaag:
Cassius Amicus, A Life Worthy of the Gods (gratis)

zaterdag 26 oktober 2013

De Vallende Magiër

Vorige maand besprak ik het Concilie van Nicaea (325 n.Chr.) een grote vergadering onder christelijke machtsdragers waarin aan aantal kwesties in de kerk werden opgelost. Gedurende dit concilie is ook een keuze gemaakt welke boeken er wel bij horen en welke niet, een soort voorbode op de boekenkeuze voor het Nieuwe Testament dat later vorm kreeg. Punt hier is dat een groot aantal teksten niet in de Bijbel terecht kwamen. Dit zijn de Apocriefen, veelal de boeken die in het nieuws komen als er een kruik met papyrusrollen wordt gevonden.

 Eén van de boeken die het uiteindelijk niet hebben gered, is het boek Handelingen van Petrus. Dit boek gaat over wat Petrus, of Sint Pieter als je wilt (overleden rond 64 n.Chr.) na de kruisiging van Jezus gedaan heeft. Een interessante sectie van het boek gaat over de persoon Simon Magus of Simon de Tovenaar (Simon the Sorcerer vind ik mooier klinken). Simon behoorde tot de eerder besproken groep de Magi en had magische krachten, volgens het boek. Op een gegeven moment besluit hij Petrus en het volk van Rome te laten zien hoeveel dan wel. Hij stijgt op en vliegt rondjes door de stad. Petrus is daar niet enthousiast om en besluit in te grijpen (Handelingen van Petrus XXXII):

En Petrus, die de vreemdheid van de aanblik zag, riep uit tot de Heer Jezus Christus: "Als U toestaat dat deze man bereikt waar hij aan begonnen is [aantonen dat hij kan vliegen en God daar niets aan kan doen], dan zullen allen die in U geloven beledigd zijn en de tekenen en wonderen die U hen door mij heeft gegeven, zullen zij niet geloven; haast U in Uw gratie, oh Heer, en laat hem uit de hoogte vallen en invalide raken; en laat hem niet sterven om niets, maar laat hem zijn been op drie plaatsen breken." En hij viel uit de lucht en brak zijn been op drie plaatsen. Vervolgens gooide iedereen stenen naar hem en ging naar huis en zodoende geloofden ze Petrus.
Val van Simon Magus, Benozzo Gozzoli (1461-1462)
Bron: Wikipedia

Het werkte wel...

Boekentip voor vandaag:

Jacob Slavenburgh, Valsheid in Geschrifte

donderdag 24 oktober 2013

Vieze dingen eten

De eerder aan bod gekomen koning Mithradates VI van Pontus (±119 - 63 v.Chr.) was meer dan alleen een gevreesde en gehate vijand voor de Romeinen. Hij was namelijk ook een toxicoloog, gifdeskundige van het allerhoogste niveau. Mithradates was op de hoogte van het bestaan van veel verschillende planten waar je iemand mee van kant kon maken en hij wist ook veel kennis over gif te krijgen door te testen op ter dood veroordeelden. Waar Mithradates vooral veel faam mee maakte, was Mithridatium, een vermeend soort universeel antigif waar Mithradates zelf iedere dag een kleine portie van nam om zich te beschermen tegen zijn eigen hobby.

Mithradates test zijn middelen
Bron: Toxipedia

Wat zat er in deze cocktail? Opvallend genoeg hebben we een recept. De Romeinse schrijver Aulus Cornelius Celsus (1e eeuw n.Chr.) beschrijft het. (Over Geneesmiddelen V.23.3):
[...] Het bevat 1-66 gram balsemwormkruid, 20 gram kalmoes, hertshooi, eucalyptus, sagapenum, sap van de acacia, Illirische iris, kardemom, allen 8 gram, 12 gram anijs, narduskruid, gele gentiaan en gedroogde rozenblaadjes, allen 16 gram, [...er zitten tientallen verschillende ingrediënten in...] Deze dienen te worden gestampt en opgenomen te worden in honing. Tegen vergiftiging wordt een deel zo groot als een amandel in de wijn gestopt. In andere toepassingen is een hoeveelheid zoveel als een Egyptische boon voldoende.
Je moet er wat voor over hebben om veilig te zijn. Nadeel is wel dat je dan wel veilig bent tegen gif. Dat is een nadeel, als je zelfmoord probeert te plegen. Mithradates kreeg het dan uiteindelijk niet voor elkaar en liet een Gallische officier hem maar doden met een zwaard (Appianus, Mithradatische Oorlogen 111)

Boekentip voor vandaag:
Adrienne Mayor, The Poison King (met name hoofdstuk 11: Living like a king)

dinsdag 22 oktober 2013

De Grote Ommezwaai

Soms gebeurt er iets in het leven van iemand waardoor deze persoon onherkenbaar verandert of de indruk wekt dat te doen. Voorbeelden zijn de Romeinse keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.) die na een ziekbed de mad emperor waar we allemaal zo dol op zijn, werd en de apostel Paulus (3 -64/67 n.Chr.) die na een visioen (mogelijk een zware epilepsie-aanval) aan de christelijke kant van de wereld kwam te staan. 

