Tot 40% extra korting op winters assortiment!

woensdag 4 september 2013

Koningin Caesar en zijn overspelige vrouw

Julius Caesar (100 - 44 v.Chr.) ging scheiden van Pompeia Sulla, de dochter van de eerder genoemde Lucius Cornelius Sulla (±138 - 68 v.Chr.). Pompeia was namelijk betrokken geraakt bij een schandaal. Caesar was Pontifex Maximus (hogepriester) en er was een rite die plaats had in zijn woning, maar waar geen mannen bij aanwezig mochten zijn. Pompeia leidde de boel daar, maar de eerder genoemde controversiële politicus Publius Clodius Pulcher (±93 - 52 v.Chr.) was daar wel aanwezig en dat er geruchten gingen dat  Pompeia en Clodius een affaire hadden. De Romeinse historicus Lucius Cassius Dio (±155 - na 229 n.Chr.) vertelt wat Caesar deed (Romeinse Geschiedenis XXXVII.45.2):
[M]aar hij scheidde van zijn vrouw, hoewel hij zei dat hij het verhaal niet geloofde, maar dat hij niet langer met haar kon leven, omdat ze eens verdacht was van overspel; want een kuize vrouw moet niet alleen niet over de schreef gaan, maar ze mag niet eens onder boosaardige verdenkingen vallen.
Een harde lijn, dat zeker, maar hier valt wat voor te zeggen als het allemaal gaat om reputaties en, zoals eerder gezegd, huwelijken in de Romeinse tijd iets anders zijn dan tegenwoordig hier. Caesar kon het voor zijn reputatie niet hebben als zijn vrouw een vreemdgangster zou zijn.

Nu had Caesar zelf af en toe wel wat uit te leggen, bijvoorbeeld toen koningin Cleopatra VII van Egypte (69 - 30 v.Chr.) door Rome werd rondgeleid met haar buitenechtelijke zoon Ptolemaios Caesartje (47 - 30 v.Chr.). Een ander voorval betreft de geruchten dat Caesar "zijn kuisheid had neergelegd aan koning" Nicomedes IV van Bithinië (r.±94 - 74 v.Chr.) (zie: Suetonius, Julius Caesar 2). Dit leverde hem nogal wat grappen op. De Romeinse biograaf Gaius Suetonius Tranquillus (68/69 - 140 n.Chr.) tekent even doodleuk op waar hij het allemaal niet over zal gaan hebben (Julius Caesar 49):
Ik spreek niet van de alom bekende versregel van Licinius Calvus: "Al wat Bithynië en Caesars minnaar ooit bezeten hebben." Ik zwijg over de redevoeringen van Dolabella en Curio senior, waarin Dolabella hem "de rivale van de koningin" en "de beste plaats in 's konings bedstee" noemde en Curio sprak van "de stal van Nicomedes" en "het bordeel van Bithynië". Ook ga ik voorbij aan de edicten van Bibulus [de consul samen met Caesar], waarin hij zijn collega betitelde als "de koningin van Bithynië" en verder opmerkte "dat hij vroeger verliefd was op een koning, nu op het koningschap." [...] maar zelfs zei hij [Cicero] tegen Caesar, toen deze in de senaat pleitte voor Nyssa, de dochter van Nicomedes, en van de gunsten sprak die de koning hem had bewezen: "Bespaart u ons dat, wat ik u bidden mag. Wij weten heel goed wat hij u en u hem hebt geschonken." In de Gallische triomftocht ten slotte zongen zijn soldaten bij de spotverzen [een gebruikelijk onderdeel van de triomftocht] die gewoonlijk gedebiteerd worden door de deelnemers aan de optocht ook dit beroemd geworden lied: 
Caesar is 't die Gallië knechtte, Nicomedes knechtte hem.
Zie nu Caesar triomferen, die heel Gallië onderwierp,
maar niet koning Nicomedes, die toch Caesar onderwierp.
Het is dat je niet van jezelf kunt scheiden...

Boekentip voor vandaag:
Suetonius, Keizers van Rome

Geen opmerkingen:

Een reactie posten