Een minstens even grote ommezwaai kunnen we plaatsen bij de Indiase koning Asoka de Grote (304 - 232 v.Chr.). Volgens de bronnen (voor wie Sanskriet kan lezen: klik) was de koning aanvankelijk nogal een wrede en bloeddorstige man. Zo verbrandde hij zijn harem levend omdat er daar opmerkingen over zijn uiterlijk vandaan kwamen en had hij een alleraardigst martelcomplex laten bouwen voor zijn gasten. Asoka moest je te vriend houden.




De rots waar Asoka zijn inscripties op liet zetten
Bron: Wikipedia

Zoals echter wel vaker gebeurt, Asoka kwam tot inkeer en niet zo'n beetje ook, want hij bekeerde zich tot het Boeddhisme. De vredelievende ideeën van deze religie deden hem duidelijk goed. Het moge duidelijk zijn dat zijn bijnaam De Grote uit zijn latere regeerperiode stamt, al kun je je afvragen of dit allemaal niet een beetje overdreven is, de andere kant op. Asoka liet een aantal van zijn opvattingen optekenen in edicten die gelukkig wel in vertaling te vinden zijn. Eentje daarvan geeft de complete ommezwaa van de koning weer (De Veertien Rotsedicten 2):
Overal in het domein van de door de goden geliefde koning Piyadasi [bijnaam van Asoka: "hij die met vriendelijkheid naar alles kijkt"] en [een aantal andere gebieden], overal heeft de door de goden geliefde koning Piyadasi voorzieningen getroffen voor twee soorten medische behandeling: medische behandeling voor mensen en medische behandeling voor dieren. Wanneer kruiden met medicinale werking die geschikt zijn voor mensen of dieren niet voorhanden zijn, heb ik ze laten aanvoeren en ze geplant. Wanneer wortels en vruchten met medicinale werking niet voorhanden zijn, heb ik ze laten importeren en geplant. Langs de wegen heb ik putten gegraven en bomen geplant zodat mensen en dieren daar hun voordeel uit kunnen halen.
Van iemand die zijn harem in brand stak naar dezelfde persoon die zijn volk opdraagt gewonde dieren te verzorgen met door hem aangeleverde en geïmporteerde buitenlandse boomwortels, het kan verkeren.

Boekentip voor vandaag:

The Edicts of Asoka

zondag 20 oktober 2013

Troll, don't feed the emperor

Keizer Julianus (331 - 363 n.Chr.) is een controversiële man in de geschiedenis. Afhankelijk van degene waar je mee spreekt is Julianus een held of een schurk van de hoogste orde. Dat is omdat hij de laatste Romeinse keizer was die weerstand bood tegen het opkomende christendom. Dit was omdat Julianus een boekenwurm was, een man met een uitzonderlijk talent, een filosoof, maar eigenlijk geen echte keizer.

Maar Julianus was ook een man uit een aanzienlijke familie, die van keizer Constantijn (±280 - 337 n.Chr.) die niet de moeite nam een goed plan voor zijn opvolging na te laten toen hij stierf. Zijn zoon Constantius II (317 - 361) wist met heel veel geweld de macht naar zich toe te trekken, maar dat betekende wel dat de hele familie van Constantijn op de boekenwurm na, dood was. Dit is dan bij uitstek zo'n moment waarop Constantius een collega nodig had om orde op zake te stellen in Gallië. Zoiets blijft in de familie, dus werd Julianus achter zijn boeken vandaan getrokken, kreeg hij een uniform aan en mocht hij een leger aanvoeren.


Julianus
Bron: Wikipedia

Opmerkelijk genoeg bleek Julianus een uitstekend generaal en wist hij in die hoedanigheid de liefde van zijn soldaten te vergaren, maar Julianus had ook een pestkop die het op hem gemunt had: de generaal Barbatio (overl. 359 n.Chr.). Volgens de Romeinse soldaat-historicus Ammianus Marcellinus (±330 - 400 n.Chr.) deed hij alles om Julianus dwars te zitten. Een bloemlezing (Romeinse Geschiedenis XVI.11.8-12):
In diezelfde tijd raakten de barbaren die aan onze kant van de Rijn woonachtig waren, door de komst van onze legers in paniek. Sommigen begonnen vakkundig versperringen van zware boomstammen aan te leggen op de wegen die toch al moeilijk begaanbaar en van zichzelf tamelijk steil waren. Anderen bezetten de eilanden waarvan er her en der nogal wat in de Rijn lagen en begonnen daarvandaan rauw en onheilspellend schreeuwend de Romeinen en de caesar uit te jouwen. Daardoor getergd wilde Julianus er een paar laten pakken en vroeg daarvoor van Barbatio zeven van de schepen die deze klaar had liggen om ze aaneen te koppelen tot pontons voor een oversteek van de rivier. Maar liever dan hem ter wille te zijn stak Barbatio ze allemaal in brand.[...]Er zat trouwens voor de soldaten weinig anders op dan te leven van wat ze zelf vergaard hadden, omdat ze, tot hun grote ergernis, van de proviand die voor hen kort daarvóór was aangevoerd, niets kregen: een deel daarvan had Barbatio zich namelijk, zonder zich van iemand iets aan te trekken, toegeëigend toen het transport in zijn buurt kwam, waarna hij de rest op een hoop had gegooid en in brand gestoken!
Uiteindelijk won Julianus ook deze strijd. Na Constantius' dood was hij zelfs nog een paar jaar alleen keizer. Een vergeten borstplaat en een speer maakten hier uiteindelijk een einde aan.

Boekentip voor vandaag:

Ammianus Marcellinus, Julianus, de laatste heidense keizer

vrijdag 18 oktober 2013

Als je wat te bewijzen hebt

Gekke keizers zijn een mooie bron van anekdotes en keizer Caligula (12 - 41 n.Chr.) was daarin zeker geen uitzondering. De keizer stond bekend om zijn bizarre acties. Of de keizer gek was, cynisch, of beide, dat kunnen we nooit weten, maar hij wist wel steeds iets nieuws te bedenken waar iedereen zijn wenkbrauwen bij ophaalde.

In 39 n.Chr. ontstond door één van de fratsen van de keizer een voedselschaarste in Rome. Omdat de keizer ze nodig had voor zijn projectje, waren er onvoldoende schepen beschikbaar om Rome van voldoende graan te voorzien. Caligula had zich namelijk in zijn hoofd gehaald om een weg te leggen over de Baai van Napels. De weg was zo'n 5 km lang en lag op het dek van een dubbele rij schepen. Toen het bouwwerk klaar was, reed de keizer er een paar dagen over op en neer met zijn paard.

De vraag rijst: waarom. De Romeinse biograaf Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) doet een duit in het zakje. Het waren niet de Germanen of de Britten die hij probeerde onder de indruk te krijgen en het was ook niet zo dat hij Xerxes de loef wilde afsteken. Suetonius had namelijk iets gehoord (Caligula 19.3):
Als jongen heb ik mijn grootvader dikwijls horen vertellen wat de ware reden was. De hofastroloog Thrasyllus had eens tegen Tiberius [(42 v.Chr - 37 n.Chr.)] gezegd, toen die zich zorgen maakte over zijn opvolger en zijn echte kleinzoon [Gemellus (19 - 37 n.Chr.)] daarvoor te kiezen: "Gaius [Caligula] zal net zo min keizer worden als dat hij ooit te paard over de Golf van Baiae zal rijden."
Caligula werd dus wél keizer. En een man die iets te bewijzen heeft, kan soms opvallende dingen presteren!

Boekentip voor vandaag:
Suiteonius, Keizers van Rome

woensdag 16 oktober 2013

Een goeie tragedie en een open deur

Zonder het te weten, kent iedereen een beetje Aristoteles (384 - 322 v.Chr.). Een tekst moet om een goede tekst te zijn, voldoen aan een simpele eis: het moet een begin, een middenstuk en een einde bevatten. Iedereen heeft deze kreet al eens gehoord bij werkstukken op school of bij het schrijven van documenten op het werk. Aristoteles heeft het hier vooral over toneelstukken, tragedies.

Zoals we eerder vaak genoeg hebben gezien, Griekse filosofen zijn vaak nogal uitgebreid in de toelichting van hun principes. Aristoteles heeft er een sectie in zijn werk Poetica (±335 v.Chr.) aan gewijd. Wat bedoelen we precies met begin, middenstuk en einde? Hij vertelt (Poetica 1450b):

Een geheel is datgene dat een begin, een middenstuk en een einde bevat. Een begin is datgene dat zelf noodzakelijkerwijs nergens op volgt, maar waarna iets is of komt. Een einde, bij contrast, is datgene dat in zijn aard ergens op volgt, ofwel noodzakelijkerwijs, ofwel als een regel, maar dat niets heeft dat erop volgt. Een middenstuk is datgene dat op iets volgt en waar iets anders op volgt.


Fijn, Aristoteles! Bedankt! Nu is het allemaal duidelijk.

Boekentip voor vandaag:

Aristoteles, Poetica
Jay Clayton, 'Online Games: Literature, New Media, and Narrative,' op Coursera.org. (gratis online cursus)

maandag 14 oktober 2013

Hoe een octopus het einde betekende

Eergisteren hebben we gezien dat de Griekse filosoof Diogenes van Sinope (404 - 323 v.Chr.) naast een doelwit voor boogschutters ging zitten. De boogschutter die in de buurt aan het oefenen was, zei ik, moest weggelopen zijn. Diogenes is namelijk niet omgekomen door een pijl van deze goedbedoelende amateur. Volgens Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) werd de filosoof bijna 90 jaar en stierf niet van ouderdom. Er zijn een aantal versies van zijn dood die de biograaf noemt. Twee daarvan hebben met een octopus te maken en een andere is helemaal in character. Diogenes Laërtius somt ze op (Diogenes van Sinope 76-77)
Diogenes zou bijna negentig jaar geweest zijn toen hij stierf. Aangaande zijn dood zijn er verschillende berichten. Eén daarvan is dat hij stierf door koliekpijnen die hij opgelopen had bij het eten van een rauwe octopus en dat hij zo zijn einde vond. Een andere is dat hij vrijwillig stierf door zijn adem in te houden [... door zijn lip stevig tegen zijn tanden dicht te houden...]. Een andere versie is dat hij, terwijl hij een octopus over de honden probeerde te verdelen, zo hard in de pees van zijn voet was gebeten, dat het zijn dood veroorzaakte.
Een opmerkelijke dood voor een opmerkelijke man en zeker niet een man waar we nu over uitgesproken zijn.

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, Lives of Eminent Philosophers II

zaterdag 12 oktober 2013

Weinig geduld voor prutsers

We zijn hem eerder tegengekomen, Diogenes van Sinope (404 - 323 v.Chr.), de vreemdste filosoof uit de Oudheid. Hij had zo zijn eigen manier om naar de wereld te kijken. Simpel gezegd: niets maakte hem wat uit. Door zijn houding werd hij populair, maar toch vooral als merkwaardige man. Het feit dat Alexander de Grote de moeite nam hem te bezoeken en te woord te staan, spreekt boekdelen.

Ook beledigen was geen probleem voor Diogenes. Een naamgenoot van hem, de Griekse filosofenbiograaf Diogenes Laërtius (3e eeuw n.Chr.) vertelt hoeveel geduld de filosoof had met prutsers (Diogenes van Sinope 68):
Toen hij een slechte boogschutter zag, ging hij naast het doelwit zitten met de woorden: "zodat ik niet geraakt word."
Dit moet voor de arme boogschutter reden geweest zijn om maar wat anders te gaan doen, lijkt me.

Boekentip voor vandaag:
Diogenes Laërtius, Lives of Eminent Philosophers II

donderdag 10 oktober 2013

Zorg dat je leger voldoende stinkt!

Wie computerspellen speelt waarin je met legers tegen elkaar vecht, weet het. Lichtbewapende soldaten verliezen vrijwel altijd van zwaarbewapende en soldaten met speren zijn een uitstekende manier om cavalerie te stoppen. Boogschutters zijn zwak tegen snel bewegende troepen, maar kunnen wel veel schade aanrichten bij dichtgepakte falanxen.

Dit zijn fysieke en functionele voordelen van de ene legereenheid ten opzichte van de andere. We hebben eerder gezien dat strijdwagens met zeisen gruwelijke taferelen veroorzaakten op het slagveld. Dit was naast bijzonder effectief tegen troepen ook een psychisch wapen. Wie vecht er op zijn niveau als je bang bent zomaar je been te verliezen? Olifanten waren hier ook succesvol in, want hoe verslag je die zomaar? Datzelfde geldt voor... kamelen.

Een Perziër leidt een kameel
Bron: Livius.org

Kamelen speelden een belangrijke rol in oorlogsvoering in het Midden-Oosten. Als ze goed getraind worden, kunnen ze de rol van een paard (dat veel minder sterk is in de omstandigheden in de woestijn) prima overnemen, maar ook in kameel-tegen-paard-gevechten zijn ze zeer bruikbaar. De Griekse filosoof en historicus Xenophon (±430 - 355 v.Chr.) meldt dat de Perzen gedurende de Slag bij Thymbra (547 v.Chr.) tegen de Lydiërs gebruik maakten van kamelen. Ondanks het feit dat de Lydiërs veel meer manschappen het veld op brachten, wonnen de Perzen. Xenophon verdedigt de verliezende bevelhebber (Cyropaedia VI.2.18):
Of [wat zou je doen] als je hoorde dat ze kamelen hebben waarop ze naar ons toe rijden en dat honderd paarden de aanblik van één kameel niet konden verdragen?
Paarden zijn bang voor kamelen. Volgens een andere Griekse historicus, Herodotus (±485 - 425/420 v.Chr.) konden de paarden niet alleen de aanblik van kamelen niet aanzien, maar gingen ze ook over hun nek van de geur (Historiën I.80.5). Het devies is dan ook: zorg dat je leger voldoende stinkt!

Boekentip voor vandaag:
Xenophon, The Expedition of Cyrus
Herodotus, The Histories

dinsdag 8 oktober 2013

Sjouwen met de goden

De Perzische koning Cyrus II de Grote (6e eeuw v.Chr.) is eerder verschillende keren besproken, vooral omdat van zijn opkomst interessante anekdotes zijn overgeleverd die door de Griekse historicus Herodotus (±485 - ±425 v.Chr) in zijn werk zijn opgetekend. Dit vertelt echter niet het hele verhaal, want in tegenstelling tot een aantal anderen is Cyrus veel meer dan een aantal interessante anekdotes. Cyrus stichtte één van de machtigste rijken uit de geschiedenis en is bovendien de geschiedenis in gegaan als een man met een fantastische reputatie.

Eén van de belangrijke bronnen over de koning is eerder in een editorial aan bod gekomen. Aan de hand van de Cyrus-Cylinder. Dit voorwerpje bevat een verslag van Cyrus' verovering van Babylon, alwaar hij een aantal beslissingen van de daar heersende koning Nabonidus (r. 556 - 539 v.Chr.) terugdraaide (Cyrus Cylinder 32-33):
Ik bracht de beeltenissen van de goden, die daar [in Babylon] verbleven, terug naar hun plaatsen en liet hen verblijven op hun eeuwige verblijfplaatsen. Ik verzamelde al hun inwoners en bracht hen terug naar hun huizen. Verder bracht ik, op bevel van Marduk [een belangrijke god], de grote heer, de goden van Sumer en Akkad [regio's in Zuid-Irak], die Nabonidus tot de woede van de heer van de goden had meegebracht naar Babylon, onder in hun woningen in hun fijne verblijfplaatsen.
Dit gesjouw met standbeelden toont de relatie tussen de mens en hun goden en laat zien dat het beeld van een almachtige en onkwetsbare god een relatief nieuw verschijnsel is. Eerder zagen we dat de Romeinen in staat waren goden te lokken. Dat ging dan nog uit vrije wil. Dat de goden uit Perzië en de landen in die regio door een koning tegen hun zin konden worden meegenomen en afhankelijk waren van de acties van een andere koning om terug naar huis te kunnen gaan, geeft een bijzonder beeld.

Boekentip voor vandaag:
Jesse Russell, Cyrus Cylinder

zondag 6 oktober 2013

Liever een orgie dan een veldslag

Je kunt bijen beter met honing lokken dan met azijn. Dat geldt voor de meeste dingen, ook voor oorlogsvoering en zéker bij goden, want die hebben altijd toch meer middelen om dingen geregeld te krijgen. Zo kwam de god Dionysos tijdens zijn omzwervingen op het idee om India en de rest van Azië te veroveren. De Macedonische auteur Polyaenus (2e eeuw n.Chr.) merkt op dat de god wel een leger bij zich had, maar die anders toepaste dan andere aanvoerders (Krijgslisten I.1.1):
Om toegang te krijgen tot de steden gedurende zijn Indiase expeditie, kleedde Dionysos zijn troepen in witte linnen en hertenhuiden, in plaats van glimmende harnassen. Hun speren waren gedecoreerd met klimop en de punten van de speren waren verborgen onder een thyrsus. Zijn bevelen werden gegeven door cymbalen en trommels in plaats van trompetten en zijn vijanden dronken voerend met wijn, danste hij met hen en voerde Bacchische [Dionysos wordt in het Latijn Bacchus genoemd] orgiën uit. Zo waren de krijgsmethoden die die generaal gebruikte bij zijn verovering van India en de rest van Azië.
Handig, een god zijn. Je hebt toch liever een orgie dan een veldslag, nietwaar?

Boekentip voor vandaag:
Polyaenus, Les Ruses de Guerre de Polyen

vrijdag 4 oktober 2013

"Maak je niet te druk!"

"Maak je niet te druk, want dat ik niet goed voor je hart!" Dat zal allemaal wel loslopen, zou je denken. Als je heel boos bent, moet je gewoon stoom kunnen afblazen en je uiten. Dat is goed, tenminste, zo zou dat moeten zijn. Misschien had mijn moeder toch wel een beetje gelijk. Waarschijnlijk weet mijn moeder niet wie keizer Valentinianus I (321 - 375 n.Chr.) was, maar hij is een mooi voorbeeld.

De keizer had tijdens zijn regeerperiode te maken met een aantal invallen van Germaanse volkeren. Er waren een aantal Romeinse legerkampen gebouwd aan de Germaanse kant van de Donau. Klachten van de Germanen leidden tot de listige actie van Marcellianus. Hij nodigde de leiders van verschillende stammen uit voor een banket. Tijdens het banket liet hij opeens de koning van de Quaden, Gabinius, doden. Daar werden de Quaden kwaad om. Ze staken met hun leger de grens over en sloegen aan het plunderen.

Het duurde een tijd voor de keizer kon ingrijpen, maar hij kreeg het wel voor elkaar. Volgens de Romeinse historicus Ammianus Marcellinus (±330 - 400 n.Chr.) werden de Quaden verslagen en begonnen de vredesonderhandelingen. Toen de onderhandelaars aangaven dat ze terecht kwade Quaden waren en dat ze geen kwaad wilden, maar niet konden instaan voor de andere Quaden, werd Valentinianus ook kwaad [sorry] (Romeinse Geschiedenis XXX.6.3):
De keizer kreeg daarop een enorme woedeaanval, en brieste, ziedend van drift toen hij begon te antwoorden, dat dit hele ondankbare volk vergeten was hoe goed hij het behandeld had, maar kalmeerde langzamerhand en werd wat redelijker, tot plotseling, alsof hij door de bliksem was getroffen, zijn adem afgesneden leek, zijn stem stokte en men hem vuurrood zag worden. Zijn hart haperde, doodszweet brak hem uit. IJlings brachten zijn toegesnelde lijfbedienden hem naar zijn privévertrekken om te voorkomen dat hij voor de ogen van het gewone volk in elkaar zou zakken. [vert.]
Valentinianus' woede bleek inderdaad niet goed voor zijn hart. Hij overeed nadat hij zichzelf letterlijk woedend doodgeschreeuwd had.

Boekentip voor vandaag:
Ammianus Marcellinus, Works

woensdag 2 oktober 2013

Hoe je van schapen belasting heft

De overheid haalt een groot deel van de inkomsten uit de belastingen van de bevolking. Dat is niets typisch Romeins en niets nieuws. Dit gebeurt al vanaf het begin van het bestaan van staten of staat-achtige inrichtingen van samenlevingen.

Waar de Romeinen weer wel bekend om geworden zijn, om om de manier van belasting heffen. Je kon bieden op de rechten om belasting te heffen in een regio. De rechten gingen naar degene die het meeste bood en dan kon je aan de slag om genoeg geld op te halen om winst te maken. Dit leverde een kans voor mensen om door uitbuiting aan zelfverrijking te doen, maar het levert wel sociale problemen op. Het is dan aan de autoriteiten om in de gaten te houden dat het niet meer kost dan het oplevert.

De Romeinse keizer Tiberius (42 v.Chr. - 37 n.Chr.) had hier wel wat op te zeggen, zoals de Romeinse geschiedschrijver Suetonius (69/70 - 140 n.Chr.) opmerkt (Tiberius XXXII.2):
Aan de gouverneurs die hele zware belastingen aanbevolen, antwoordde hij schriftelijk dat het de taak van een goede herder is om zijn schapen te scheren, niet om hen te villen.
De basis van hard, maar succesvol belastingbeleid.

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome